Glorie en verval van de scheepvaart
op de Welzinge, Lemmer en Veergat
Zeilscheepvaart in lang vervlogen tijd.
Vele eeuwen vóór de ontwikkeling van de
stoomscheepvaart, bevoeren reeds zeilsche
pen rivieren, zee armen en zeeèn en brach
ten handelswaren van het ene land naar het
andere en van de ene plaats naar de andere.
Stormen en winden voerden de zeilschip
pers van weleer met hun ladingen naar de
plaatsen van bestemming en hun prestaties,
bereikt met aanvankelijk zeer primitieve mid
delen, verdienen onze blijvende bewondering
en ontzag.
Zonder behoorlijke instrumenten, kaarten
of andere navigatiemiddelen waren de ster
ren, de zon en de maan, in samenhang met
vogels en vissen die zij zagen, de enige
middelen die de oude zeevaarders konden
benutten voor het bepalen van hun koers.
Toch schijnen de Italianen reeds in de
14e eeuw zeekaarten te hebben gebruikt in
tegenstelling tot de Nederlanders, die tot
ver in de 16e eeuw slechts vrij vage kust-
beschrijvingen tot hun beschikking hadden.
Het was een Nederlander Lucas Jansz.
Waghenaer die in 1584 voor het eerst
zijn Spieghel der Zeevaerdt publiceerde,
welke de eerste verzameling zeekaarten in
boekvorm bevatte. Deze kaarten omvatten
de zeevaart langs de westkust van Europa,
van de Zuiderzee tot Cadiz.
Latere uitgaven werden uitgebreid met de
Faroër en zelfs met de noordkust van Rus
land en Nova-Zembla.
De gevaren waaraan schepelingen en la
dingen destijds waren blootgesteld, mag men
zeker niet onderschatten; menige zeeman en
menig schip verdween voor goed in de on
eindigheid van lucht en water of ging ten
onder in de branding langs de een of andere
kust.
Scheepvaart op Middelburg.
Reeds in de 15e eeuw kwamen door de
Welzinge in Middelburg veel schepen aan
van allerlei nationaliteit en met een veel
soortigheid van goederen. Zo trof men er
Duitsers, Hanzeaten, Spanjaarden, Fransen,
Portugezen, Italianen, Schotten, Engelsen en
natuurlijk ook Hollanders aan.
Het was in het bijzonder het stapelrecht
dus het recht tot opslag van allerlei
goederen, vooral van wijnen dat in de 15e
eeuw en in het begin van de 16e eeuw grote
welvaart bracht.
Door uitbreiding van zijn rechtsgebied
probeerde Middelburg de ontwikkeling van
Arnemuiden als handelscentrum tegen te
gaan en deze plaats aan zijn belangen
dienstbaar te maken.
Men mag aannemen dat Arnemuiden met
deze gang van zaken geen genoegen heeft
genomen en hevig verzet zal hebben ge
boden.
Aan deze economische machtsstrijd moet
een einde zijn gekomen, toen Arnemuiden in
1579 tot stad werd verheven.
In de 17e en de 18e eeuw werd de wel
vaart van Middelburg meer bepaald door de
handel met Oost-lndië, maar de in die tijd
gevoerde oorlogen waarbij vooral de Engel
sen en de Fransen nauw betrokken waren,
drukten hun stempel op scheepvaart en han
del.
De West-Indische Compagnie, die ook een
kamer in Middelburg had. schijnt zich even
zeer met de Kaapvaart, als met de normale
handel bezig te hebben gehouden.
Vooral gedurende de oorlog met Spanje,
maar ook nog daarna, werd deze zeeroverij
als een welkome en normale vorm van geld-
verdienen beschouwd.
Naderhand ging men zich meer op de
slavenhandel toeleggen, waarmee ook de in
1720 opgerichte Commercie Compagnie zich
heeft bezig gehouden. Als retourvracht nam
men dan normale handelswaren mee terug.
Verondieping der waterwegen en concur
rentie van de zich sterk ontwikkelende ha
vensteden Rotterdam, Antwerpen en Amster
dam. waren op het eind van de 18e eeuw
uiteindelijk de voornaamste oorzaken van
het verval van Middelburg als scheepvaart
en handelscentrum.
Scheepvaart op Arnemuiden.
Toch waren bij lange na niet alle schepen
die in lang vervlogen tijd de Welzinge en
de Lemmer bevoeren, voor Middelburg be
stemd, want reeds op het eind van de 14e
eeuw bezat ook Arnemuiden al een bloeiende
handel en scheepvaart.
Dit oude Arnemuiden lag toen langs de
zuidelijke oever van de Arne. In de eerste
helft van de 15e eeuw had het zozeer van
dijkvallen en overstromingen te lijden, dat
verder landinwaarts langs de Arne een
tweede Arnemuiden ontstond, dat door het
veelvuldig doorbreken der Arnedijken ook al
geen lang leven beschoren was.
In de tweede helft van de 15e eeuw ont
stond nogmaals een nieuw Arenemuiden op
dezelfde plaats waar het tegenwoordige
Arnemuiden nog ligt.
Heerste er in die tijd in Arnemuiden een
bedrijvigheid welke die van Middelburg aan
vankelijk overtrof, toch zag Middelburg op
den duur kans zijn rechtsgebied tot de rede
van Arnemuiden uit te breiden en deze stad
economisch aan zich te binden.
Zoals eerder opgemerkt kreeg Arnemui
den in 1579 zijn zelfstandigheid terug.
Mede als gevolg van zijn grote diepte
was de rede in de 16e eeuw een zeer be
langrijk knooppunt, waar goederen van zee
schepen in binnenschepen werden overge
laden om verder landinwaarts te worden
afgevoerd.
In de tweede helft van de 16e eeuw begon
de aanvoer van zout uit Frankrijk, dat in
Arnemuiden gezuiverd werd.
In die tijd lagen schepen met allerlei
lading vaak drie rijen dik op de rede op
lossing te wachten.
De welvaart had ook haar schaduwzijde;
de vele vechtpartijen die onder de zeelui
van velerlei landaard plaats vonden, zetten
de stad vaak in rep en roer.
Verdroging van de vaarwegen betekende
uiteindelijk ook voor Arnemuiden het einde
van de bloeitijd van handel en scheepvaart.
Op het einde van de 17e eeuw en in het
begin van de 18e eeuw waren alleen de
zoutnering en de visserij nog van belang.
Scheepvaart op Veere.
Naar het schijnt had het verdwijnen van
de havens van Westerschouwen en Vliete
(Noord-Beveland) in de 14e eeuw een gun
stige invloed op de ontwikkeling van han
del en scheepvaart in en naar Veere.
Het dieper en dus voor de scheepvaart
beter bevaarbaar worden van het Veeregat
en het in 1349 verkregen recht om vrij langs
alle grafelijke tollen van Holland en Zee
land te varen, werkte deze gunstige ont
wikkeling nog in de hand.
Het in 1444 gesloten huwelijk tussen
Wolfaart van Borssele, Heer van Veere, met
Maria Stuart, dochter van Jacobus de eerste
van Schotland, wordt als voornaamste oor
zaak gezien van het ontstaan van de Schot
se handel op Veere.
Daarnaast ontwikkelde zich omstreeks het
jaar 1500 een drukke scheepvaart op Noor
wegen. de Oostzeelanden. Engeland en Span
je, zodat het in die tijd in Veere en op de
rede een drukte van belang moet zijn ge
weest van binnenkomende en uitvarende
schepen.
Deze ontwikkeling bleef tot in de 16e
eeuw aanhouden en handhaafde zich tot in
de 17e eeuw, toen Veere grote welvaart
beleefde door de opslag van wol en laken
uit Schotland, zout uit Portugal, hout uit
de Oostzeelanden en wijnen uit Spanje.
In de loop van de 17e eeuw begonnen
zich echter reeds tekenen van verval te ver
tonen. Het verplaatsen van de Schotse sta
pel naar Dordrecht was hier een eerste
symptoom van.
Weliswaar kreeg Veere naderhand dit
stapelrecht weer terug, maar met de bloei
ervan was het gedaan.
Het ontstaan van de vrijhandel en de
toenemende concurrentie van andere haven
steden. in het bijzonder van Rotterdam, droe
gen bij tot een blijvend verval van handel
en scheepvaart.
Vormen en soorten van oude zeilschepen.
Alhoewel er over de bloeitijd van handel
en scheepvaart in Middelburg, Arnemuiden
en Veere vrij uitvoerige documentatie-mate-
riaal voorhanden is, zo zijn de gegevens
over de schepen zelf die vanaf de 14e tot en
met de 18e eeuw Welzinge. Lemmer en
Veeregat bevoeren en deze havens aande
den, zeer beperkt.
Wel kunnen we met zekerheid vaststellen
dat de toen gebruikte schepen alle van hout
vervaardigd waren. Het moeten kustschepen
zijn geweest en schepen die toen reeds
de oceanen moeten hebben bevaren. (Oost-
lndië. West-lndië en omgeving. Groenland).
Ook het aantal binnenschepen, dat de van
over zee aangebrachte goederen verder
landinwaarts moesten transporteren, moet
vrij groot geweest zijn.
Zowel van de binnenvaartuigen, als van
de meeste kustvaarders moet worden aan
genomen dat ze aanvankelijk vrij log geweest
moeten zijn met een rond achterschip en
een platte scheepsbodem, die het mogelijk
moest maken dat de vaartuigen tijdens laag
15