De
bosaanleg
in het Veerse
Meer gebied
De aanleg van de beplantingen rond het
Veerse meer is nu praktisch voltooid Velo
bezoekers van dit gebied zullen zich wel
licht afvragen hoe één en ander tot stand
is gekomen en wat er nu verder meo gaat
gebeuren. Gaarne wil ik daarom voldoen
aan het verzoek van de redactie om hier
over eens wat op papier te zetten.
Reeds lang voor de afsluiting van het
Veerse Gat in 1961 zijn een aantal mensen
begonnen met het maken van plannen voor
de inrichting van het toekomstige Veerse
meer. Deze plannenmakers waren vertegen
woordigers van rijk, provincie en gemeenten
aangevuld met enige deskundige adviseurs.
Zij verenigden zich in de zgn. ..Technische
Advies Commissie Drie-Eilandenplan". Eén
van hun eerste werkzaamheden betrof het
opstellen van een bestemmings- en land
schapsplan. Een plan met andere woorden
voor de wijze waarop de droogvallende gron
den in grote lijnen zouden moeten worden
ingericht om een zo aantrekkelijk mogelijk
gebied te verkrijgen dat daarbij kan beant
woorden aan verschillende doeleinden. Na
uitvoerige studie over gewenste bestem
mingen, eigendomsverhoudingen, landbouw-
visserij- en scheepvaartbelangen, natuurwe
tenschappelijke waarden, recreatieve moge
lijkheden en dergelijke, kwam in het voorjaar
van 1960 het landschapsplan Veerse meer
tot stand.
Om een dergelijk „nieuw" gebied in te
richten is een ver vooruitziende blik vereist.
Men moet zich immers een beeld kunnen
vormen van de situatie die over 50 jaar zal
ontstaan, wanneer de geplande beplantingen
zijn uitgegroeid tot volwassen bossen. Ten
tijde van het opstellen van het plan bestond
het huidige Veerse meer gebied uit een open
watervlakte met bij eb droogvallende zand
platen. Het gebied werd omzoomd door dij
ken van het oude land en silhouetten van
de stadjes en dorpen, met Veere als meest
markante daarvan. Na de afsluiting van het
Veerse Gat zou daarin een grote verandering
komen. De massieve Veerse dam. allerlei
vormen van recreatiebebouwing langs de
oevers en diverse nieuwe eilanden in het
meer zouden nieuwe elementen in het land
schap gaan vormen. Hiermee moeten de
opgroeiende bossen tenslotte een passend
geheel worden.
Het landschap wordt door de aanleg
van bossen ingrijpend beïnvloed. Daarnaast
moest ook rekening worden gehouden met
de doelstelling van het Veerse meer als
geheel. Het kreeg namelijk de aanduiding
„element van formaat voor de recreatie".
In wat normaler Nederlands vertaald wil dat
zeggen dat het gebied van groot nationaal
belang werd geacht voor de recreatie en dat
de kosten van aanleg en onderhoud voor een
groot deel door de overheid kunnen worden
gedragen. Dit laatste is uiteraard van groot
belang om het mogelijk te maken een der
gelijk groot en kostbaar project in korte
tijd klaar te krijgen.
Het is misschien interessant de ontwerper
van het plan eens een moment op zijn
„scheppende" weg te volgen. Als uitgangs
punten zijn aanwezig:
1. De doelstelling van het Veerse meer:
een natuur- en recreatiegebied van een grote
verscheidenheid.
2. De bodemgesteldheid die aanleiding
gaf om een groot deel van het middenge
bied van de 1800 ha droogvallende gronden,
met uitzondering van de Zandplaten, te be
stemmen voor agrarisch gebruik.
3. De verwachting, dat de aantrekkings
kracht van het gebied op de bezoekers zich
zou concentreren rond de afsluitdammen.
De gronden aan weerszijden van de Veerse
dam en de Zandkreekdam zouden daarom
zo sterk mogelijk moeten worden ontwikkeld
ten behoeve van de recreatie. Tussen deze
twee centra zou dan het gebied liggen
waarin de landbouwkundige- en natuurweten
schappelijke belangen prevaleerden.
4. Een volledig open landschap, door dij
ken omzoomd met een extreem winderig
klimaat.
5. Het oude stadje Veere. met de Grote
Kerk en de toren van het stadhuis als duide
lijke markante punten, vanuit grote delen
van het Veerse meer gebied zichtbaar.
De voornaamste functies van de bossen
in het Veersemeer-gebied zijn de verrijking
van het landschap en het dienen voor de
ontspanning van de mens in de vrije natuur.
De houtproduktie speelt hier een onderge
schikte rol. Na de afsluiting van het Veerse
Gat waren de droogvallende gronden uiter
aard zout. Hoe snel de ontzilting zou plaats
vinden en wanneer deze zo ver zou zijn
voortgeschreden dat tot bosaanplant zou kun
nen worden overgegaan was toen nog niet
20