Zeeland nu en straks: OOK RECREATIELAND dat de padvinderij en de „De Ruyterschool" uit Vlissingen hier een „buitencentrum" zul len krijgen, terwijl een voet- en rijwielpad de oeverstrook van de landzijde gaan ont sluiten. Dan maken we via Veere, Vrouwenpolder een sprong over de Veerse dam naar de Noord-Bevelandse oever. Hier ligt momen teel het grootste bos van Midden-Zeeland op de Schotsmanplaat. In de jaren 1962 tot en met 1965 is ca 130 ha bos aangelegd. We treffen er de oudste beplantingen van het Veersemeer-gebied aan. In dit gebied zal binnenkort met de ver dere inrichting zowel van de bosgebieden als van open terreinen worden begonnen. Verharde wegen en parkeerplaatsen zullen het terrein op sommige plaatsen beter be reikbaar maken voor automobilisten, andere gebieden zullen juist voor hen worden afge sloten. Gemotoriseerden, wandelaars, fiet sers, ruiters en hengelaars zullen allen aan hun trekken moeten kunnen komen, een mooie maar niet altijd even eenvoudige op gave omdat ook hier nogal eens wil gelden: „Zoveel hoofden, zoveel zinnen". Hoewel de bezoekers van het Veersemeer- gebied zich voor een zeer groot deel zul len blijven richten op het water en de bossen daarbij een achtergrondfunctie vervullen, zal toch bij de inrichting rekening worden ge houden met de mogelijkheid om bijvoorbeeld bij minder goed weer ook in het bos een aantrekkelijke verpozingsmogelijkheid te vinden. Aan de zuidkant van de Schotsman op de Ruiterplaat ligt een groot terrein klaar om als recreatiecentrum te worden ingericht. Voorbij Kamperland voert een nieuwe weg ons naar de Goudplaat, waarvan de zuidpunt als natuurreservaat beheerd wordt door de stichting „De Beer". Het bosgebied is ge deeltelijk aangelegd in 1965/66 en gedeel telijk in de winter 1968/69. In verband met hetgeen in voorgaande is gezegd over het machinale onderhoud is het misschien interessant om te wijzen op een enigszins anders opgezette aanleg van de jongste beplantingen aan de oostkant van de Goud plaat. Hier is een bepaald systeem van menging aangehouden, dat het mogelijk maakt om later één gehele rij vulhout uitsluitend be staande uit elzen, af te zetten. Zo tracht ook de bosbouwer steeds bij te blijven met de moderne ontwikkelingen, waarbij in dit geval nog de noodzaak komt om uit te pro beren wat de beste werkmethoden zijn om later in de zoveel grotere complexen van het Grevelingenbekken en het Zeeuwse Meer te weten wat het beste voldoet. Als laatste object, maar zeker niet het minst belangrijke, rest dan nog „De Ha ringvreter". het eiland in het Veerse meer. Het middengedeelte, ca 25 ha, is bebost in de jaren 1964/65. Dit eiland neemt ui teraard een aparte plaats in doordat het alleen bereikbaar is voor hen die over een boot beschikken. Voor de watersporters ous een ideaal verpozingsgebied. Dit maakt ook dat het bezoek aan het bos nooit zo massaal zal zijn. Voor wie de rust zoekt is de Haringvreter daarom van grote waarde. Rond het bos grazen New Forest ponies en paarden in grote vrijheid, hetgeen de attractie van het eiland vergroot. Wel is het jammer dat een klein gedeelte van de bezoekers niet altijd de weelde van grote vrijheid kan verdragen. Waarom moest het hooi dat voor de paarden was gemaaid en tot balen geperst, worden vernield? Zo zal er de komende jaren nog veel zijn te doen in en om de bosgebieden rond en in het Veerse meer. Er zijn nog vele wensen die vervuld moeten worden. De ruitersport heeft behoefte aan ruiter paden met natuurlijke hindernissen en aan een route om het meer heen; speciale voor zieningen zijn gewenst voor het te water laten van kleine bootjes; aangeduide rond wandelingen langs interessante gebieden zul len wellicht aan een behoefte voldoen. Met vereende krachten wordt geprobeerd om het gebied zo gevarieerd en aantrekke lijk mogelijk te maken. De bossen groeien nu daar. waar acht jaar geleden nog water was. Het zal nog lang duren voor er in het Veersemeer-gebied indrukwekkende oude ei ken staan zoals we die in het binnenland kennen, want het oude gezegde: „boompjes groot, plantertje dood' zal ook hier gelden. Maar het begin is gemaakt. Het is nu de taak van ons als „inrichters" en van u als gebruikers om te trachten gezamenlijk het Veerse meer met zijn veelzijdige betekenis mooi te houden. ir. P. H. Pels Rijcken. In een vorig artikel is beschreven hoe de ontwikkeling van Zeeland in de komende jaren mogelijk zal kunnen zijn („Zeeland rond 2000" Veerse Meer Gids no. 6). Daarbij werd een aantai aspecten van deze ontwikkeling kort belicht nl. het wonen, het werken en de recreatie. In dit artikel zal één van deze 3 aspecten nl. de recreatie nader worden bezien. Algemene beschouwing. Het toerisme in Zeeland is nog maar kort een massaverschijnsel. In 1954 bedroeg het aantal overnachtingen ca 750.000, in 1968 ca 5.600.000. Dit betekent een stijging met gemiddeld ongeveer 15% of 350.000 over nachtingen per jaar. Het aantal slaapplaatsen onderging een aanzienlijke uitbreiding, nl. van ca 59.000 in 1962 tot 132.000 in 1968. Ook hier een belangrijke vermeerdering, nl. met gemiddeld ruim 14% of 12.000 slaapplaatsen per jaar. Er zullen waarschijnlijk weinig gebieden in Nederland zijn waar de recreatie een derge lijke spectaculaire groei vertoonde als in Zeeland. De recreatieruimten zijn niet gelijkmatig over het grondgebied van de provincie Zee land verspreid. In sommige gebieden is de invloed van de recreatie gedurende de zo mermaanden duidelijk te merken, in andere is zij vrijwel van geen betekenis. Indien men bijvoorbeeld weet dat een gemeente als Wes- terschouwen met bijna 4.200 (permanente) inwoners, in de zomermaanden meer dan 40.000 recreanten heeft, m.a.w. dat er op elke inwoner 10 gasten zijn dan is het dui delijk, dat een dergelijk bezoek niet zonder invloed is. Op deze invloed, hoe interessant ook. hetzij in positieve-, hetzij in negatieve zin, zal hier niet nader worden ingegaan, wel op de spreiding van het bezoek. Naar de plaats waar deze geschiedt kan men in Zeeland drie vormen van recreatie onderscheiden nl.: 1. de recreatie in de kuststrook, 2. de recreatie op en langs de watersport gebieden, 3. de recreatie in het overig gebied van Zeeland Onder de recreatiegebieden in Zeeland neemt die in de kuststrook, d.w.z. in de kuststrook van Schouwen-Duiveland, Wal cheren en west-Zeeuws-Vlaanderen, een do minerende plaats in. Dit komt duidelijk tot uiting in tabel 1 en fig. 1. Tabel 1: Verdeling slaapplaatsen 1962, 1968, 1985 in Zeeland. 1962 1968 abs. abs. abs. Kuststrook 54.750 92.8 108.700 82.4 255.000 75.7 Watersportgeb. 2.300 3.9 13.210 10.0 57.000 16.9 Overig Zeeland 1.950 3.3 10.000 7.6 25.000 7.4 Zeeland 59.000 100.0 132.000 100.0 337.000 100.0 Beschouwing van deze cijfers leert echter evenzeer, dat andere gebieden in opkomst zijn. Het Veerse meer, ontstaan in 1961, was in 1962 wat inrichting betreft voor de recreatie nog nauwelijks interessant. Thans echter vindt men hier reeds 10% van de recreatie-accommodatie welke in geheel Zee land aanwezig is. Een ongeveer overeenkomstige toeneming ziet men in overig Zeeland: ook hier de laat ste jaren een aanzienlijke vergroting van het aantal slaapplaatsen. Ondanks deze relatieve afneming gedurende deze 6 jaar van de concentratie van accommodaties in de kust strook blijft dit gebied de belangrijkste re creatieruimte van Zeeland. De vermeerdering van het aantal slaapplaatsen gedurende deze periode in haar totaliteit beziende blijkt na melijk dat zij voor meer dan 70% tot stand kwam in de kuststrook. De tendens tot spreiding van het bezoek die in de afgelopen 6 jaar duidelijk te zien was. zal zich de komende jaren voortzetten: het Veerse meer zal als gevolg van de ver dere inrichting (het maken van eilandjes, aanlegsteigers, bossen, etc.) een voortgaan de vergroting van de capaciteit en van de aantrekkelijkheid ondergaan, de Grevelingen zal na 1971 een belangrijke functie voor een groot aantal recreanten kunnen gaan ver vullen, evenals na 1978 het Zeeuwse meer. Als gevolg van de ingebruikneming van deze nieuwe gebieden zal het aantal mogelijk heden tot recreatie en daarmede van de spreiding van het bezoek, toenemen. Ook in deze situatie blijft de kuststrook blijkens tabel 1 echter het belangrijkste recreatie gebied. In het navolgende zal op de recreatie in de kuststrook en de watersportgebieden nader worden ingegaan. De recreatie in overig Zeeland zal niet afzonderlijk worden behandeld. Het recreëren geschiedt hier in de vorm van wandelen, fietsen, autorijden door landschappelijk aantrekkelijke gebieden (A.N.W.B. toeristische routes: de Wester- schelde route door Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Beveland, de Midden-Zeeland route door Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland en voor een gedeelte samenvallend met de Wester- schelde route en de Schouwen-Duiveland route), daarnaast door het verblijven in een tweede woning of op een kampeerterrein. Gezien het aantal slaapplaatsen dat men hier aantreft, dat echter moeilijk is te schat ten maar zeker 10.000 bedraagt, vervult dit gebied voor de recreatie eveneens een be langrijke functie. 1. De recreatie in de kuststrook. Onderstaande tabel geeft een indruk van de ontwikkeling welke hier gedurende de laatste jaren plaats vond. Tabel 2: aantal slaapplaatsen 19621968. absoluten procenten 1962 1968 1962 1968 Hotel/pension 5.550 7.600 10.1 7.0 Zomerhuis 5.650 11.600 10.3 10.7 Gemeubileerd 11.200 14.350 20.5 13.2 Kamperen 28.450 69.950 52.0 64.3 Overig 3.900 5.200 7.1 4.8 Totaal 54.750 108.700 100.0 100.0 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1969 | | pagina 20