zeewater voor. Men was door de snelle voortplanting en de verbreiding tot in de uiterste hoeken van het meer verrast. Of het dier zich in het Veerse meer voortplant is nog niet te zeggen. Dit is wel waarschijn lijk. Zeker is het mogelijk dat met het water uit de Oosterschelde via de sluis van Kats larven van de worm meekomen. WAT ZIJN DE GEVOLGEN? Wanneer men kennis genomen heeft van de rampzalige gevolgen van het optreden van de paalworm in de achttiende eeuw, vraagt men zich af, wat nu de consequenties zijn. Voor u en voor mij, die in het Veerse meer zwemmen en er op varen, is er geen verandering in de aantrekkelijkheid van het Oeververdediging. Een probleem in het Veerse meer. Er is door de deltadienst van de Rijks waterstaat na de afsluiting reeds heel wat werk verricht om het gebied aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Eén van die zaken is, dat men nog steeds problemen heeft met het beschermen van de oever tegen de windgolven. Het kabbe lende water knabbelt op verschillende plaat sen over een grote lengte aan de oevers. Hoewel men verwacht, dat dit proces niet zal blijven doorgaan en er na verloop van tijd een evenwicht zal komen, wil men toch al te veel verlies van oever voorkomen. Er is door eerder genoemde dienst een plan uitgewerkt om o.a. met een grint- bestorting die gedeelten waar dit het drin gendst nodig is te beschermen. Deze verdediging komt bij de Piet, de Goudplaat, de Schotsman, de oude Middel burgse haven en de Haringvreter. Het werk is enige tijd geleden aanbesteed en gegund aan de Combinatie Zinkwerken voor 777.700.exclusief BTW. Men hoopt het werk voor het watersport seizoen klaar te hebben. Mutaties bij Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer heeft vanaf het begin een belangrijke taak gehad in het Veerse meer-gebied. Er is in de loop van de tijd, na de af sluiting heel wat bos aangeplant rond het meer. Hierbij heeft de consulent voor Zeeland, de ingenieur P. H. Pels Rijcken, veel werk verzet. Voor het grootste gedeelte heeft volgens de plannen de beplanting reeds plaats gevonden. Zowel op de Haring vreter, als bij de Piet en op de Schotsman krijgt de beplanting al bos-allures. Deze bebossing zal straks aan het Veerse meer- water. De paalworm zit in bepaalde hout soorten en blijft daarin. Het is een geluk, dat de steigers en meerpalen in de verschil lende jachthavens om het meer, van Walaba, een tropische hardhoutsoort, zijn. Om de paalworm geheel terug te kunnen dringen zal het echter nodig zijn om alle zachte houtsoorten weg te halen uit het Veerse meer. Alleen op deze wijze zal het dier, omdat het zijn voedingsbodem kwijt raakt, uitsterven. Bezitters van houten bo ten behoeven niet bezorgd te zijn, indien zij hun boten op de normale wijze van een beschermingslaag(lak) voorzien. Al was de ontdekking van de paalworm in het Veerse meer alarmerend, ook nu weer zal, evenals in de achttiende eeuw, de mens de overwinning behalen. gebied het nieuwe gezicht geven en voor de nodige beslotenheid en dekking zorgen. Met ingang van 1 januari l.l. is de heer Pels Rijcken overgeplaatst naar de pro vincie Utrecht Op 15 december vorige maand, was er in de kampeerschuur van Staatsbosbeheer op „Den Inkel" te Kruiningen gelegenheid om afscheid van hem te nemen. Een groot aantal personen uit velerlei kringen kwamen hier om de heer Pels Rijcken ten afscheid de hand te drukken. Wij betreuren zijn vertrek, niet alleen om dat hij een goed vakman is, maar ook omdat er met hem op de verschillende terreinen een prettige en vruchtbare samenwerking kon zijn. Dat hierbij de prettige voorko mendheid in de persoon een belangrijke rol speelde willen we hier graag memoreren. Als opvolgers van de heer Pels Rijcken zijn benoemd twee consulenten. Het zijn de heren ir. J. J. Kalb en ir. F. N. Zwart. Eerstgenoemde wordt belast met de ta ken op het gebied van bosbouw en het na tuurbehoud, terwij! de heer Zwart de land schapsbouw voor zijn rekening zal nemen. Waarschuwingssysteem voor het Veerse meer Door de directeur van „Het Veerse Meer" is een waarschuwingssysteem voor het Veer se meer ontworpen. Het bestuur van het recreatieschap had hierom gevraagd, nadat in net afgelopen jaar drie Belgische zeilers op het meer waren verdronken. Het ontwerp voor dit waarschuwingssys teem was het hijsen van een sein op een zevental punten van het meer als er een weersverslechtering werd verwacht. De rijkshavendienst verklaarde zich in beginsel bereid om telefonisch aan de ver schillende posten deze verwachte weersver slechtering door te geven. Van de zijde van de georganiseerde wa tersport waren er nog al wat bezwaren. De wel te begrijpen vraag was o.m. wanneer moest worden gewaarschuwd. Omdat men ook nog andere bezwaren had. zal men nog eens op korte termijn bezien wat er gedaan moet worden en op welke wijze dit moet geschieden om de watersport goede infor matie te geven. Ook zij hebben het goede voor met Zeeland. In één van de laatste nummers van het Zeeuws Tijdschrift hebben drs. C. de Schip per en drs. S. P. van der Zee, medewerkers van het E.T.I. voor Zeeland, ieder een ar tikel geschreven. Het artikel van de heer De Schipper was getiteld: „Goede en kwade kansen van zee havenontwikkeling". Dat van de heer Van der Zee: „Zo moet het in Zeeland niet". We willen niet op de inhoud van de ar tikelen ingaan. Wij zijn het er volledig mee eens. Zij die er interesse in hebben raden wij aan zeker kennis te nemen van de ziens wijze van beide heren. Hun conclusie is, dat een fundamenteel <debat over de doelstellingen van de Zeeuwse samenleving en dus over de gewenste rich ting van het beleid dringend nodig is. En daar komt zowaar de heer A. J. Ka- land, lid van Gedeputeerde Staten van Zee land, in een politieke vergadering, bezwaar maken tegen de artikelen van de heren De Schipper en Van der Zee. Hij vond dat deze wetenschappelijk ge vormde mensen in die artikelen emotioneel hebben gereageerd. De heer Kaland vond het onwezenlijk om nu al te gaan jeremi- eren. Wij weten, dat de heer Kaland niet erg over „inspraak" te spreken is. Het is ook onmogelijk dat „de kiezer" wil meepraten. Wij zijn er echter blij mede, dat weten schappelijk geschoolde mensen, die het goe de met Zeeland voor hebben, meedoen aan opinievorming. „De Stem" schreef in een commentaar de uitspraak van de heer Kaland verbazing wekkend te vinden. „Het zou hem moeten verheugen, dat wetenschapsmensen in Zee land deelnemen aan opinievorming over za ken, die aller welzijn raken, in plaats van zich op te sluiten in een technocratische burcht". De tweede woning. Door de Koninklijke Nederlandse Toeris tenbond werd in samenwerking met de stich ting Recreatie op 25 november in het RAI- congrescentrum in Amsterdam de jaarlijkse recreatiestudiedag gehouden. De dag stond in het teken van „het kleine buitenverblijf" (de tweede woning). Een aantal belangrijke inleidingen vormde stof voor discussies. In 1964 werd geschat, dat er 80.000 tweede woningen in ons land voorkwamen. In 1969 bleek dit aantal tot ong. 150.000 te zijn opgelopen. De ontwikkeling gaat dus zeer snel. In ons land is er nu een tweede woning- bezit van plm. 1 op de 25 gezinnen. In Zwe den was dit in 1963 al 1 op de 8. In Dene marken in 1959 1 op 20 en in Frankrijk in 1968 vermoedelijk 1 op de 10 gezinnen. Een prognose voor 1985 en het jaar 2000 noemt als tweede woningen respectievelijk de cijfers 600.000 en 1.200.000. De hiervoor benodigde oppervlakte zal in het jaar 2000 ongeveer 75.000 ha bedragen. Men verwacht aan deze grote behoefte aan grond te kunnen voldoen omdat grote hoeveelheden landbouwgrond in het kader van de EEG (plan Mansholt) uit cultuur zullen worden genomen. (Uit de inleiding van prof. dr. ir. F. M, Maas). 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1970 | | pagina 12