Kom naar het Veerse meer in voor- of najaar neem vakantie in voor. of nazomer De Kolgans is een soort die in zijn Neder landse winterkwartier een voorkeur heeft voor overstroomd of dras, uitgestrekt gras land. Omdat dit soort terreinen in Neder land door de verbetering van de ontwatering geleidelijk in aantal en oppervlakte afneemt, is het een steeds vaker voorkomend ver schijnsel Kolganzen te zien op drogere graslanden. Door het inzaaien van gras op een deel van de voormalige slikken van het Veerse meer is daarom in een belangrijke behoefte voorzien. Dit blijkt ook wel uit de grote aantallen die elke winter weer in januari en februari in het Veerse meer te zien zijn. 2. De Rietgans. Deze soort is eigenlijk veel minder goed bekend als de Kolgans, vermoedelijk om dat zij zelden in grote concentraties voor komt. In normale winters is deze soort in Nederland met 4000 - 5000 exemplaren aan wezig. In tegenstelling tot de al besproken Kolgans overwintert deze soort in kleine familie-verbanden. De broedgebieden van de Rietganzen lig gen voor een deel in de toendra's, maar ook in de moerassige delen van de naaldwouden ten zuiden van de toendra's en in het noor den van Scandinavië zelfs hoog in het ge bergte aan de oevers van kleine meertjes. De afstanden die de Rietganzen moeten af leggen op hun weg naar de Nederlandse winterkwartieren zijn aanmerkelijk korter dan die van de Kolganzen. De meeste Rietganzen overwinteren dan ook niet in dit deel van West-Europa, maar in de gebieden rondom het zuidelijk ge deelte van de Oostzee. De pleisterplaatsen van de in Nederland overwinterende Riet ganzen liggen vooral in het gebied van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse stromen. Volledigheidshalve dient nog te worden opgemerkt dat men de soort Rietgans" nog verdeelt in twee ondersoorten, de Grote Rietgans en de Kleine Rietgans. Het boven staande heeft voornamelijk betrekking op de Grote Rietgans. De Kleine Rietgans, die in Spitsbergen broedt, komt niet regelmatig voor in het gebied van het Veerse meer. 3. De Rotgans. Deze soort pleistert in Nederland alleen in het gebied van de Waddenzee en in Zee land, dus in het zuidelijk deel van het Deltagebied. Men neemt aan dat in Neder land elk jaar niet meer dan 4000 Rotganzen tegelijkertijd aanwezig zijn. De Rotgans broedt in Europa alleen maar op de noordelijke eilanden: Spitsbergen, Frans Jozefsland en Nova Zembla. De in Nederland overwinterende Rotganzen komen bijna allemaal uit N.W. Siberië; die uit Spitsbergen en Frans Jozefsland brengen de winter overwegend door op de Britse eilanden. Sinds 1932 is de Rotgans sterk in aantal achteruit gegaan. Men vermoedt dat van de oorspronkelijke populatie nog maar 10 °/o over is. Als voornaamste oorzaak van deze achter uitgang wordt gezien de achteruitgang van het voornaamste voedsel van de Rotgans: het zeegras. Deze plant heeft enorm te lij den gehad van een ernstige schimmelziekte, waardoor zij van algemeen tot zeer zeld zaam is geworden. De Rotganzen hebben „geleerd" genoe gen te nemen met ander voedsel, zij het ten koste van enorme offers. Het is opmerkelijk dat de verspreiding van de Rotganzen in het zuidelijk Deltagebied nauw samenhangt met de verspreiding van hun tegenwoordige voed sel in hetzelfde gebied. Het zijn planten die uitsluitend groeien op de buitendijkse slik ken en schorren. Het aantal pleisterplaatsen van Rotganzen is de laatste jaren wat toe genomen. In het Deltagebied zijn de Gre- velingen, de omgeving van de Plompetoren op Westen-Schouwen, de Krabbekreek, de Brabantse westkust en het Veerse meer steeds meer in trek bij de Rotganzen. Aan genomen moet worden, dat na de afslui ting van de Grevelingen (in 1970/1971) en de Oosterschelde (in 1978), de Rotganzen uit het Deltagebied zullen verdwijnen, om dat dan niet langer geschikt voedsel ter be schikking is. als gevolg van de verzoeting van het water. 4. De Brandgans. Nederland is het belangrijkste overwin- teringsgebied van de Brandganzen uit Noord-Europa. Deze soort kwam vroeger in kleinere aantallen in Nederland voor dan tegenwoordig. Maar men neemt nu steeds grotere groepen waar, meestal in gezelschap van andere soorten. In de overwinteringsgebieden van Noord- Duitsland is een achteruitgang geconsta teerd in het aantal dat daar elk jaar over wintert. Men vermoedt dat dit veroorzaakt is door overbejaging op slaap- en fourageer- plaatsen. In Nederland wordt de Brandgans beschermd. Men schat dat de totale wereld populatie niet groter is dan circa 30.000 individuen. Weet men dat er jaren zijn dat niet minder dan 20.000 individuen tegelijker tijd in ons land overwinteren, dan blijkt wel hoe belangrijk Nederland op het ogenblik is voor het voortbestaan van deze vogel soort. Dit brengt grote verantwoordelijkheid met zich mee voor de beherende instanties. De Brandgans broedt op de rotskusten en in de rotsmoerassen van het middendeel van oostelijk Groenland, Spitsbergen, het zuid eiland van Nova Zembla en misschien Frans Jozefsland. De Brandganzen die in Nederland over winteren zijn afkomstig van Nova Zembla en misschien Frans Jozefsland. De Brand ganzen van Groenland en Spitsbergen over winteren op de Britse eilanden. Ondanks het jachtverbod loopt de Brand gans toch nog steeds gevaar terzijnertijd uit ons land te verdwijnen. Zijn overwinterings gebieden zijn voornamelijk laaggelegen en drassige graslanden en kwelders van het kustgebied. Het zijn juist deze biotopen die als gevolg van de verbetering van de ont watering van graslanden en de realisatie van de Deltawerken dreigen te verdwijnen. Goede alternatieven liggen (nog) niet voor de hand. In het totaal zijn in Nederland 31 pleis terplaatsen voor Brandganzen bekend. De grootste ligt in het noord-oosten van Fries land: de Bantpolder waar wel tienduizend Brandganzen tegelijkertijd zijn gezien. Uit het voorgaande is nu wel duidelijk dat Nederland een zeer belangrijke rol vervult als overwinteringsgebied voor ganzen. In dit opzicht hebben we een verantwoordelijkheid tot over de landsgrenzen. Het hangt er he lemaal vanaf hoe zwaar deze verantwoor delijkheid voor ons geldt. Direkt economisch voordeel zal het behoud van ganzenterreinen niet hebben. Wel zal de leefbaarheid van ons land en daardoor ons welzijn er mee gebaat zijn. Want ganzengebieden hebben in de lente en zomer nog een grote beteke nis als weidevogelgebieden. Het hangt er nu maar vanaf wat de bestuurders, planologen, waterstaatkundigen enz. willen. Welvaart in een onleefbaar land of welzijn in een land waar de stijging van de produktie iets (of veel) langzamer gaat. Voordelen Minder vakantieverkeer op de weg. -Meer rust op caféterrasjes, in de parken, in de zwembaden en op het strand. Meer plaats in treinen en autobussen. -Meer keuzemogelijkheid voor het vinden van een plaats in hotels, appartementen, pensions, maar ook het goede kampeerplekje. Meer mogelijkheid voor een vakantie om eens extra uit te rusten. DAAROM: mijd de pi 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1970 | | pagina 21