Het ra schip was een harde veeleisende
werkgever en de goede matrozen waren er
dan ook van doordrongen dat in bepaalde
situaties hun leven afhing van de samenwer
king met hun scheepsmakkers. Men stelle
zich even voor dat er in winternachten tij
dens vliegend stormweer zeilen ingenomen
moesten worden en er moest worden ge
werkt met laarzen en oliegoed aan, staande
op de draden onder de ra's ..met één hand
voor zichzelf en één hand voor het schip".
Geen circusartiest zou hen dit hebben kun
nen nadoen.
Als regel was de bemanning aan boord
van het grote vaart zeilschip internationaai,
ofschoon er van enige spraakverwarring
meestal geen sprake was.
De kern van de beroepszeelui waren de
solide en gedegen mensen, die om welke re
den dan ook, reeds op zeer jeugdige leef
tijd naar zee waren gegaan. Ze waren door
gaans ongetrouwd gebleven en het schip was
hun thuis, soms onderbroken door een kort
verblijf in een zeemanshuis ergens ter we
reld.
Aan de wal voelden zij zich feitelijk niet
meer thuis en in de havenkroegen slonk hun
gage als sneeuw voor de zon.
Ze waren in hun vak zeer bekwaam, eisten
weinig en waren bereid veel te geven. Ze
moesten het stellen met een zitplaatsje op
een bank. een plaats voor hun zeemanskist
en voor hun oliegoed en verder hadden ze
een kooi om in te slapen. Een plunjezak, een
marlspijker, een zeilhand, wat zeilnaalden en
een goed scherp mes completeerde vaak hun
gehele bezit. Dit type mensen is vrijwel uit
gestorven.
Velen stierven jong, hetzij aan koortsen of
omdat de zee hen opeiste. Zij die overble
ven waren reeds op leeftijd toen de tijd
van het zeilschip voorbij was.
Waar zijn ze gebleven.
Als variant op het bekende liedje kan
men zich ook afvragen waar die beroemde
zeilers van weleer wel gebleven mogen zijn.
Tussen de beide wereldoorlogen in zullen
de meeste van hen wel gesloopt of zo maar
ergens gezonken zijn.
De Avenir" was een droevig lot be
schoren. Nadat Erikson dit schip van de
hand had gedaan, kwam het in bezit van
de Hamburg Amerika lijn onder de naam
Admiraal Karpfanger". Het werd in de
graanvaart gebracht als opleidingsschip voor
toekomstige zeelui.
Op 20 september 1937 vertrok dit 2853
reg. ton grote schip uit Hamburg met be
stemming Port Germein in Australië. Het be
reikte zijn bestemming op 4 januari 1938.
Buiten de normale bemanning waren er nog
44 leerlingen aan boord van 20 jaar en jon
ger.
Geladen met tarwe vertrok de viermaster
in februari op de thuisreis via Kaap Hoorn
Op 12 maart had men voor het laatst radio
contact met het schip. Daarna heeft men
er nooit meer iets van gehoord.
In juli 1938 werd tussen de eilanden
in de buurt van Kaap Hoorn wrakhout ge
vonden, waaronder een versplinterd gedeelte
dekhuis met een metalen plaatje erop. Het
bleek van de Karpfanger te zijn. Van be
manning en leerlingen is niets meer gevon
den.
De hierbij afgedrukte foto, welwillend door
het Nationaal-Scheepvaartmuseum in Ant
werpen afgestaan, toont de vroegere ,,1'Ave-
nir" in zijn volle glorie.
De Penang, de Killoran en de Olivebank
gingen in de 2e wereldoorlog verloren en de
Winterhude werd gesloopt. De Pommern, die
in 1953 nog in Mariehamn aan de kade lag
is verdwenen. Lloyd's Register of Shipping
heeft geen spoor van dit schip meer kunnen
ontdekken. De Viking schijnt te worden ge
bruikt als stationair schoolschip en ligt in
Gothenburg. De Arethusa de Peking van
de fa. Laeisz ligt onttakeld in Londen,
terwijl de Moshulu in 1953 nog in Stock
holm lag en gebruikt werd als drijvend
graanpakhuis. Het is mogelijk dat ook de
Archibald Russel nog ergens onttakeld in
een Engelse haven ligt.
De Pamir en de Passat werden in 1950
voor de sloop naar België verkocht. Op het
laatste moment kocht een Hamburgse reder
beide schepen terug. Ze voeren daarna als
opleidingsschip voor toekomstige stuurlieden
in hoofdzaak in de graanvaart. De Pamir
ging op 21 september 1957 met een lading
graan op de terugreis van Buenos Aires
naar Hamburg ten westen van de Azoren in
een cycloon tenonder. Slechts zes van de
opvarenden konden worden gered.
De Passat werd na deze ramp, toen ze
op 8 december 1957 met een lading graan in
Hamburg aankwam, voor goed opgelegd. In
1959/60 stond dit schip voor het laatst in
Lloyd's Register Book genoteerd. Voor zo
ver ik weet ligt de Passat thans nog in
Travemünde, als museumschip, voor de wal.
In 1967 versleepte de sleepboot Oceaan
van L. Smit en Co. de viermast bark Fennia
van Port Stanley op de Falklandeilanden
naar Montevideo.
14