ten een rendabele exploitatie mogelijk te maken. De overheid zal moeten overwegen financiële faciliteiten te verlenen in de vorm van een of meer van de volgende mogelijk heden: het beschikbaar stellen van gronden tegen een voor de ondernemer aan vaardbare grondprijs; het zorgen voor ontsluiting; het verzorgen van andere infrastruc turele voorzieningen, zoals aansluiting op rioleringen, electrisch net, water leiding enz. het bieden van mogelijkheden tot winst gevende nevenexploitaties, zoals win kels, cafés en benzine-verkooppunten. Tijdens de discussie stelde gedeputeerde Van Poelje, voorzitter van ,,Het Veerse Meer", dat deze faciliteiten nooit zover mo gen gaan, dat het eigenlijke ondernemers risico niet meer aanwezig is. Een standpunt, dat door de inleiders volkomen werd ge deeld. Voorzieningen voor dagrecreatie. De heer Van Griethuysen was het bij be studering van enkele Zeeuwse streekplannen opgevallen, dat deze een zwaar accent op de verruiming van verbiijfsaccommodatie leggen. Hij wees er o.a. op, dat het slapen geen vorm van ludieke vrijetijdsbesteding is en derhalve ook geen vorm van openlucht recreatie, al komen er recreatieve vormen van de nachtrust genieten voor. Naar zijn mening komt de reklamespots op de tele visie, waar een zoet gevooisde heer zegt: „Op het land, waar het leven goed is" en daarbij een lief Goes meisje laat zien, steeds meer in de strijd met de slogan „Truths en Advertising", Hij riep de Zeeuwse bestuur ders toe: „Houdt in uw streven om het toerisme één van de belangrijkste inkom stenbronnen van Zeeland te doen blijven, uw eigen bevolking niet letterlijk en figuur lijk op de vlakte en daarenboven, laat ze niet in de kou staan". Zeeland beschikt volgens deze inleider weliswaar over de fraaiste stranden van ons land, maar het strand heeft eerst zijn optimale recreatieve waarde op de 21 zomerse dagen, die er gemiddeld in Ne derland zijn. Het komt hem evenals de nota „Recreatie in Zeeland" van de Provinciale Recreatieraad gewenst voor, dat meer dan tot nu toe aandacht wordt besteed aan meer landinwaards gelegen voorzieningen, waar het ook bij minder stralend weer goed toeven is. Milieubeheersing. De heer Van Steenveldt vestigde de aan dacht op de grote problemen, die zich voordoen ten aanzien van de lozing van afvalwater in de recreatiegebieden. Als de overheid zeer terecht hoge eisen zal gaan stellen aan de hygiëne op kampeerplaatsen, id an zal naar de mening van deze inleider de overheid ook de aansluiting van de verbiijfs accommodatie op de nutsbedrijven dienen te waarborgen. Dit betekent vaak, dat de over heid in de zuiver toeristische verbiijfsaccom modatie, waar vaak heel zwak rendabele be drijven zijn, via een subsidie-systeem finan ciële steun moet verlenen voor de aanleg van hoofdleidingen en verder moet na gaan, hoe ter plaatse de aansluitingen van de verschillende bedrijven moeten worden be kostigd. Terecht vestigde deze inleider de aan dacht op de riolerings-problematiek. Wat de Zeeuwse situatie betreft, zijn bijvoorbeeld voor het gehele kustgebied investeringen nodig, die vele tientallen miljoenen guldens vragen. De hoogste urgentie heeft zonder twijfel Schouwen met een jaarlijks over- nachtingscijfer van meer dan 1 miljoen. Be financiële nood van de gemeenten. De beperkte financiële armslag van de gemeenten is al dikwijls onderwerp van dis cussie en studie geweest.. In Zeeland zijn op het gebied van de openluchtrecreatie en het toerisme tot 1975 overheidsinvesteringen nodig tot een bedrag van bijna 130 miljoen. Een niet onaanzienlijk deel hiervan zullen de gemeenten moeten opbrengen. De heer Van Geesbergen bepleitte combinatie van een of meer mogelijkheden tot verbetering van de financiële armslag van de recreatie gemeenten: een sterkere voeding van het gemeente fonds; verhoging van de investeringssubsidies van het rijk; bijdragen van het rijk in het beheer en onderhoud van openbare recreatieve voorzieningen; mede-subsidiëring door de provincies; waar technisch mogelijk: het heffen van retributies voor het gebruik van open bare recreatieve voorzieningen (bijvoor beeld voor parkeerterreinen); een versnelde invoering van een ge meentelijke toeristenbelasting. De heer Wage acht invoering van een toeristenbelasting bepaald niet in het be lang van de verdere ontwikkeling van de recreatie in Zeeland. Een huidige invoering van deze belasting zal volgens deze inlei der een dusdanig psychologisch effect op de consument hebben, dat de weerslag daar van duidelijk in het bezoek te bespeuren zal zijn. De heer Van Geesbergen repliceerde met de opmerking, dat de heffing moet wor den gezien in het licht van de totale vakan tie-uitgaven. Voor de toerist betekent de heffing een kostenverhoging van ongeveer één procent van zijn totale vakantie-uitga ven. Voorlichting en promotion. De heer De Rooy, adjunct-directeur van het Nationaal Bureau voor Toerisme, wees er op, dat de voorlichting en promotion van de Nederlandse recreatiegebieden in het ver leden te weinig aandacht hebben gekregen. Hij merkte op dat in 1966 voor een bedrag van 47 miljard in de wereld aan toerisme is geconsumeerd. Dat is meer dan de bruto- omzet van de totale auto-industrie in dat zelfde jaar. Meer ook dan de bruto-omzet van de textielindustrie in 1966. In 1968 leverden de buitenlandse toeristen de Nederlandse economie 1,24 miljard gul den aan deviezen op. Helaas brengt de Nederlandse toerist nog meer naar het bui tenland. In vergelijking tot het buitenland besteedt Nederland bijzonder weinig aan propaganda. Het butget hiervoor bedraagt nog geen 3/4% van de inkomsten aan toerisme. Het Na tionaal Bureau voor Toerisme streeft naar verbetering van de voorlichting en promotion. Een streven, dat moet worden begeleid door een sterke verhoging van het propaganda- budget. Het spreekt vanzelf, dat op lan delijk en op provinciaal niveau de krach ten zoveel mogelijk moeten worden ge bundeld. Slotopmerking. Het vorenstaande is een vluchtige greep uit vele belangwekkende opmerkingen, die tijdens de recreatiedag zijn gemaakt. Ik hoop u hiermede een indruk van deze dag te heb ben gegeven. C. de Vcs, secretaris Provinciale Raad voor de Recreatie in Zeeland. De ministers Klompé en Schut hebben op grond van de monumentenwet de gehele kern van Veere aangewezen als beschermd stads gezicht. De overwegingen waren dat Veere, ontstaan als havenplaats met stedelijke for tificaties, door zijn laat-middeleeuwse struk- tuur en zijn silhouet, alsmede door aard en aanleg van de bebouwing en de vestingwer ken, een historisch waardevolle stedenbouw kundige totaliteit vormt. De gemeenteraad van Veere is in beroep gegaan tegen deze aanwijzing. De raad is nergens in gekend en moest het besluit van de televisie vernemen. Er bestaan ernstige bezwaren tegen deze aanwijzing, omdat ook een groot gebied buiten de vesten tot het beschermde gebied gerekend wordt. Dit wordt een aanslag op de agrarische sector en een beperking van de menselijke vrij heid genoemd. Er wordt ons nogal eens het verwijt ge maakt, dat wij naar verhouding veel foto's van Veere publiceren. De verwijten komen in hoofdzaak uit die gemeenten welke wei nig of geen beelden aan onze fotograaf hebben te bieden. Veere is fotogeniek, niet alleen in zijn silhouet, maar ook binnen de veste zijn er voor fotograaf en schilder vele beelden vast te leggen waaruit sfeer en schoonheid spreken. Wij juichen met alle „Vrienden van Veere" toe dat dit silhouet en deze sfeer voor het nageslacht behouden wordt. Wij zetten ech ter een vraagteken bij de wijze waarop dit gebeurt. Kennelijk is er toch wel een heel erge communicatiestoornis geweest tussen de betrokken departementen en het gemeen tebestuur van Veere. Ook wij vragen ons mèt verschillende raadsleden van Veere af, waar om behalve de stad Veere binnen haar wal len een groot gebied buiten de veste be vroren moet worden. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1970 | | pagina 10