Zoutnering in Zeeland in vroeger jaren Inleiding. In het jaar 1895 werd op het landgoed ..Twikkel" bij Delden in Overijssel een pomp geslagen, die geen zoet, maar zout water bleek boven te brengen. Dit feit leidde tot een uitgebreid bodem onderzoek en had de ontdekking van rijke zoutlagen in het oostelijk deel van Overijssel als gevolg. De moderne winning, zuivering en ver werking van bodemzout, zoals die thans in ons land door de Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie en haar nevenbedrijven tot ontwikkeling is gebracht, is als het ware een direct gevolg van het slaan van dat eenvoudige pompje. In dit licht bezien doet de wijze van zoutwinning en -zuivering zoals die in vroe ger jaren niet alleen in Zeeland, maar even zeer in West-Brabant, Voorne-Putten en West-Friesland tot grote bloei kwam, wel erg primitief aan. Plaatsen we de methoden van toen echter tegen de achtergrond van een tijd die vele eeuwen achter ons ligt, dan zal het res pect voor de wijze waarop men toen reeds de zout- of zeinering bedreef ongetwijfeld weer de overhand krijgen. De plaats van het zout in de samenleving. In het leven der mensen heeft het zout door de jaren heen een grote rol gespeeld. Niet alleen bij de bereiding, maar vooral bij de conservering van voedsel is bet zout reeds vroeg een waardevolle stof gebleken. Men ga maar eens na waarvan bijvoor beeld de oude zeevaarders hadden moeten leven, als ze op hun vaak lange reizen geen door pekel of zout geconserveerd voedsel aan boord gehad zouden hebben. We spreken tegenwoordig meestal over keukenzout, omdat deze stof in geen enkele keuken zal ontbreken. Zo zal het ook vroe ger wel het geval zijn geweest. Keukenzout, een verbinding van in hoofd zaak chloor en natrium, komt in grote hoe veelheden in zeewater voor. Daarnaast ken nen we zoutmeren, dat wil zeggen meren, waarvan de bodems met een dikke laag zout zijn bedekt, zout als sedimentair (gelaagd) gesteente, zout als minerale bodemdelfstof, zoutlagen, achtergebleven op klippen en in baaien van streken met een warmer klimaat en zoutwoestijnen. De plaats die het zout in onze samen leving innam en nog inneemt blijkt temeer uit de vele gezegden in onze spreektaal, waarin het zout een rol speelt zoals: Foto: C. de Buck, Veere Het is het zout in de pap niet waard; Dat heb ik nog nooit zo zout gegeten; Ik heb nog iets voor hem in het zout; Een zak zout met iemand gegeten hebben; Zouteloze gesprekken. Gezouten scherts; Het zout der aarde; Iets met een korreltje zout nemen; En ga zo maar door. Vooral in Zeeland was de zout- of zei nering reeds vroeg een belangrijke bron van welvaart, die aan vele ingezetenen werk verschafte. Grondstof voor de zoutwinning. De grondstof voor de winning van zout werd oorspronkelijk geleverd door het enigs zins ziltige veen, in onze provincie derrie of vroeger dary of darink genoemd. Na de duinvorming langs onze kust, lange tijd vóór de jaartelling, bleef daarachter een watervlakte over waarin zand en klei tot be- zinking kwamen en waarin zich later een krachtige plantengroei ontwikkelde. Uit de resten van deze plantengroei ont stond veen, waarvan de laag allengs dikker werd. In de Romeinse tijd doorbrak de zee de zwakke plaatsen in de duinenrij en werd het veenpakket van tijd tot tijd met water over stroomd. Ongeveer ten tijde van de 2e eeuw na Chr. werd op het veen een laag afgezet, be staande uit zavel- en zandbezinksel. Derrie bevat daarom bij afgraving nog ta melijk veel zand- of zaveldelen. Naar gelang van de samenstellende delen onderscheidt men het gele, het bruine en het zwarte derrieveen. Niet overal komt ech ter derrie voor, omdat de veenlaag op di verse plaatsen door de werking van stro mingen weer werd opgeruimd. Vele jaren lang werd deze derrie niet alleen als brandstof gebruikt, maar vormde het in het bijzonder ook in Zeeland een hoofdbestanddeel voor de winning van zout, dat men destijds zelzout noemde. De bereiding van zout uit derrie, de zgn. zeinering of pannering, had in Zeeland zijn middelpunten vooral in Zierikzee, Arnemui- den, Goes en Reimers-waal, maar ook in Brouwershaven, Tholen, Middelburg, Vlis- singen en vooral in Zeeuws-Vlaanderen is de zoutnering van betekenis geweest. Ergens lag deze wijze van zoutwinning na tuurlijk voor de hand, het veen en het zoute water waren in voldoende mate en in de direkte omgeving van de plaatsen van ver werking aanwezig. Van belang was ook dat de plaatsen waar deze zoutindustrie gevestigd was, aan of bij een haven gelegen waren, omdat het ge zuiverde zout van daaraf per schip zowel door ons land als naar het buitenland werd verscheept. Ontgraven en drogen van derrie. De derrie, benodigd voor de zoutwinning, werd zowel buiten- als binnendijks ge stoken. Voor zover het buitendijks land betrof be gon men in veel gevallen eerst een dijkje te leggen rond het uit te moeren land. Zo doende was men ook bij vloed veilig en kon het uitmoeren de gehele dag doorgaan. Nadat de kleilaag was verwijderd en opzij gezet, werd de derrie met een brede spade in langwerpige rechthoekige stukken gesto ken en uitgegraven. De aldus verkregen tur ven werden daarna in verband tot ronde of langwerpige hopen luchtigjes op elkaar gestapeld en zo lang aan zon en wind bloot gesteld, tot ze hard en droog genoeg waren om verbrand te worden. De geslachtsnaam Moerdijk" is ver moedelijk ontleend aan de dijk, die men aan legde rond de uit te moeren grond. Binnendijks vond het uitmoeren op de zelfde wijze plaats, uiteraard zonder dat daar moerdijkjes werden aangelegd. Na het uit moeren werd de afgegraven bovengrond weer teruggezet, opdat de grond in de meeste gevallen nog als weiland gebruikt zou kun nen worden. Het fabricageproces. Zodra de derrie hard en droog was, werd ze tot as verbrand. De zoutbereiding vond plaats in zoutketen, eertijds houten bouwsels waarvan vaak grote aantallen het beeld van vele Zeeuwse plaatsen beheerste. Wegens brandgevaar werden deze keten buiten de stadsmuren gebouwd. In de 17e en 18e eeuw werden de houten keten veelal door stenen bouwsels vervangen. In deze zoutketen werd de „Zelas" in grote ronde vlakke ijzeren pannen gebracht. Deze pannen hadden een doorsnee van vijf tot acht meter maar waren vrij ondiep. Ze rustten met de kanten op een gemetselde muur van ongeveer 1.20 m hoog. In deze mu ren waren openingen gespaard om de turf door te brengen die als brandstoff diende om de zoutpannen te verwarmen. De as in deze pannen werd rijkelijk met zout water vermengd, dat vaak met speciale schepen werd aangevoerd. De derrie zal wel niet zoveel zout bevat hebben en daarom was het nodig de aspap met zoutdelen uit het water aan te vullen. Uit deze aspap werd door verhitting, indamping en uitkristallisering uiteindelijk wit en blinkend zout verkregen, dat zei- of zilzout werd genoemd. Gedurende de gehele 14e eeuw en het be gin van de 15e eeuw gebruikte men zelzout voor de bereiding van voedsel, het zouten van vlees, vis, boter en andere bederfelijke waren. Oorsprong van deze wijze van zoutwinning. Het is niet met zekerheid bekend wanneer men met de hiervoor omschreven wijze van zoutwinning in Zeeland is begonnen. Deze vorm van zoutwinning schijnt trou wens niet uitsluitend van de Zeeuwen af komstig te zijn. Volgens de Romeinse geschiedschrijvers waren de oude Germanen al met de be reiding van zout bekend. Hun wijze van zoutwinning en vooral de zuivering ervan zal ongetwijfeld nog primitiever zijn ge weest. Het schijnt dat de zoutnering onze Zeeuw se voorzaten veel rijkdom heeft bezorgd. We kunnen wel vaststaand aannemen dat deze rijkdom voornamelijk de zout (groot handelaren ten goede is gekomen. Ofschoon deze industrie aan veel arbeiders werk ver schaft moet hebben, zoals aan zoutzieders, 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1970 | | pagina 19