ZEEUWSE
EECMATIEBM
EEM SUCCES
Na dagen over zeehavenontwikkeling, chemie en welzijn stond onlangs in
Zeeland de openluchtrecreatie in de belangstelling. Op 12 mei belegde de
Provinciale Recreatieraad een Zeeuwse recreatiedag. Een groot aantal perso
nen woonde de dag bij. Naast de schrijvende pers toonde radio en televisie
belangstelling.
Enige belangrijke geluiden op deze dag:
De recreatie wordt in Zeeland niet ondergeschikt gemaakt aan de indus
trialisatie.
Per regio moeten er recreatieve ontwikkelingsplannen komen.
Recreatieschappen verdienen sterk de voorkeur boven individuele opere
rende gemeenten.
Het initiatief van de Provinciale Recreatieraad voor een omvangrijk pro
vinciaal recreatie-onderzoek verdient navolging.
Het recreatieve leefklimaat moet worden verbeterd; d.w.z. uitbreiding van
de ontspanningsaccommodatie (slechtweervoorzieningen) is nodig
De Zeeuwse streekplannen moeten méér aandacht schenken aan voorzie
ningen voor dagrecreatie.
De milieu beheersing (vooral aansluiting van recreatieve accommodatie op
riolering) verdient in Nederland grote aandacht
De financiële armslag van de recreatie-gemeenten moet worden vergroot.
Nederland heeft verzuimd de voorlichting en promotion in binnen- en bui
tenland op een zakelijke en marktgerichte wijze te voeren.
Inleiders.
Het programma viel uiteen in twee delen,
's Morgens werden er inleidingen gehouden,
terwijl er 's middags gelegenheid was voor
discussie met de inleiders.
Inleidingen hielden de heren:
A. L. van Geesbergen, lid van gedeputeerde
staten en voorzitter van de Provinciale Re
creatieraad;
B. M. van Griethuysen, hoofd van de hoofd
afdeling openluchtrecreatie van het ministe
rie van cultuur, recreatie en maatschappelijk
werk;
N. J. M. de Rooy, adjunct-directeur binnen
land van de Stichting Nationaal Bureau
voor Toerisme;
P. L. van Steenveldt, directeur Recreatie
gemeenschap Veluwe;
Mr. E. Wage, voorzitter Provinciale Zeeuwse
VVV.
De discussie stond onder leiding van Mr.
J. van Aartsen, Commissaris van de Ko
ningin in de provincie Zeeland.
Recreatie en industrie.
Tijdens zijn inleiding verzekerde gedepu
teerde Van Geesbergen zijn gehoor, dat in
Zeeland recreatie en industrie gelijkwaar
dige grootheden zijn. Een citaat uit zijn in
leiding: „Het is beslist niet zo, dat het
provinciaal bestuur Zeeland wil over
spoelen met industrievestigingen. Ik kan u
verwijzen naar de streekplannen. Hierin
komt een evenwichtig ruimtelijk beleid tot
uitdrukking. Met klem wil ik stellen, dat de
recreatie niet ondergeschikt wordt gemaakt
aan de industrialisatie. Het zijn in Zeeland
gelijkwaardige grootheden, die elk hun recht
van bestaan hebben".
Vanzelfsprekend ging ook de voorzitter
van de Provinciale VVV op deze aangelegen
heid in. Hij wees er op, dat recreatie en
industrie eikaars tegenpolen zijn en dat
aan de zuiverheid van een recreatief leef
milieu hogere eisen worden gesteld dan voor
een woongebied, waar men aldus Mr
Wage noodgedwongen bepaalde onzui
verheden heeft te accepteren.
Recreatieschappen.
Er bestond tijdens deze dag geen me
ningsverschil over de grote behoefte aan
gemeentelijke samenwerking in streekver-
band. Het individueel door gemeentebestu
ren pionieren is uit de tijd. De praktijk van
de laatste tien jaren heeft de heer Van
Griethuysen geleerd, dat het voor een
krachtdadig beleid van een recreatieschap
van groot belang is, dat de participerende
gemeenten niet al te terughoudend zijn met
het overdragen van bevoegdheden aan zo'n
schap. De situatie voor het Veersemeer-
gebied zal deze landelijke deskundige
niet als de meest ideale zien. Hij zei
hierover: „In Zeeland hebben wij destijds
gezien hoe het eerste recreatieschap voor
het Veerse meer in het leven werd geroepen
en het statuut van het schap het bestuur
niet veel meer bevoegdheid gaf dan geheel
vrijblijvend met elkaar te overleggen over
de inrichting van het gebied." Wie de in
houd van de vigerende gemeenschappelijke
regeling èn het geringe butget van het schap
„Het Veerse Meer" bekijkt, zal ontdekken,
dat er in de loop van de jaren nog niet
zo bijzonder veel op dit punt is veranderd.
Een voortreffelijk voorbeeld van een recreatie
schap noemde de heer Van Griethuysen de
Recreatiegemeenschap Veluwe.
De heer Van Steenveldt, directeur van dit
schap, deed indrukwekkende mededelingen.
Hij vertelde, dat op de Veluwe 21 gemeen
ten door middel van een recreatieschap
samenwerken, waardoor een eensgezind
krachtdadig recreatiebeleid mogelijk is. Het
schap beschikt over een gespecialiseerd bu
reau, 20 man sterk. Het investeringspro
gramma omvat 350 miljoen aan grondaan
kopen en werken, het urgentieprogramma
tot en met 1975 gaat tot 50 miljoen.
Gedeputeerde Van Geesbergen noemde
een aantal concrete zaken, waarop gemeen
telijke samenwerking zich moet richten:
1. differentiatie in het voorzieningenpakket.
2. Een goede situering van de verschillende
accommodatievormen. Een grote toeloop
van dagrecreanten bij voorkeur niet bij
een concentratie van verblijfsrecreanten.
Dit betekent, dat de overheid weinig
parkeeraccommodatie in de nabijheid
van dergelijke concentraties moet schep
pen.
3. De totstandkoming van moderne vormen
van verblijfsaccommodatie. Per streek
gebieden aanwijzen voor grote com
plexen.
4. De totstandkoming van ontspannings
accommodatie (slechtweervoorzienin
gen) op plaatslijk en op streekniveau.
Recreatie-onderzoek.
De heer Van Geesbergen zei het kort en
duidelijk: „Beleid, dat zich niet kan base
ren op de resultaten van onderzoek, is een
moeilijke en eigelijk een onmogelijke zaak."
Bijzonder verheugd toonde zich de heer
Van Griethuysen met het initiatief van de
Provinciale Recreatieraad om te komen tot
een omvangrijk provinciaal recreatie-onder
zoek. Hij wees er op, dat het nog te veel
in Nederland voorkomt, dat plannen worden
uitgebroed, waar geen of bijna geen studie
aan ten grondslag ligt. In de late vijftiger
en in de eerste zestiger jaren bijvoorbeeld
liet men zich nog te veel leiden door land
schapontwerpers, die met veel verve pren
ten voorlegden, die aangaven, welke heer
lijke landschappen er in de lage landen bij
de zee te bouwen zijn. Daarbij werd zonder
meer aangenomen, dat de heerlijkheid van
het landschap het succes van het recreatief
gebruik garandeerde. Maar naar mate het
vrijetijdsprobleem zich met meer nadruk aan
de bestuurders opdrong, vooral toen in 1961
min of meer tegen de verwachting van de
toenmalige regering in de vijfdaagse werk
week doorbrak, kon men in verantwoordelijke
kringen steeds frequenter de verzuchting
horen, dat wezenlijke behoeften en ver
langens van de mens met betrekking tot
het spenderen van zijn vrije tijd nagenoeg
niet bekend waren.
De heer Van Griethuysen zei voorts nog:
„En hoewel men geen reukwater op de
zetels der bestuurderen moet sprenkelen
opdat zij niet duizelig worden, wil ik hier
toch gaarne naar voren brengen, dat het
voornemen om een ruim opgezet recreatie-
onderzoek te doen uitvoeren, waarbij o.a.
het gedragspatroon en de behoefte van de
recreanten in dit gewest zullen worden be
studeerd, een initiatief is, dat in de andere
provincies navolging verdient."
Ontspanningsaccommodatie.
Tijdens deze dag kwam de behoefte aan
uitbreiding van de ontspanningsaccommo
datie in Zeeland sterk tot uitdrukking. Men
was het er over eens dat de overheid de
totstandkoming van deze voorzieningen zo
veel mogelijk moet stimuleren. Zij zal moe
ten trachten kapitaalkrachtige ondernemers
hiervoor te interesseren. Het seizoen is
namelijk te kort om voor de meeste projec-
9