Wat is sportvissen aandeel, maar ook Normandische en Por tugese schepen brachten in de loop van de 16de eeuw zout uit de zoutpannen van Se- tubal naar Middelburg. Op hun terugreizen namen ze dan vaak gedroogde vis mee en haring, gezouten met het in Middelburg ge zuiverde zout. De meeste werkkrachten die in de zout keten van Middelburg werkten, moeten uit Arnemuiden afkomstig zijn geweest. Op 11 augustus 1779 vond een ontploffing plaats in de stoof en het korrelhuis van de buskruitmolen ,,De Grenadier". Hierbij wer den 8 zoutketen vernield en 2 zwaar be schadigd. Omdat de zoutnering toen reeds in verval was geraakt, werden de vernielde en beschadigde keten niet meer herbouwd. Van de in 1785 nog overgebleven zout keten aan de Noordhavendijk was eigena resse van de zoutkeet „Land en Water- zicht" Anna Elisabeth Wybo, gehuwd met E. P. van Visvliet, terwijl Pieter Bos eige naar was van de zoutkeet „De Potterij". Toen Vlissingen in 1572 overging naar de Prins van Oranje, gaf deze de Vlissingers onder meer de vrijheid om ten behoeve van de haring- en visvaart zoutketen te bouwen, mits de stad daardoor niet brandgevaarlijk zou worden. Het schijnt dat de zoutnering lang vóór dien al in Vlissingen gevestigd is geweest, vermoedelijk reeds in de 13de eeuw. Het oude dorp Vlissingen lag toen echter ongeveer waar nu de Badhuisstraat en het villapark liggen, tot vóór Britannia waar thans strand en water, maar voorheen nog land was. Bekend is dat reeds in de 13de eeuw Ant werpenaren verse en gezouten haring in Oud-Vlissingen kochten, die zij in Brabant weer verhandelden. In die tijd moeten er in het oostelijk ge deelte van Oud-Vlissingen al zoutketen heb ben gestaan, waarvan de afvalprodukten de zeikeheuvels hebben gevormd. Dat in Vlissingen na 1572 nog zoutketen werden gebouwd, is niet waarschijnlijk. Ver moedelijk is aan de zoutnering in Vlissingen omstreeks het midden van de 15de eeuw reeds een eind gekomen. De Lange en de Korte Zelke herinneren thans nog aan de zelkas heuvels, die in lang vervlogen tijd in die buurt gelegen moeten hebben. Zoutnering op Tholen. Van de zoutnering op Tholen is niet zo erg veel bekend en van grote betekenis zal ze dan ook niet geweest zijn. De reden dat de zoutnering op het eiland Tholen niet zo'n grote vlucht heeft geno men als in andere plaatsen van Zeeland moet gezocht worden in de Meekrapteelt. De teelt en verwerking van meekrap is op Tholen een belangrijke bron van bestaan ge weest en moet de zoutnering al vroeg over vleugeld hebben. Toch moeten er in het jaar 1340 in de stad Tholen al 38 zoutketen hebben gestaan. De zoutnering schijnt toen vooral krachtig te zijn bevorderd door Jan van Beaumont, Graaf van Henegouwen en Heer van Tholen. In het jaar 1352 werd nog een uitvoerige ordonnantie op dit bedrijf vastgesteld. Al vrij spoedig daarna moet deze industrie in verval zijn geraakt. Des te merkwaardiger is dat in Tholen langs de Eendracht toch nog een voormalige stenen zoutkeet staat, die uiteraard vele jaren lang niet als zodanig werdt gebruikt. Een gevelsteen vermeldt het volgende op schrift: DEZE ZOUT KEET GESTIGT DOOR IAN VAN MANEN EN ANTHONI VAN BEYNEN WAERVAN DEN EERSTEN STEEN GELEGT DOOR ANTHONI VAN BEYNEN IUNIOR OP DEN 25 IANUARY 1765 Naar ik vermoed werd de zoutnering des tijds nogmaals ter hand genomen ten be hoeve van de conservering van vis die in de haven van Tholen werd aangevoerd. Over de zoutnering in St. Maartensdijk waren geen gegevens te vinden. Als er toch sprake van zoutnering mocht zijn geweest, zal ze naar ik vermoed van weinig betekenis zijn geweest. Besluit. Uit het voorgaande blijkt dat de zout nering in vroeger tijd voor verschillende Zeeuwse plaatsen van grote betekenis is geweest. Het was een bedrijf dat typisch aan het water gebonden was en dat zijn ont staan en bloei aan de export en aan de visvangst in het bijzonder aan de haring visserij te danken had. Stormen, branden en oorlogen richtten in de loop der tijden grote verwoestingen aan temeer, omdat de houten bouwsels zeer brandgevaarlijk waren. In de meeste gevallen volgde echter op ieder ramp weer een herstel. Als gevolg van velerlei oorzaken ging deze Zeeuwse industrie tenslotte ten gronde. Ook in West-Brabant bloeide destijds de zoutnering. Vooral Zevenbergen genoot daar door grote bekendheid, terwijl Steenbergen een belangrijke uitvoerhaven is geweest, vanwaar veel zout naar Engeland werd ver scheept. Gedurende de 14de en 15de eeuw was de Zevenbergse zoutmudde in alle Brabantse steden, tot Brussel en Leuven toe, maar vooral op de Mechelse stapelmarkt, de toon aangevende en algemene zoutmaat. De enor me hoeveelheden derrie, die voor de win ning van zout benodigd waren veroorzaakten uitputting van de aanwezige veengronden. Zodoende moet er een tijd geweest zijn dat men vanuit Steenbergen derrie in Saaftinge kwam halen. De grote overstromingen en dijkdoor braken in het begin van de 15de eeuw en met name de St. Elisabethsvloed in 1421 hadden voor de zoutindustrie in Zevenbergen en Steenbergen noodlottige gevolgen. De gemeente-archivaris van Bergen op Zoom berichtte mij, dat ook daar in de Mid deleeuwen en later veel zoutnering is ge weest. De zoutzieders hadden er een aparte nederzetting aan de dijk van het Noordland bij de havenhoofden en later ook aan de zuidzijde van de haven. Voor zover mij bekend is, heeft de zout nering in Bergen op Zoom het langste stand gehouden. Omstreeks het jaar 1930 werd de zout ziederij van de gebroeders Juten opgeheven, terwijl de zoutziederij van de firma Kok het nog een jaar of tien langer volhield. De ge bouwen van deze zoutziederij zijn nog steeds aanwezig en bevinden zich tussen de vissers haven en de onlangs gedempte Zeelandha ven. Nog vele jaren hebben daarom Zeeuwse beurtschippers in Bergen op Zoom baaltjes zout geladen voor hun Zeeuwse klanten. Eerst in de laatste wereldoorlog kwam ook hieraan een eind en werden de laatste zout pannen stilgelegd. Dit betekende echter niet dat aan de zout industrie in ons land een eind is gekomen. Op het zoutstrooiertje dat u tegenwoordig op tafel ziet staan staat het woord „tafel zout" in wel tien verschillende talen vermeld. Daaruit blijkt hoe belangrijk de export van dit artikel nog steeds is. Onder op de rand staan drie simpele let ters: KNZ. Hierachter gaat de machtige Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie schuil. Zo gaat men thans op moderne en weten schappelijke wijze met de winning, zuivering en verwerking van zouten verder op de weg waarover de Zeeuwse zoutnering op een voudige, maar op voor die tijd doeltreffende wijze voorging in lang vervlogen tijd. J. v. d. Broecke. Bronvermelding: M. H. Kesteloo; Geschiedenis van Arne muiden. R. A. S. Piccardt; Bijzonderheden uit de geschiedenis van Goes Ho I lestel I e; De Kroniek van Zeeland. A. Beekman; Polders en droogmakerijen. Uitg. Tirion;Tegenwoordige staat van Zee land. W. S. Unger en J. J. Westendorp - Boer- ma; De steden van Zeeland. P. J. Meertens; Zeeuwse familienamen. Dr. H. v. d. Wee; De groei van de Neder- landsche haringindustrie en het raadsel van het Zeeuwse zout. (Jaarboek 1964-1965 Oudheidkundige kring De Vier Ambachten.) De hengelaar moet de vis opsporen, ver volgens naar zich toe lokken en tenslotte ook nog, met een keuze uit vele hengelsyste- men, trachten te vangen. Daarbij zijn de plus punten voor de vis, om aan het gevangen wor den te ontsnappen, altijd groter in aantal, dan de kans om gevangen te worden. Voor hengelen is dus niet per sé lichame lijke inspanning vereist, maar het vraagt wel een voortdurend geconcentreerde aandacht, het vereist geestelijke activiteit. Het is juist deze geestelijke activiteit, het in beweging brengen van een denkproces, dat zich geheel losmaakt van de dagelijkse beslommeringen, waardoor de hengelsport een bijzondere re creërende betekenis heeft, die de geest ont spant en verfrist. Dit geldt voor degenen, waarvan het da gelijkse werk weinig lichamelijke beweging vraagt, maar we] veel denkarbeid. Het geldt ook voor hen, wier dagelijks werk meer li chamelijke inspanning vraagt dan geestelijke activiteit. Het geldt in het bijzonder voor de minder validen en voor de ouder wordende mens, de gepensioneerde, die door geestelij ke passiviteit wordt bedreigd, omdat hij geen functie in de maatschappij meer vervult waarop hij zijn aandacht moet richten. Aldus: A.H.B.-voorzitter Kees Vrijling. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1970 | | pagina 13