Veerse meer - hengel dorado Forel en paling bijt geweldig Dit voorjaar zijn bij wijze van experiment 20.000 beekforellen op het Veerse meer uitgezet. Verwacht mag worden, dat ook deze proef zal slagen. Deze forel is wel licht iets schuwer dan de regenboogforellen, die al in maten en gewichten van 72 cm, dus ruim 7 pond visgewicht, rondzwemmen. In de loop van juni zijn ook nog eens 15.000 regenboogforellen uit Denemarken uitgezet. De late uitzetting is te wijten aan de ongekend lange winter in Denemarken, zodat deze gespierde rovers nog niet aan de maat waren, toen ze op de viskweke- rijen afgeleverd zouden moeten worden. Het uitstel van aflevering is geen ramp, het is ook een beetje een veiligheidsmaatregel om te zorgen dat er geen zieke vis op het meer komt. Er zijn in Duitsland en Dene marken enkele virusziekten onder de forel en u begrijpt wel, dat de Organisatie Ver betering Binnenvisserij en de heer John. van Hurck van S. en B., geen enkel risico willen lopen, zelfs maar een besmette forel op het Veerse meer te brengen. Een recente massale sterfte op een forellenkwekerij in Beek bij Nijmegen, is een ernstige waarschu wing geweest doodvoorzichtig te zijn De forel was sinds eind mei vooral op de grond van het Veerse meer te vangen. Het water is erg dik, dus groen door algen en plankton-vorming. En dat heeft tot gevolg dat de forel vooral voedsel op de grond gaat zoeken. Ook de paling doet het dit jaar geweldig goed op het meer. Ook de beroepsvissers met hun fuiken hebben niet te klagen. Er is de laatste maanden weer veel aan voorlichting via de sportvisbladen gedaan om tot een sportievere bevissing van de forel op het Veerse meer te komen. Er wordt aandacht aan vliegvissen en spinvissen be steed. Dat kan ook de animo van de sport vissers, die anders dure reizen naar het buitenland maken, versterken. Er is immers langs vele oevers in Vrouwenpolder, de Piet en de buurt van Kats en Wolphaartsdijk met een waadpak of lieslaarzen prima vanuit het ondiepe water met vaste bodem te vis sen. U kunt dan grote gebieden afvissen op jacht naar deze edele rovers, die te goed zijn om op lompe wijze aan een zeehengel gepakt te worden. U weet dus van wanten. En let op want de kanjers van 1968, die er nog bij enkele duizenden rondzwemmen, kunnen uw hengel in het water sleuren, of uit de boot rukken. Kijk dus goed uit. Enige tijd geleden verscheen het jaar verslag van de OVB over de forel onder andere. Het is erg interessant eens een paar opmerkingen uit dit jaarverslag af te druk ken, omdat het veel vertelt van de achter gronden van. de Veersemeer-forel-experi- menten. De O.V.B. vertelt: Bleven de experimenten tot dusverre be perkt tot proefvijvers op de viskwekerijen, in 1968 werd besloten ook in het buitenwater en op belangrijk grotere schaal tot „experi mentele uitzettingen" over te gaan. Opzet van deze foreluitzettingen was de viswater beheerders in de gelegenheid te stellen de mogelijkheden van deze vissoort in hun viswater te beproeven. Gestart werd met een vrij omvangrijke proefuitzetting in brak water, n.l. in het Veerse meer, waar in het voorjaar van 1968 ruim 8.000 kg regenboogforel van verschil lende stuksgrootten en herkomst werd uitge zet. Deze proefuitzetting werd voor het over grote deel door de O.V.B. bekostigd. Deze proefuitzetting vond in overleg met de vis waterbeheerder, de Federatie Deltavissers en de Directie van de Visserijen (Afd. S. en B.) plaats, waarbij door laatstgenoemde dienst een meldingsactie werd georganiseerd voor teruggevangen gemerkte en niet ge merkte forellen. In het najaar van 1968 werd bovendien gelegenheid gegeven voor uitzetting in andere wateren, die a priori niet als ongeschikt voor forel moesten worden beoordeeld. De experimentele opzet was derhalve gericht op twee typen van viswater n.l.: (a) de vrij grote en ten dele brakke Deltameren en (b) kleine hengelobjekten voor wintervisserij, c.q. afwisseling in de vangsten. Bij de toewij zingen werd uitgegaan van de volgende nor men: voor grote wateren minimaal 20 st/ha en voor kleine wateren maximaal 75100 kg/ha. Voorts werd besloten om de uitzet tingen geheel te beperken tot regenboogforel en pas in een later stadium de mogelijk heden van beekforel onder het oog te zien. Alle deelnemende viswaterbeheerders werd verzocht verslag uit te brengen van de re sultaten. De verslagen van de herfstuitzet- tingen 1968 zijn nu binnen, met een bevre digende responsie: 26 van de 28 afnemers zonden een rapport in. De thans beschikbare resultaten kunnen als volgt worden samen gevat. a). T.a.v. de uitzettingen in het Veerse meer kan het volgende aan een voorlopig rapport van de afdeling Sportvisserij en Beroepsbinnenvisserij van de Directie van de Visserijen worden ontleend. De door de (gemerkte) forel na uitzetting afgelegde afstanden bleven over het algemeen beperkt, nl. gedurende de eerste 10 weken 1 tot 6 kilometer, later wat meer. Slechts één van de 783 teruggemelde gemerkte forellen werd buiten het Veerse meer teruggevangen (Oos- terschelde). Op basis van de terugmelding kan een vangst tot 12 november 1968 van 16.000 forellen worden berekend. Bij correc ties voor merken-verlies en niet-terugmelding wordt de opbrengst in het eerste halfjaar na uitzetting geschat op 25.000 stuks met een gewicht van plm. 10 ton. Uitgezet werden plm. 40.000 st. met een gewicht van 8 ton (plm. 20 st. per ha). De groei is uitstekend geweest. Gedurende de eerste 16 weken na uitzetting werd in 1968 een groei van plm. 10 cm geconstateerd: 'in 1969 werden nog forellen gevangen van de eerste uitzetting, die inmiddels een lengte van plm. 55 cm hadden bereikt. b). De najaarsuitzettingen vonden plaats in 30 viswateren, met een oppervlakte van 274 ha in totaal, merendeels afgesloten wateren: gemiddelde bezetting: 142 st/ha (variatie 6457 st/ha). Enkele verenigingen hebben een bijzonder goede vangstmelding georganiseerd, waaruit blijkt, dat in de eerste weken na het begin van de bevissing snel een hoog percentage werd weggevangen. In een viswater, groot 5.5 ha bijv was na 4 weken meer dan 50 pet. teruggevangen. Daarbij beliep de vangst globaal 1 forel per manhengeluur gedurende de eerste 700 man- 'hengeluren, om daarna aanzienlijk te dalen. In de drie viswateren met de beste terug- meldingsadministratie, was na plm. 15 we ken resp. 65, 55 en 45 pet. als gevangen teruggemeld. Rekening moet uiteraard wor den gehouden met wel gevangen, maar niet teruggemelde exemplaren. In 2 van de 26 ontvangen rapporten wer den teleurstellende terugvangsten gemeld: in één geval werd wegzwemmen vermoed, in het andere geval bleek de belangstelling bij de leden gering. Over het geheel gezien kan worden geconcludeerd dat de vangstmoge lijkheden in kleine wateren bijzonder hoog zijn; de meeste hengelsportbesturen vinden het zelfs een bezwaar, dat de regenboogforel zo gemakkelijk kan worden gevangen aan alle soorten aas, waaronder broodpluim en deeg. Daarbij mag natuurlijk niet worden vergeten, dat bij de bevissing van de forel in ons land de „weidelijke" instelling ontbreekt, die in het buitenland op forelwateren een grote rol speelt bij de vangstbeperking. De resultaten van het eerste „experimen tele" jaar zijn in ieder geval van dien aard, dat de O.V.B. vooralsnog wil doorgaan met het beschikbaar stellen van forel als poot- vis. Doel daarbij blijft de viswaterbeheerders de gelegenheid te verschaffen in dit opzicht de nodige ervaring op te doen om t.z.t. tot een verantwoorde beslissing te komen ten aanzien van de toepassing van forel bij het beheer van hun viswater. Opgemerkt dient nog te worden, dat de grote belangstelling, die reeds in het eerste jaar voor forel bleek te bestaan complica ties oplevert bij niet verkrijgen van het no dige pootmateriaal. Deze moeilijkheden lig gen niet bij de hoeveelheden, die op de Eu ropese markt aan regenboogforel worden aangeboden, maar wel bij de eis, die nood zakelijkerwijs van O.V.B.-zijde moet worden gesteld, nl. dat een redelijke zekerheid be staat, dat de aan te kopen partijen regen boogforel vrij zijn van (met name virus-) ziekten. 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1970 | | pagina 22