en geen duidelijke bewijzen voorhanden om ook deze bewering kracht bij te zetten. Een waas van geheimzinnigheid omhult zodoende dit oude deltagebied en zijn vroeg ste ontwikkeling. Van bedijking was vóór het jaar 1000 nog vrijwel geen sprake. Men kan er slechts naar gissen hoe het ontwa kende land er toen moet hebben uitgezien en op welke wijze en tijd de mens nader hand invloed ging uitoefenen op de verdere ontwikkeling ervan. Als uit de wordingsgeschiedenis van Zuid- Beveland vaststaat dat er na het jaar 1000 en zeker tussen 1100 en 1300 een bevol Tussen de bedijkte watering bewesten Yerseke en het bedijkte Walcheren lagen uitgestrekte buitengronden, doorsneden met talloze kreken en stroomgeulen. Het ontstaan en de oorsprong van Goes. Vermoedelijk werd het slot Oostende al ge bouwd, vóórdat de westwatering werd be dijkt. Mogelijk heeft er zelfs verband be staan tussen de bouw van het kasteel en de bedijkingsplannen. In ieder geval zal de op drachtgever met de bouw van het kasteel wel een bepaald doel voor ogen hebben ge staan Eén van de stromen die in het deltagebied van toen voorkwam, moet Gusaha geheten hebben, een naam die reeds voor schijnt te komen in een geschrift uit het jaar 776. Het was in de buurt van deze stroom dat onder bescherming van de ridderburcht Oostende een nederzetting ontstond die eens tot een stad zou uitgroeien en Goes genoemd zou worden. Het slot Oostende. Het slot Oostende schijnt in het begin van de 11de eeuw te zijn gebouwd. In de Pro vinciale Zeeuwse Courant van 8 augustus 1970 schreef de gemeente-archivaris van Goes dat aangenomen moet worden, dat rond het jaar 1100 reeds een bescheiden bewoning bij het slot Oostende moet hebben bestaan. Het ontstaan van Goes zou dus vanuit die tijd hebben plaatsgevonden. Door gebiedsuitbreidingen en bedijking had het geslacht van Borsele het land rond Goes in bezit gekregen. Het is zeer waarschijnlijk dat het eerste slot Oostende een eenvoudig bouwsel was, wellicht bestaande uit een houten toren met omwalling, gelegen op het oostelijk einde van hun bezit. Na 1250 zal het eerste slot geleidelijk plaats hebben moe ten maken voor een uit baksteen opgetrok ken bouwwerk. Later, vooral na de bedijking van de kingsexplosie moet hebben plaatsgevonden, dan zal het zeer waarschijnlijk een gevolg zijn geweest van de bedijkingsaktiviteiten, die na het jaar 1000 op gang kwamen. Van omstreeks het jaar 1300 weten we van Zuid-Beveland al wat meer. Het bestond toen reeds uit een zestal eilanden. Het hoofdeiland werd gevormd door de wate ringen beoosten en bewesten Yerseke. Daar naast vormden Oost- en West-Borsele met Oost- en West-Baarland één eiland en lagen er nog de kleinere eilanden Wolfardsdic, Avesant (Overzande), Heijnkenssant en Stu- vesant. Goese polder in 1331, kwam het slot geheel binnen bedijkt land te liggen. Het was toen echter niet meer in bezit van de van Bor- sele's, aan wier gezag in 1301 een einde was gekomen wegens verbeurdverklaring van hun goederen door de landsheer. Graaf Wil lem de derde van Holland schonk ze in 1315 aan zijn broer Jan van Henegouwen, heer van Beaumont. Inmiddels was het oorpronkelijke karakter van het slot als object van waaruit de be zittingen werden beheerd en verdedigd, door de ontwikkeling van Goes verloren gegaan en diende het de landsheren meer als onderkomen bij een kortstondig verblijf. Na dien zou Jacoba van Beieren er als lands- gravin haar gelukkigste jaren beleven. In de loop der eeuwen veranderde het slot herhaaldelijk van eigenaar en geraakte het steeds meer in verval. In 1718 kocht de gemeente Goes het gebouw en werd het be stemd tot kazerne, teneinde de burgers van inkwartiering te ontlasten. Het moet wei be treurd worden dat de gemeentelijke bestuur ders van toen de kans niet hebben kunnen of willen benutten om wat er nog van het oude slot over was, veilig te stellen. Men ver kocht het weer in 1750 en heden ten dage is nagenoeg alles wat ons nog aan dit gebouw, eens de bakermat van Goes, her innert, voorgoed verdwenen. Bewogen over het verval van het slot verzuchtte de dichter Feith dan ook: „Hier waar dit vale slot met doodsche ma jesteit, het puin der eeuwen om zijn grijze muren spreidt. Hoe zinkt mij hier 't gevoel van mijn verganklijkheid als lood op 't harte. De verdere ontwikkeling van Goes, Van de eerste mensen die in de nabij heid en onder bescherming van het slot hun hutten bouwden, weten we niets. Het kunnen jagers geweest zijn, vissers of veehouders. Het is denkbaar dat ze later hun diensten verleenden bij de aanleg van dijken. Nadien zullen er zonder twijfel ook handwerklieden en handelaren bijgekomen zijn. De oudste vermelding van de naam Goes dateert uit 1216 van een oorkonde, waarin de kerk van „Gous", voorkomt, als beho rende tot de goederen van het Kapittel van St. Pieter te Utrecht. In die tijd moet Goes dus ook al een kerk of een kapel bezeten hebben. Reeds in 1351 schonk Willem van Beieren stadsrechten, alhoewel er toen nog geen wallen of poorten waren. Goes bleef hier door zijn dorpskarakter houden en eerst in een oorkonde d.d. 7 juli 1405 van Willem IV schijnt Goes als stad te zijn vermeld. Het laar 1417 was uiteindelijk een bijzonder jaar, want eerst toen gaf Jacoba van Bei eren verlof om Goes van poorten en wallen te voorzien en veranderde het dorp naar mate deze werken vorderden in een stad. De huidige walresten, die Goes nog bezit, da teren echter uit een latere tijd. Lakennijverheid, scheepvaart, zout- en meekrapnering brachten welvaart maar be tekenden echter als gevolg van allerlei oor zaken, geen blijvende voorspoed. Het zou tenslotte de ontwikkeling van de Zuid-Bevelandse landbouw zijn, die de op komst van de stad Goes als centrum van de handel in landbouwprodukten zou bepa len. Vooral de graanhandel heeft veel rijk dom en welvaart gebracht en een blijvend stempel op de stad en zijn bewoners ge drukt. Havens, gebouwen en markten. Laat ons in het kort eens nagaan welke elementen weleer aan het stadsbeeld van Goes gestalte gaven. Havens. Omdat vervoer te land vroeger vrij wel onmogelijk was, was een haven onont beerlijk. Dat de haven van Goes reeds vroeg een belangrijke functie moet hebben ver vuld blijkt o.m. uit het feit dat het vooral de scheepvaart was die toen als eerste tak van bedrijvigheid gold. Reeds in de 13de eeuw was er al sprake van een schipper uit Goes die wol uit Engeland haalde en vooral in de 15de eeuw bestond er vanuit Goes scheepvaartverkeer met Engeland. In zijn boek over scheepsmodellen vertelt de heer E. W. Petrejus dat hem uit regis ters van het Engelse toldistrict Chichester was gebleken, dat de kleine zogenaamde koggen, die het handelsverkeer met zuid-oost Engeland onderhielden, in 1513-1514 over wegend in Goes thuisbehoorden. Van de oudste haven moeten we ons niet veel voorstellen. Vermoedelijk is het niet meer dan een door de natuur gevormde kreek geweest die zo wordt beweerd 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1971 | | pagina 17