aanvankelijk met het Zwake in verbinding
stond.
Door verzanding werd de oude haven
echter steeds minder bruikbaar en bleek
het noodzakelijk verbeteringen aan te bren
gen. In 1442 verleende Philips van Bour-
gondiê octrooi tot verbetering en moderni
sering van de oude haven. Vooral aan de
verbetering van de haveningang werd bij
zondere aandacht besteed. De getroffen
maatregelen bleken echter niet voldoende
te zijn en na veel getob begon men ruim
twee eeuwen later, nl. in 1644, met de aan
leg van een geheel nieuwe haven, waar
voor de oude haven ais spuikom dienst
deed. In 1651 was het zover en voeren de
eerste schepen de nieuwe haven binnen.
Toch waren daarmee de zorgen nog niet ge
weken en vooral in de 18de eeuw dreigde
verzanding of verlanding van het geulen
stelsel buiten de haven iedere vorm van
scheepvaartverkeer onmogelijk te maken.
Eerst nadat in 1809 de buiten de haven ge
legen gronden waren bedijkt, kreeg Goes een
nieuwe verbinding met de Oosterschelde via
een kanaal, dat door een schutsluis van het
buitenwater werd gescheiden.
Gebouwen. Van de gebouwen dient eerst de
grote kerk te worden vermeld. Reeds in 1216
moet Goes al een kerk of kapel rijk zijn ge
weest. In het begin van de 15de eeuw werd
de parochiekerk uitgebreid met het westelijk
deel en de toren en op 8 juni 1423 ingewijd
door vicaris Matthias van Utrecht. De kerk
is gewijd aan de Heilige Maria Magdalena,
patrones van Goes. De prachtige kruiskerk
die zelfs heden ten dage het silhouet van
Goes (nog) beheerst, moet vooral tussen
de nederige behuizingen van weleer een in
drukwekkend bouwwerk zijn geweest.
Een ander gebouw dat het stadsbeeld van
Goes ook nu nog allure geeft is het stad
huis, dat thans een grondige restauratie on
dergaat. Het belfort dateert reeds uit 1463,
terwijl de voorgevel gedurende de jaren
1771 - 1775 werd vernieuwd. Ook het om
streeks 1530 gebouwde gotische huis op de
turfkade is een sieraad, waarop de Goese-
naren terecht trots, maar vooral zuinig moe
ten zijn. Hun voorzaten hebben echter voor
de rijkdom aan cultuurmonumenten die Goes
eens bezat beslist niet altijd voldoende eer
bied gehad. Het was niet alleen het slot
Oostende dat verloren ging, maar ook de
mooie gildenhuizen van de drie Goese schut
terijen die destijds het aanzien van de stad
mee hielpen bepalen, ondergingen eenzelfde
lot. Nadat ze voor het doel waarvoor ze
oorspronkelijk waren gebouwd, geen zin
meer hadden, werd het Schuttershof van de
Handboog aan de Kreukelmarkt in 1842 in
gericht tot Latijnse school en Stadsteken-
school. Het gildehuis van de Voet- of Kruis
boog in 1613 gebouwd werd in 1876
verbouwd tot sociëteit voor „Van Onge-
neugten Vrij" en toneelzaal, terwijl de fraai
ste van de Goese Doelen, die van de Bus-
seschieters, in 1816 werd afgebroken.
Ook de nog aanwezige poorten, te weten
de Westpoort, de Donkere poort, de Koe
poort, de Hoofdpoort, de Oostpoort en de
Zuidpoort (Ganzenpoort) werden alle in de
loop van de vorige eeuw afgebroken met als
laatste de Ganzenpoort (Zuidpoort) in
1862.
Goes heeft voorheen een drietal kloosters
binnen zijn wallen geherbergd. In 1429 werd
het patershof gesticht, dat ook wel het
Kruisbroederklooster werd genoemd. Het
moet in de buurt van Vlasmarkt - Beesten
markt gestaan hebben en verkreeg veel voor
rechten, o.a. het recht om tot schuilplaats
te mogen dienen van „toevallige doodsla
gers". Het werd in 1592 als klooster opge
heven. Ook het St. Agnesklooster moet in
de eerste helft van de 15de eeuw zijn ge
sticht. Het gebouw deed later dienst als zie
kenhuis en is geheel verdwenen. Alleen de
Agnesgang herinnert wellicht nog aan dit
klooster. Tenslotte was er nog het klooster
der Zwarte Zusters, dat in de buurt van de
Zusterstraat heeft gestaan. Het werd op het
eind van de 16e eeuw echter reeds opgehe
ven en een deel ervan is later weeshuis
geworden.
Ongetwijfeld zal het silhouet van Goes
eertijds vooral verlevendigd zijn geweest
door de aanwezigheid op de wallen van een
aantal molens oliemolens, zaagmolens,
korenmolens en een gortmolen. Er is zelfs
een waterkorenmolen geweest (getijmolen),
voor Zeeland naar ik meen een zeldzaam
heid Hij werd omstreeks 1800 buiten ge
bruik gesteld.
Vader Tijd heeft ons ook van deze molens
niets overgelaten; gelukkig bezit Goes nog
één fraaie walmolen, die thans wordt of
reeds is gerestaureerd.
Markten. Het aantal markten in Goes is
opvallend en benadrukt de rol die de han
del er door de eeuwen heen heeft gespeeld.
Zo was er eens de Oude Vismarkt, een
pleintje dat we aan het einde van de Lange
Vorststraat vinden. Reeds zeer lang geleden
werd de visafslag echter naar de kade ver
plaatst, waar nog tot in deze eeuw vis werd
verkocht. Ook bestond er eens een Kreukel
markt, maar door onvoldoende aanvoer be
hoort de handel in kreukels of alikruiken
reeds eeuwenlang tot het verleden. Het
marktpleintje is er echter nog steeds en
heeft altijd zijn vroegere naam behouden.
In 1604 werd het plein dat we thans nog
als Vlasmarkt kennen, aangewezen voor de
verhandeling van gerepeld vlas. Het doet als
zodanig ook reeds lang geen dienst meer.
De Beestenmarkt daarentegen is lang voor
de veehandel in gebruik geweest, waarbij de
handel zich in hoofdzaak bepaalde tot rund
vee en varkens. Eens per jaar werd er een
paardenmarkt gehouden, waaraan een loterij,
was verbonden. Een boombeplanting zorgde
in de 18de eeuw voor de nodige schaduw.
Ook de Grote- of Korenmarkt was in die
tijd aan de noord- en oostzijde van een fraaie
beplanting voorzien. Bovendien versierde
een monumentale pomp eertijds dit plein,
die echter nadien naar de Beestenmarkt
werd verplaatst.
Alhoewel hiervoor in Goes geen bepaald
plein aanwezig was, werd er desondanks vele
jaren lang in de Lange Vorststraat op dins
dag zuivelmarkt gehouden, waar de boerin
nen hun boter en eieren te koop aanboden.
Onheilen en onlusten.
Gedurende de ioop der tijden is ook Goes
niet voor rampen en onheilen gespaard ge
bleven. In het bijzonder tijdens 16de eeuw
kreeg de stad het zwaar te verduren. In
1530 richtte een stormvloed grote schade
aan, waardoor de Oostwatering ten onder
ging. Ook de Westwatering en de stad Goes
zelf, waar de Ganzenpoort gedeeltelijk werd
weggeslagen, leden onder het watergeweld,
als gevolg waarvan de burgerij onder zware
lasten gebukt ging. Een enorme brand die
op 28 mei 1554 in een der zoutketen schijnt
te zijn ontstaan, legde bovendien een aan
zienlijk deel van de houten huizen in as.
Voorts moet Goes in de jaren 1561, 1563 en
1570 van overstromingen te lijden hebben
gehad.
Gedurende de 80-jarige oorlog bleef Goes
langer in Spaanse handen dan de andere
Zeeuwse steden. Eerst in 1577, toen de
Spaanse bezetting de stad reeds had ver
laten, koos men de zijde van de Prins, na
dat een beleg van de stad in 1572 was mis
lukt.
In 1657 ontstonden ernstige moeilijkheden
in het centrum van de gemeente in verband
met de benoeming van twee rentmeesters,
terwijl in 1692 over eenzelfde kwestie woe
lingen ontstonden, gevolgd door een ernstige
machtstrijd onder de notabelen. Hierbij werd
burgemeester Adolf Westerwijk zelfs ter
dood veroordeeld. Dit vonnis werd gelukkig
niet uitgevoerd en na 1702 is Westerwijk
zelfs opnieuw burgemeester van Goes ge
worden.
Ook in de patriottentijd laaiden in Goes
de tegenstellingen hoog op en het was voor
al op 30 januari 1787, toen tijdens de markt-
18