in waterbouwkundige Andries Schraver kreeg opdracht om de mogelijkheid van een ver binding door middel van een dam in studie te nemen en als de aanleg uitvoerbaar zou blijken dit plan uit te werken. Reeds het jaar daarop diende Schraver zijn plan in, maar de val van de keizer verhinderde dat het in uitvoering kwam. Het zou nog nage noeg 60 jaren duren, eer met de aanleg van de Sloedam werd begonnen. Ditmaal lagen er aan deze plannen vredelievender motieven ten grondslag. In 1845 had de bekende Middelburgse aannemer Dirk Dronkers een brochure ge publiceerd waarin de aanleg van een spoor lijn van Venio naar Middelburg werd gepro pageerd. Uiteraard werd hierin ook de aan leg van een dam door het Sloe betrokken. Angst voor het ontstaan van hogere water standen en allerlei andere verwikkelingen verijdelden ook de uitvoering van deze plan nen. Jaren later (1867) werd de Kreekrakdam aangelegd en werd de spoorlijn doorgetrok ken tot Goes. Tenslotete werd bij de wet van 31 december 1865 de aanleg van een spoor lijn van Goes naar Vlissingen geregeld, zo mede het graven van een kanaal van Vlis singen naar Middelburg. Zodoende kon in maart 1871 met de aanleg van de Sloedam begonnen worden. Dit werk werd reeds in december van hetzelfde jaar voltooid, waar door Walcheren en Zuid-Beveland zowel door een spoorlijn als door een straatweg met elkaar werden verbonden. Als we nagaan dat in het sluitgat het diepste punt op 11 meter beneden laag wa ter lag en dat de af te sluiten geul 335 m breed was, mag in het licht van de beschei den hulpmiddelen waarover men toen be schikte, zeker van een grote prestatie op het gebied van de natte waterbouw gesproken worden. Ook de aanleg van het kanaal van Vlis singen naar Middelburg kwam in die tijd in uitvoering. Tevens werd het in 1817 aan gelegde kanaal van Middelburg naar het Veersegat verruimd en omgebogen naar Vee- re, waardoor de uitmonding bij Wulpenburg kwam te vervallen. Op 8 september 1873 werd het kanaal door Walcheren officieel geopend en, verge zeld van de nodige festiviteiten, in dienst gesteld. Uitvoering van de kanaalwerken anno 1871. Schorren en slikken. Zoals in ieder getijde-gebied, lagen er voor heen zowel in het Veersegat als in de Zand- kree-k schorren, uitgebreide slikgebieden en zandplaten, die gedurig aan veranderingen onderhevig waren. Vooral de aanleg van de Sloedam bracht in het stromingsbeeld ra dicale veranderingen. Dit laat zich verstaan doordat vóór de afdamming de vloed- stroom in hoofdzaak door het Sloe, dus vanuit het zuiden, binnenkwam. Na de af damming was dit onmogelijk geworden en moest de vulling met vloedwater voorname lijk vanuit de Oosterschelde langs Vrouwen polder plaatsvinden. Voor de ware natuurminnaar vormde ieder bezoek aan de schorren en slikken steeds -opnieuw een bron van grote vreugde. Hoe kon hij genieten van de verscheidenheid die hij er aantrof en van de rijkdom van vormen en kleuren. Hij was er meestal alleen met de ,|f, f #§§i--*i §J wolken, de wind, de planten, de bloemen en de vogels. Laat ons in het kort nog eens nagaan waar aan een ons onbekende natuurminnaar zich vele jaren geleden zo verlustigd moet hebben. Van de laagwaterlijn naar de schor- rand lopend, kwam hij eerst de zeekraal tegen, die vele -onzer lezers zich stellig nog zullen herinneren als een heerlijke voorjaars groente. Ze bestonden uit groene, vlezige stengels, met hier en daar een onbeduidend bloempje. Ook het zgn. klein sch-orrekruid zal hij in die omgeving wel tegen gekomen zijn. Het sch-or zelf vond -hij begroeid met grassoorten, waaronder het fijne schapengras en op de hoogste gedeelten het gro vere zilt zwenkgras. Langs de kreekranden groeiden brede zomen van obione met grijs blauwe en geelachtige bloempjes. Ook de zeeweegbree met smalle bladen en slanke bloei-aren was er meestal van de partij, even- ails de schijnpurrie met zijn rose bloemen De lamsoor (limoenkruid) die in het Noordsioe en op de Goudplaat in de maand augustus met zijn paarse bloementuilen de indruk kon wekken dat men op de heide liep in plaats van -in het schor was een steeds terugkerende vaste klant, evenals de zee-aster of zulte. Ook deze planten zorg den in het begin van augustus met hun over daad aan lila bloemen voor een onvergete lijke kleurenpracht. Wel moest onze natuurminnaar constate ren dat de geïmporteerde en in 1925 uitge- plante sparrina door zijn overwoekeringsdrift schade toebracht aan de plantengezelschap- pen van weleer, Maar deze verarming kon de herinnering aan de bijzondere flora langs die oude getijstromen toch niet meer uitwissen. Vooral bij afgaand water was er tevens sprake van een intens vogelleven. Slik en schor vormden voor de vele vogelsoorten een onuitputtelijke voedselbron. Door zijn kijker zag onze natuurminnaar op de slikken en langs de brede geulen strandplevieren, dwergsterns, visdiefjes, grote sterns, kok meeuwen en scholeksters en op de hogere schorgedeelten trof hij de tureluur, de kiviet en de kluut. Was hij er toevallig in de na zomer of de vroege herfst dan zag hij er de duizenden vinkaohtiigen, die zich aan de rijpe zaden tegoed deden. Moe, maar zeer voldaan zal hij huiswaarts zijn gekeerd en uren daarna zal het uit bundig gekrijs van het vogelvolkje nog in zijn oren hebben nageklonken. Na de afsluiting verdween die merkwaar dige, aan eb en vloed gebonden planten wereld, voor goed. Dit was ook het geval met bepaalde vogelsoorten en met de zout- watervissen. Alleen Pierre, de o-u-de zee-hond, wist van geen wijken. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1971 | | pagina 10