Oosterschelde bedreigd watermilieu De studiegroep Oosterschelde" heeft, min of meer als vervolg op het artikel „Moet de Oosterschelde wel dicht?" in „Ons Zeewezen" no. 7 van augustus 1969, van de hand van ir. Loeff, een tweede brochure laten verschijnen eveneens van de hand van ir. Loeff, nu met medewerking van enige leden van de vereniging „Milieuhygiëne Zeeland" en hydrobiologen, waarin de ge volgen worden afgeschilderd voor het milieu, wanneer de Oosterschelde zou worden afge sloten. De brochure opent met een uitspraak van dr. K. F. Vaes van het Delta-instituut voor hydrobiologisch onderzoek te Yerseke: „Denken we nu aan ons eigen land, dan kunnen wij over het Deltaplan kort zijn. Dit is geen beheren, maar volkomen an nihileren. Al beseft ieder dat hier marien- hydrobiologische belangen de unieke Oosterschelde biocenose, de hoogst ont wikkelde oestercultuur voor grotere lands belangen moeten wijken toch blijft dit voor de mariene hydrobiologen een droeve zaak". Aan het slot van het artikel vinden we de Slogan: WIE VAN ZEELAND HOUDT LATE DE OOSTERSCHELDE ZOUT! De 14 bladzijden tellende tekst tussen deze 2 uitspraken schetst ons de gevaren, die het milieu van de Oosterschelde bedrei gen, wanneer straks deze zeearm zal zijn af gesloten. Dat die afsluiting in 1978 een feit zal zijn lijkt waarschijnlijk. Gelet op de uit spraak van ons parlement in 1957, gelet op de morfologische ontwikkeling van het Oos- terschelde-bekken (wij komen daar straks nog op terug) en gelet op de vordering van de werken komt het ons weinig zinvol voor om hier de discussie nogeens opnieuw te openen. Opmerkingen in de brochure dat velen de Deltawet van 1957 als verouderd beschou wen en dat we aan deze verouderde wet de afsluiting van de Oosterschelde te danken hebben, brengen de zaak van de Ooster schelde weinig vooruit. Natuurlijk zal een wet die bijna 14 jaar oud is, in deze snel evoluerende tijd verouderde aspecten ver tonen, maar het principe van de kustver- korting geldt nog onverkort; ik mocht dat toelichten in mijn artikei in de Veerse Meer Gids van 16 januari j.l. Deze tweede brochure geeft intussen een groot aantal interessante beschouwingen t.a.v. de mogelijke milieuverontreiniging van de Oosterschelde na de afsluiting. Het is een probleem dat niet alléén de Ooster schelde bedreigt, maar overal in de wereld de aandacht vraagt. Als waarschuwing tegen milieuverontreiniging heeft deze brochure zijn (beperkte) verdienste. Doch naar mijn ge voelen wordt de brochure ontsiert door de wijze waarop kritiek wordt uitgeoefend op de Nota Waterhuishouding van Nederland van de Rijkswaterstaat, gedateerd 1968. Ter illustratie van onze bezwaren laten we hieronder een verkorte weergave volgen van de argumentatie in de brochure met betrekking tot het zoutgehalte van de Oos terschelde na de afsluiting. De brochure haalt uit bijlage 2 - 2 van de Nota Waterhuishouding aan een beschrijving van het toekomstbeeld, zoals men zich dat in de vijftiger jaren had gedacht: „De primaire ontzilting van het zuidelijke delta-bekken zou in 2 a 3 jaar kunnen zijn voltooid. Het gemiddelde chloride-iongehalte zou dan verder onder gemiddelde omstan digheden ruimschoots beneden 300 mg/1 (norm voor zoetwater) kunnen blijven." Vervolgens haalt de brochure uit bijlage 2 - 3 van de Nota Waterhuishouding aan, dat als gevolg van de verdieping van de Nieuwe Waterweg de zouttoestand op de VOORNE HOEKSCHE WAARD OVERFLAKKEI SCHOUWEN DUIVELAND X22 min m3 NOORD BEVELAND THOLEN WALCHEREN ZUID-BEVELAND ■15 min m5| 1872 -1953 ZUID-HOLLAND ZANDBAL ANS IN min m' UITSCHURING AANZANDING BENEDEN NAP 685 629 TUSSEN NAP EN G.H.W. 156 VLAAMSE BANKEN ca (IOO) 665 885 2iel (kaart) PUTTEN 11 min m3 26 min m3 203 min m'l: (TT :~j verdieping verondieping beneden NAP Figuur 1. Kaartje aangevend de verdiepingen en verondiepingen sinds 1872 tot 1S33 ontleend aan peilingen. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1971 | | pagina 6