Het oude veerhuis van Woiphaartsdijk.
kend. Zo waren er de stormvloeden van 23
november 1334 en 14 januarii 1551 (Pon-
tiaanvloed), waardoor hst oostelijk deel van
het eiland overstroomde. Ook het weste
lijk deel onderging eenzelfde lot tijdens de
vloeden van 16 november 1377 en 1 novem
ber 1570 (Allerheiligenvloed). Vooral na
deze laatste storm duurde het bijna 100 jaar
eer het land werd herd ijkt (1665).
Het is opvallend, dat in de loop der
tijden zoveel overstromingen plaats vonden
vanuit de Zandkreek over een afstand van
enkele kilometers ter weerszijden van de
lijn KortgeneWoiphaartsdijk. Een verkla
ring hiervoor zou gevonden kunnen worden
in het feit, dat het water bij vloed zowel
vanuit het westen ais vanuit het oosten
de smalle Zandkreek werd ingeperst. Waar
beide vloedstromen elkaar ontmoetten, ont
stond dan tijdens stormvloeden uiteraard
een extra waterverhioging met alle gevolgen
van dien
De Walcherse kust tussen Veere en Vrou
wenpolder is voor ernstige natuurrampen
gespaard gebleven, maar moest daarentegen
in 1944 ruimschoots zijn toil aan onze be
vrijding betalen, toen op 11 oktober 1944
de dijk benoorden Veere werd gebombar
deerd en door een bres van ongeveer 450 m
breed het zoute water Walcheren binnen
stroomde. Ruim een jaar later, op 23 okt.
1S45, was het stroomgat weer gesloten,
nadat In het sluitgat twee schepen tot zin
ken waren gebracht.
Thans, ruim 25 jaren later, kan men zich
nog maar nauwelijks voorstellen, hoe triest
en gehavend de geheJe omgeving er toen
uitzag. Onderstaande afbeelding van de
werkzaamheden tijdens de sluiting kan het
geheugen nog wat opfrissen.
De ramp die zich voltrok ia het duister
van de nacht van 31 januari op 1 februari
1953 ligt nog betrekkelijk vers in het ge
heugen en van de gevolgen van het water
geweld getuigen de graven der vele omge
komenen op de kerkhoven van menig kust
dorp.
Door een ongelukkige samenloop van een
aantal ongunstige factoren ontstond in die
bewuste nacht van zaterdag op zondag een
ongekend hoge waterstand, die het water
op veei plaatsen over de dijken deed stro
men. Daardoor werden de binnenbelopen aan
getast en bezweken de dijken op vele plaat
sen.
Enig idee over die hoogte van het water
in die fatale nacht in vergelijking tot de
hoogten van vroegere stormvloeden krijgt
men uit de volgende gegevens, die gelden
voor het gebied bij Veere. In 1825 werd daar
een stormivloediboogte gemeten van 3.82 m
N.A.P., in 1894 van 3.59 m N.A.P.,
in 1906 van 3.70 m N.A.P., in 1916
van 3.44 m N.A.P. en in 1953 van 4.50 m
N.A.P. Hieruit blijkt dat in 1953 het
waterpeiij nog 68 cm hoger lag dan dat van
de hoogste vloed diie ooit in Veere was
gemeten, nl. die van 1825.
Ook langs Veersegat en Zanidkreek vloei
de het water op veel plaatsen over de dij
ken. De overstromingen vanuit de Zand
kreek ontstonden weer aan beid:e zijden
van de lijn KortgeneWoiphaartsdijk, ter
wijl langs de Walcherse kust de Kattepolder
onderliep. Dit was ook het geval tussen
Veere en de Sloedam, waar het water door
bressen in de dijken van de Oranjepolder
en van de Suzannapolder de achterliggende
landerijen overstroomde. Ook in Veere
stroomde het water vanuit de Koopmans
haven de kaden over naar lager gelegen
delen.
De verliezen aan mensenlevens en het
doorgestane leed blijven als onherstelbare
posten opgetekend in het boek der historie.
Het herstel van de aangerichte schade
daarentegen werd snel en voortvarend aan
gepakt. Zodoende viel onder Woiphaarts
dijk de Oost eriandpoi der reeds op 24 febr.
1953 droog, evenals de Zuidviietpolder. De
Zuiderlandpolder was ingelopen doordat een
coupure in de oude spoorbaan niet was
dichtgezet, terwijl de Oud-Sabbingepolder
vanuit de Oosterlandpolder onderstroomde
door een coupure, waarvan de schotbalken
ontbraken. Zodoende konden beide laatst
genoemde polders weer spoedig van het
binnengestroomde water ontlast worden.
Op Noord-Beveland werd de stroomgeul
die in de bres van de zeedijk van de Leen-
dert Abrahampolder was ontstaan, op 23
februari reeds tot een hoogte van hoog water
opgespoten, waarna de polder leegliep door
een duiker naar het haventje van Kate. In
de Jonkvrouw Annapolder werd de ringdijk
om het stroomgat in de zeedijk op 8 maart
gesloten, terwijl de buitenkade langs de ver
nielde dijk van de Willem Adriaanpolder op
10 maart werd gesloten. De bressen in de
dijk van de Adriaanpolder lagen gelukkig
allemaal boven gemiddeld hoog water. Op
2 mei 1953 was het op Noord-Beveland
ondergelopen gebied met een oppervlakte
van 2173 ha van het zeewater bevrijd.
Op Walcheren werd de dijk van de Katte
polder op 4 februari reeds tot een hoogte
van 4 m N.A.P. gedicht. De gaten in de
dijken van de Suzannapolder en van de
Oranjepolder waren op 14 februari reeds
door ntooddaromen beveiligdwaarna dliit ge
bied watervrij kon worden gemaakt.
Na de catastrofe van 1 februari 1953
werd op 8 mei 1958 de deltawet van kracht
en was het lot van Veersegat en Zandkreek
bezegeld. Op 4 mei 1960 werd de Zand-
kreekdam gesloten en op 27 april 1961
volgde de Veersegatdam. Het laatste bedrijf
van het spel der getijden was voor deze zee
gaten ten einde; het scherm viel en duister
nis daalde over een toestand van eeuwen
her, waarvan men een dergelijk einde vóór
1953 niet had kunnen voorzien.
Aan de horizon gloorde de dageraad van
een nieuwe tijd.
J. van den Broecke.
Informatiebronnen:
Polytechnisch tijdschrift 14 augustus 1954.
M. H. Wilderom, Tussen afsiuitdammen en
deitad ijken.
W. J. Dijk, De schoonheid onzer binnen
schepen.
MP. de Bruin, 100 jaar varen.
J, van Be ijl en, Zeeuwse vissersschepen van
de Ooster- en Westerschelde.
Jhr. Mr. G. F. Sandberg, Overzetveren in
Zeeland.
11