het Noord-Beveland, zoals de tegenwoordige
generatie het vóór 1961 heeft gekend.
Of Noord-Beveland, toen het van het
oude Bivelant werd afgescheiden, reeds
bedijkt land was, valt niet met zekerheid
te melden. Uit het feit dat in de 12e en
in het begin van de 13e eeuw dorpen wor
den vermeld kan echter worden afgeleid
dat er toen reeds bedijkt land was. Door
gebrek aan geschiedschrijving en kaart
materiaal van enige nauwkeurigheid, blijft
veel in de nevel van de vroege tijd verbor
gen. Het oude Noord-Beveland bestond des
tijds uit twee bedijkte eilanden, van elkaar
gescheiden door de Wijtvliet.
De Wijtvliet schijnt in het begin van de
13e eeuw te zijn afgedamd, zodat toen één
eiland ontstond.
Het eiland werd herhaaldelijk door storm
vloeden, dijk- en oevervallen geteisterd, als
gevolg waarvan het gedurig van vorm ver
anderde. Berucht zijn de stormvloeden van
1334 en 1352. Ter weerszijden van Kort-
gene werden in 1340 twee inlaagdijken ge
legd, omdat het land door oevervallen werd
bedreigd.
Gelukkig was er ook van landwinst sprake,
want in de loop van de 14e eeuw werden
het Kats-Nieuwland en het Kampers-Nieuw-
fand bedijkt.
In Noord-Beveland beoosten Wijtvliet la
gen de plaatsen Cortgene, Emelisse, Ede-
kinge, Hamerstee, Kats, Welle, Noordwelle
en Dijkshoek.
Het dorpje Welle had een ker'k die aan
de H. Petrus was gewijd en die vermoede
lijk de moederkerk was van de parochie
kerk van Cortgene. Reeds in 1162 behoorde
deze moederkerk aan de abdij van Middel
burg, die het patronaatsrecht in 1276 aan
de graaf afstond. De dochterkerken bleven
echter aan de abdij behoren.
In Noord-Beveland bewesten Wijtvliet la
gen de dorpen Wissekerke, Nijenvliet (Vlie-
te), Campen, Gerlofsdije (Geersdijk) en
Zoete!ingerkere (Zoelekerke).
In de loop van de 15e eeuw is er sprake
van onmin tussen de besturen van de drie
toen bestaande wateringen over het onder
houd van de dijken. Het gevolg was dat de
dijken niet meer regelmatig werden verhoogd
en verzwaard en dat ook het normale on
derhoud van de waterkeringen veel te wen
sen overliet.
De gevolgen van dit wanbeheer bleven
niet uit, zoals uit het vervolg van dit ver
haal zal blijken.
De vroegere opzichter van de Provinciale
waterstaat A. Hollestelte, die zich in het
bijzonder met de geschiedenis van de ei
landen Tholen en Noord-Beveland heeft be
zig gehouden, heeft getracht om op grond
van zijn studie en onderzoek, de situatie
van het oude Noord-Beveland uit de middel
eeuwen te reconstrueren.
In zijn visie zag het oostelijk deel er toen
wit zoals bijgaande schets weergeeft.
Het beeld van een middeleeuwse stad.
In Nederland ontstonden de meeste steden
na het jaar 1200. Hierop bestaan maar
enkele uitzonderingen. Zo ontstonden Maas
tricht, Nijmegen en Utrecht al in de Ro
meinse tijd, maar ook Deventer, Tiel, Gro
ningen en Middelburg beleefden hun vroeg
ste historie reeds voor 1200.
Nadat de landsheer stadsrechten had ver
leend, kregen de oorspronkelijke nederzet
tingen tenslotte een eigen bestuur, eigen
rechtspraak, eigen financiën en het recht
van betastingheffing. Bovendien mochten de
steden ter bevordering van de veiligheid
van lijf en goed worden omwald door muren
met poorten en torens.
Binnen de ommuurde ruimte was er niet
zo heel veel plaats om te bouwen. Oor
spronkelijk waren de huizen van hout en
bestonden de daken uit stro. Het brand
gevaar was enorm groot en de branden
waren vaak catastrofaal. In de latere mid
deleeuwen werden de gevels en daken van
steen en pannen gebouwd. De straten waren
smal en niet verhard. Er was geen straat
verlichting en 's avonds was de onveilig
heid groot. De kerken waren het middel
punt van het leven. De bronzen stemmen
der klokken riepen niet alleen op tot kerk
gang, ze riepen ook op tot opstand en
verzet en waarschuwden voor brand- en
overstromingsgevaar.
De meeste steden ontwikkelden zich lang
zamerhand uit bestaande nederzettingen.
Slechts enkele steden zijn werkelijk ge
sticht, dus door of met goedvinden van de
landsheer in het leven geroepen op een
plaats waar voorheen niets was.
Onderstaande plattegrond van een wille
keurige middeleeuwse vestingstad laat ten
slotte duidelijk zien, hoe weinig ruimte er
in feite was om te bouwen. De oppervlakte
die men noodzakelijk achtte voor zijn ver
dedigende functie, zowel als voor het open
bare marktplein met kerk, stadhuis en
soms een kasteel, liet een onbeperkte bouw
van huizen voor de burgers vrijwel nooit toe.
De oorsprong van de smalstad Cortgene.
In een charter uit het jaar 1247 van Otto,
bisschop van Utrecht, wordt Cortgene (Cor-
tekine of Cortkeen) genoemd onder de be
zittingen van de abdij van Middelburg.
De naamsoorsprong is niet met zeker
heid bekend en de pogingen om deze naam
te verklaren zijn dus uitsluitend gissingen.
Als ambacht was Cortgene volgens een
charter van 12 juli 1290 ai in aanzien. Reeds
voordat de stad van die naam werd ge
bouwd, moet er al een plaats van die naam
geweest zijn, want in 1247 was er sprake
van een parochiekerk van Cortgene. Bij
gebrek aan duidelijke gegevens moeten we
aannemen dat van dit eerste Cortgene geen
spoor is overgebleven. De juiste toestand
verliest zich echter in de nevel van de tijd,
alhoewel het toch een vaststaand feit schijnt
te zijn dat tot het einde van de 14e eeuw
schepen uit dat oude Cortgene in vrij grote
getale Engelse havens bezochten. Hoe het
ook zij, in latere jaren schijnen de over
gebleven mensen van het eerste Cortgene
hun parochiekerk in het naburige dorp Welle
te hebben gehad.
In het begin van de 15e eeuw was het
ambacht Cortgene in het bezit van een tak
van het geslacht van Borsele. Het was
Philips van Borsele die van graaf Willem IV
verlof kreeg een hem toebehorend schor
van vesten en poorten te voorzien om er
„een stedeken" te stichten. De klei uit het
schor werd gebruikt voor het bakken van
stenen. Van deze gebakken stenen werden
de vestingmuren, de poorten en de torens
gebouwd. Deze werken schijnen in de loop
van het jaar 1413 te zijn voltooid, waarna
met de bouw van de houten huizen binnen
de ommuurde ruimte kon worden begonnen.
Kort nadat de bouw van de meeste huizen
met inbegrip van de parochiekerk was vol
tooid, ontstond vanuit een bakoven een
brand, die alle huizen en de kerk weer in
as legde.
Met grote steun van de ambachtsheer
werd de plaats daarna opnieuw opgebouwd,
echter onder voorwaarde dat binnen de mu
ren geen bakovens meer gebouwd mochten
worden. Het schijnt dat toen ook het kasteel
van Cortgene wend gebouwd. Zo ontstond
dus de vestingstad waarvan de aanblik
in het begin van dit verhaal werd beschreven.
In het jaar 1417 verhief Jacoba van
Beieren Cortgene tot vrije heerlijkheid, maar
als stad werd de plaats voor het eerst
vermeld in 1431 toen Frank van Borsele
„der stede van Cortgene" in leen kreeg
van Jacoba van Beieren, met wie hij toen
gehuwd was.
Door handel en nijverheid moet Cortgene
destijds wel tot enige bloei zijn gekomen.
Als oorzaak van deze ontwikkeling zal zijn
gunstige ligging aan het water niet vreemd
zijn geweest. Bovendien wijst in deze rich
ting tevens het feit dat Cortgene, evenals
Reimerswaal, Goes, Tholen en Vlissingen,
destijds één oorlogsschip moest uitrusten
voor de vloot die strijd moest leveren tegen
de „oosterlingen" (Kruistochten).
Vermoedelijk leden stad en ambacht scha-
Plattegrond van een middeleeuwse stad.
10