Het „Hof van Borsele."
bedijken. Diens opvolger was WighoJd A-
driaan, graaf van Nassau, enz. Na het over
lijden van Wigbold, erfde diens dochter
Adriana Petronefla de heerlijkheid Cortgene.
Toen zij trouwde met Jhr. Joachim Ernst
Mulert tot de Leemeule, kwam er een einde
aan het bezit van Cortgene door het huis
van Nassau.
Nog heden ten dage dragen een Kortgeens
horecabedrijf en een boerderij namen, die
herinneringen oproepen aan de vroegere
ambachtsheren.
Het herboren Kortgene,
„Nadat deze verdronken stad en landen
wederom tot hoge schorren waren aange
wassen, is men begonnen de stad opnieuw
op te bouwen. Aan de toren, voorzien met
een zware klok, is een ruime kerk gebouwd.
In een zeer wijde straat, waar mettertijd
dwarsstraten op zullen komen, zijn al veel
mooie huizen gebouwd. Aan 't eind van die
straat staat de molen. En dus is het om
vele redenen te hopen, dat deze stad nog
eens weder, met vele gebouwen vermeer
dert, en van inwoonderen vermenigvuldigt,
tot een voorspoedigen en bloeienden staet
zal geraken: 't wel'k wij wenschen dat Godt
ons door zijne genaden wil geven."
Zo staat het te lezen in de Kroniek die
Smailegange in 1695 schreef, in welke kro
niek tevens de hierbij afgedrukte plaat van
het herboren Kortgene voorkomt.
De wens van Smailegange werd vervuld;
Kortgene kwam weer tot bloei, maar een
stad zou het nooit meer worden. De oude
nog overgebleven kerktoren werd als kern
voor een nieuwe toren gebruikt, waaraan
de tegenwoordige 'kerk werd gebouwd. Wil
lem van Nassau, heer van Odijk en am
bachtsheer van Kortgene, wist zich opnieuw
in het bezit te stellen van het merendeel
der voorrechten, die zijn voorgangers eer
tijds bezaten. De stedelijke rechten werden
echter in feite niet meer toegekend.
in 1689 werd de eerste predikant aan
gesteld.
Ook het nieuwe Cortgene werd door de
stormvloeden niet met rust gelaten. Tijdens
een enorme watervloed op 15 januari 1808
werden de inwoners om twee uur 's nachts
uit hun slaap opgeschrikt door klokgelui
en riep de omroeper om hulp teneinde het
water te kunnen keren
Alhoewel het water over de dijk naar
binnen stroomde en de bevolking enige uren
in grote angst verkeerde, wist men het
dorp echter met inspanning van alle krach
ten voor een nieuwe ramp te behoeden.
Na deze stormvloed, als gevolg waarvan
verschillende polders opnieuw onder water
kwamen te staan, vond op Noord-Beveland
een algehele dijksverhoging plaats.
Gedurende de 18e eeuw groeide het
nieuwe Cortgene gestaag en in het jaar
1795 bedroeg het aantal inwoners 558.
Omdat het oude Cortgene in 1532 ten onder
ging en men na 1681, dus ongeveer 150
jaar later, eerst met de bouw van het
nieuwe Cortgene begon, moeten we aanne
men, dat vermoedelijk weinig nazaten van
de oorspronkelijke bewoners zullen zijn te
ruggekeerd. Van de nieuwe inwoners die
er zich vestigden, moeten er verscheidene
uit Brabant en Vlaanderen afkomstig zijn
geweest. Zij schijnen er zich reeds op het
eind van de 17e eeuw te hebben gevestigd
en de veronderstelling ligt voor de hand,
dat er vee] polderjongens onder hen ge
weest zullen zijn.
Vrij kort na de bedijking van de Stads-
polder werd er reeds een haven aangelegd.
Een haven was nu eenmaal noodzakelijk,
omdat alle goederen en materialen per schip
aangevoerd moesten worden. Uiteraard on
derging deze haven in de loop der jaren
uitbreiding en vernieuwing. 'De laatste aan
passing dateert uit 1961, waarna de haven
toegankelijk werd voor schepen tot 500 ton.
In tegenstelling tot Wissenkerke, waar
drie molens staan, heeft Cortgene nooit meer
dan één molen gekend. Volgens Smailegange
stond er oorspronkelijk een houten molen.
De molen die nu nog op het eind van het
dorp staat op de dijk van de Oud-Kortgene
polder, werd in 1873 gebouwd. Op de kaart
van Hattinga uit 1753 staat nog een mee
stoot aangegeven. De bebouwing had toen
bij lange na de dijk van de Oud-Kortgene
polder nog niet bereikt, zoals bijgaande
afdruk van deze kaart laat zien.
Naar alle waarschijnlijkheid waren de
straten in Cortgene omstreeks het midden
van de 18e eeuw nog niet verhard. Dit was
eveneens het geval met de wegen waardoor
het met de overige dorpen van Noord-
Beveland was verbonden.
Oorspronkelijk lagen deze wegen op de
kruinen van de dijken. De naam ,,weg" viel
er trouwens maar nauwelijks aan toe te
kennen en vooral gedurende de wintertijd
zal de begaanbaarheid ervan veel, zo niet
alles, te wensen overgelaten hebben.
12