Havenzicht, Kortgene.
Gezicht op de haven vóór de afsluiting.
Omstreeks het midden van de vorige eeuw
is men van lieverlee begonnen met de aan
leg van grindwegen. Later ging men hiervoor
steenslag (macadam) gebruiken. De aanvoer
vond weer per schip plaats in de haven,
waar het verhardingsmateriaal met mandjes
werd gelost, waarna het met boerenwagens
naar de diverse objecten werd vervoerd.
Zo groeide het latere Kortgene tenslotte
uit tot het welvarende dorp zoals we dat
nog van voor 1953 kennen, met een sterk
agrarisch gerichte bevolking. Het werd in
1941 met de dorpen Kats en Colijnsplaat
tot één gemeente verenigd, welke gemeente
in 1961 3479 inwoners telde.
De latere eigenaren van het ambacht
Cortgene.
Voor een overzicht van de latere eige
naren moeten we terugkeren naar het einde
van de 18e eeuw, toen de eigendom van
het ambacht Cortgene aan het geslacht Mu-
lert was vervallen.
Het huwelijk van Adriana PetroneHa, gra
vin van Nassau met Jhr. Joachim Ernst Mu-
lert, waaruit vier zonen geboren werden,
werd tenslotte door echtscheiding ontbon
den.
In 1842 voerden de gebroeders Jacob
Adriaan Willem en Frederik Christiaan baron
Mulert een merkwaardig proces tegen de
Staat. Ze beweerden nl. in de heerlijkheid
Cortgene alle belastingen te kun-nen opleg
gen met uitzondering van die op de con
sumptie. Ze beriepen zich hierbij op brieven
van Maximiliaan en Maria van 28 maart
1478, ten behoeve van Floris, Bastaard van
Borsele als heer van Cortgene en Emelisse
in Noord-Beveland en Pamele in Vlaanderen,
op sententie van de raad van Mechelen van
27 oktober 1497; van den hoogen raad van
Holland en Zeeland van 6 maart 1674 en
op een transaktie van 25 april 1674 tussen
Willem van Nassau, heer van Cortgene en
Odijk en de staten van Zeeland.
Het zal voor hen ongetwijfeld een teleur
stelling zijn geweest, toen hun beweerde
rechten door ,,den hoogen raad" bij arrest
van 10 juni 1842 ongegrond werden ver
klaard. Blijkbaar stelden zij na deze uit
spraak geen prijs meer op het behoud van
de heerlijkheid Cortgene, want nog in no
vember van datzelfde jaar verkochten zij
deze naar men beweert voor 300.000.
aan Anthonie van Hoboken, heer van Rhoon
en Pendrecht.
In de akte van verkoop, gedateerd 7 no
vember 1842, wordt de oorspronkelijke heer
lijkheid als volgt omschreven: „Heerlijkheid,
stede, slot. Boomgaarden van Cortgene met
de toenmalige, naderhand vermeerderde en
hieronder ingedeelde grootte van negen
honderd drie en negentig gemeten, veertig
roeden Ambachts met Malerij, Visscherij,
Vogelarij, Veren, ommelopen, Aanwassen en
alle andere ambachtsgevolgen, met den Ex-
cijns alzoo groot als dien toen was of
namaals worden mogte, met besterfte Bas
taarde goederen, Strangiersche goederen
en alle andere zekere en onzekere opko
mingen, vervallen ende profijten hoedanig
men die noemen zoude niet daarvan uitge
zonderd. met alle Heerlijkheden, Hooge,
Middelbare en lagere Justitie; met gelijke
justitie in het voor Cortgene stromende
water Zuidvliet, vanaf de Boomvlietsche
sluizen ten Oosten, tot de sluizen van het
Loe ten westen; zoo ook alle landen welke
der Grafelijkheid van Zeeland, waren Com-
peterende, zoo op de landen alreeds bedijkt
en nog te bedijken, mitsgaders over de
aanwassen."
Uitdrukkelijk werd echter bij de verkoop
uitgezonderd de hiervoor vermelde Excijns
en recht op de belastingen van Cortgene,
die de Staat „reeds ettelijke jaren aan zich
had getrokken."
Wie was nu deze Anthonie van Hoboken,
die in 1842 de heerlijkheid Cortgene kocht?
Volgens de akte van verkoop, verleden
voor notaris H. K. J. v. d. Bussche, was
Anthonie van Hoboken Commandeur der
Orde van den Nederlandschen Leeuw, Zee
handelaar en scheepsreder, wonende binnen
de stad Rotterdam op Wijnhave. Hij was
op 4 november 1758 i-n Rotterdam geboren
en was reeds op jeugdige leeftijd handelaar
in boter en kaas met export naar Engeland.
Nadien breidde hij zijn handel uit naar
Ned. Oost-lndiê, Zuid-Afrika, Middellandse
Zee en Oostzee. In 1814 kocht hij een
scheepswerf en ging schepen voor eigen
rekening bouwen. Een van de schepen, nl.
een 397 last grote bark, kreeg de naam
Cortgene. Dit schip werd in 1869 gesloopt.
In het herstel van de Nederlandse be
drijven na de Franse tijd had Anthonie van
Hoboken een belangrijk aandeel, waardoor
hij bij koning Willem I in hoog aanzien stond.
Hij overleed op 14 januari 1850.
Zijn erfgenamen brachten de heerlijkheid,
althans de buitendijkse terreinen ervan, bij
notariële akte van 15 december 1916 in
de N.V. Mij tot exploitatie van onroerende
goederen: Rhoon, Pendrecht en Cortgene
voor 191/200 aandelen. Bij notariële akte
van 11 oktober 1923 zijn ook de resterende
9/200 aandelen in de N.V. ingebracht. In
deze eigendomstoestand kwam nadien geen
verandering meer.
De ramp van 1953.
In de nooduitgave van de Provinciale
Zeeuwse Courant van maandag 2 februari
stond letterlijk geciteerd onder meer
het volgende bericht.
„Hedenmorgen te half vijf werd uit Katse
veer gemeld, dat. daar de eerste uiterst
droevige berichten uit Noord-Beveland wa
ren ontvangen.
Niet alleen staat bijna het gehele eiland
onder water, maar er zijn ook tientallen
slachtoffers te betreuren. Alleen de dorpen
Wissenkerke en Kamperland zijn droog ge
bleven en vermoedelijk eveneens een deel
van Colijnsplaat, maar met deze laatste
Kortgene omstreeks 1753.
13