Na 10 jaar: Scholevolutie op het Veerse meer
Het Delta Instituut voor Hydrobiologisch
Onderzoek in Yerseke heeft sinds de slui
ting van de Veersedam, nu 10 jaar geleden,
het totale biologische leven van het Veerse
meer bestudeerd. De hcofdopzet van dit we
tenschappelijk onderzoek was na te gaan,
wat er allemaal te gebeuren stond in een
zout- of halfzout deltameer, dat plotseling
alle eb en vloed verloor. Alle lof en waar
dering voor de onderzoekers, die onder lei
ding van de eminente dr. Vaas alles wat
leeft en groeit in en rond dat water op elke
wijziging van „het biotoop" bekeken hebben.
Er zijn stapels rapporten gemaakt over
deze onderwaterrevolutie, die grotendeels
voor het blote oog verborgen bleef. Welke
toerist of sportvisser ziet nu, dat er een
totaal nieuwe flora en fauna is ontstaan. Aan
het klotsende water voor de boeg van de
visboot is niet te zien, welke nieuwe plank
tonvariaties of kiezelwieren bezit van het
water hebben genomen. Hoe de krabbetjes,
de schelpdieren, die op de bodem achter
bleven, het hebben gedaan. De grote les van
het Veerse meer is, dat er al heel wat voor
speld kan worden over de komende ontwik
keling van flora en fauna van een Greve
lingen, dat tot de afsluiting van de Ooster-
schelde nog zout blijft. En waarschijnlijk
iets zouter dan het Veerse meer, waar in het
voorjaar 70 cm vers, dus zout Oosterschel-
dewater, wordt „opgezet" (zomerpeil). maar
waar meer zoet polderwater geloosd wordt
dan op een Grevelingen.
Voor de sportvissers is het intussen du;
delijk geworden dat het stilstaande watei
van het Veerse meer geen ideaal water meer
is voor de schol, bot, schar en tong en zelfs
tarbot, die na de damsluiting werd ingesloten
Schar, tong en tarbot hebben het na enkele
jaren geleidelijk moeten afleggen, ook al
omdat ze werden weggevangen of steeds
slechter in conditie kwamen. De schollen,
die ook verreweg het talrijkst waren hebben
het nog het langst uitgehouden. Dit is
mede te danken aan het feit, dat er enkele
jaren na de sluiting nog een massa jonge
platvis op het Veerse meer bij wijze van
proef door de OVB werd uitgezet. De schol
len, die nu nog gevangen worden, zijn hoog
stens 6 tot 8 jaar oud. Op volle zee in het
natuurlijke milieu worden schollen vlot 12
tot 15 jaar en nog ouder. Dr. Vaas meent,
dat onder de platvis van het Veerse meer
een fikse natuurlijke sterfte is opgetreden.
Noch de beroepsvissers noch proefvisserijen
met een sleepnet leveren nog noemenswaar
dige aantallen platvis van groot formaat.
Een aantai soorten voedsel, die een schol
in een eb- en vloedgebied buiten te pakken
krijgt, zoals grote schelpdieren enz., is op
het Veerse meer niet meer te vinden. Ook
op de Grevelingen mag verwacht worden, dat
binnen 5 tot 7 jaar de platvis-vangst tot
een minimum zal zijn teruggelopen. Waar
trouwens gevist wordt en geen nieuwe vis bij
komt, mindert de stand snel. En het is waar
schijnlijk zo, dat op een wat zoutere Gre
velingen de schollen en ander platvissen,
die er zitten het wat langer uithouden dan
op het Veerse meer, dat beslist geen ideaal
levensmilieu is.
Paling en forel.
De paling op het Veerse meer doet het
geweldig. Dit is vooral te danken aan het
zeer voedselrijke water, dat een overmaat van
wormpjes, vlokreeftjes, slijkgarnaaltjes, slijk-
zagertjes en noem maar op, levert. De bo
dem is een krioelende massa van lekkere
hapjes. Ook de forel, die op het Veerse meer
werd uitgezet, doe het geweldig. Er zwem
men van de eerste uitzetting van 1968 al
exemplaren van ver boven de 80 cm rond.
die 10 pond en zwaarder zijn. Deze rovers
doen zich ook te goed aan diverse soorten
kleine visjes. Er is een groot aantal bliekjes
op het meer, dus kleine jonge haring, die
via de sluis bij Kats binnenzwemt of als
op de Noordzee geboren haringlarven, naar
„binnen" spoelt. Met het verhogen van het
zomerpeil in begin april, ruim 70 cm over
het hele meer, komt ook een hoeveelheid
jonge platvis en bliek plus haringlarven
binnen.
De onderzoekers van dr. Vaas kunnen ons
vertellen hoe er een enorme massa van het
korenaarvisje op het meer zit. Er is ook een
nieuwe, vroeger vrij zeldzame soort, gron
del binnengekomen. Dat is de zwarte gron
del, die veelal 6 tot 7 cm lang is, maar
zelfs tot 10 cm en meer kan worden en
ook in die lengten al op het Veerse meer
voorkomt. Ook deze kleine visjes zijn voed
sel voor de aal en forel. Wie met deze
kleine visjes vist, kan ook mooie aal en
forel-vangsten maken. De moeilijkheid is al
leen dit aas te pakken te krijgen.
Deze kleine visjes, speciaal het koren-
aarvisje (het lijkt oppervlakkig op een klein
stekelbaarsje zonder stekels) kan met een
kruisnetje gevangen worden. Maar of dat on
danks de goede bedoelingen juridisch zo
maar kan, valt te betwijfelen. Het is een
onwettig vistuig voor dit cultuurwater. Ove
rigens zijn de kleine zagertjes en slijkgar
naaltjes in de bodem van het meer prima
voedsel en de zagertjes prima aas. De forel
bijt trouwens gretig aan de gewone mest-
pier of dauwworm, die elke hengelaar uit
zijn tuintje of de buurt kan meenemen.
De grote attractie van het Veerse meer
bij dit 10-jarig jubileum van de afsluiting
is. dat elke beet een reuze kanjer van een
forel kan opleveren, die als een zalm zo groot
is. Dit verrassingselement intrigeert vele
sportvissers, die op elke beet een paling
dan wel een forel kunnen verwachten. De
techniek en tactiek om op beide vissend bij
grondvisserij, toch een grote forel te landen,
is een verhaal apart. Het fijne kleine haakje
voor de aal is veel minder geschikt voor
een forel-kanjer. Ook de spinvissers en vlieg-
vissers hebben op het Veerse meer alle kan
sen. Na 10 jaar is het Veerse meer een hen-
geldorad'o geworden, dat uniek in Europa is.
We zouden wensen, dat bij het 10-jarig ju
bileum van het Veerse meer een nationale
hengelwedstrijd door de Delta Federatie
werd uitgeschreven, die klonk als een klok.
C. van Heugten.
19