PAMIR EN PASSAT Geschiedenis van twee befaamde windjammers stellen, waarna hij de gronden opnieuw in cultuur nam. De polder heet echter nog steeds Calandpolder, al zijn de dij ken na de afsluiting van Zandkreek en Veerse Gat geslecht. Toch had de naam van het oude vaar water de Lemmer kunnen herleven, als niet aan de nieuwe jachthaven van Arnemuiden de zowel op historische als op geografische gronden onjuiste naam „Oranjeplaat" was toegekend. Deze nieu we jachthaven is n.l. helemaal niet op de Oranjeplaat aangelegd, maar op het restant van de voormalige Lemmerplaat. Hopelijk kan de bovenstaande toe lichting ertoe bijdragen, dat deze jacht haven met omgeving nog eens in „Lem merplaat" zal worden herdoopt. J. van den Broecke. Inleiding. Op de Atlantische Oceaan verging in 1957 het viermast barkschip Pamir. Wie herinnert zich nog die noodlottige 21e september? Vermoedelijk weinigen onder ons. Het is namelijk weer al bijna 15 jaren geleden en er gebeuren ook van daag de dag nog velerlei andere trieste zaken. Tegen deze achtergrond bekeken is de ondergang van die viermaster fei telijk reeds te plaatsen in een vervlogen tijd. Zijn geschiedenis begon trouwens al een dikke 50 jaren eerder. In 1957 waren er nog twee dwars scheeps getuigde zeilschepen in de vaart, die zeevrachten vervoerden. Het waren de Pamir en de Passat, beide schepen van één eigenaar. In onze tijd van snelle technische vooruitgang telden ze feitelijk ook toen allang niet meer mee. Door een stichting werden ze tegen beter we ten in voor vrachtvervoer in de vaart gehouden, waarbij ze tevens werden be nut voor de opleiding van toekomstig kader voor de koopvaardij. De zin voor traditie, romantiek en sentiment zal er bij onze oosterburen zeker wel een rol in gespeeld hebben. Beide schepen voe ren nl. onder Duitse vlag. Bij ons, nuchtere en zakelijke Neder landers, was het omstreeks 1910 al met de zeilende vrachtvaarders gedaan. Des ondanks hebben aan de zeilvaart ver knochte lieden toch jaren lang pogingen ondernomen om ook voor de opleiding van onze toekomstige schepelingen nog een echte windjammer in de vaart te brengen, maar hun kreten om (finan ciële) steun vonden onvoldoende weer klank. Het „ferme jongens stoere knapen" beeid kon trouwens in onze lagere schooljaren en daarmee bedoel ik de jaren omstreeks 19121918 hoogstens nog enkele meesters en jufs in vervoering brengen, maar was ten aanzien van de zeilende zeevrachtvaar ders in feite ook toen al een versleten begrip geworden. Maar goed. de Duitsers hadden dus vóór 21 september 1957 nog twee oud gedienden in de vaart en daar gaat het in dit verhaal om. De zwaarweer vaart is trouwens lange jaren een speciale Duitse aangelegenheid geweest, waarbij dan vooral het accent valt op de salpe tervaart vanuit Chileense kustplaatsen rond Kaap Hoorn naar Europa. The passage of the Horn. Magische woorden, die visioenen wekken van gie rende orkanen en beukende stortzeeën, van regen, koude, mist en ijs, van ont redderde schepen. Daar is het domein van eeuwige storm en voortdurende re gen. Het is het hof van Eolus, de god van de wind. Zo beschreef W. L. Le- clercq de omgeving van deze kaap in zijn bekende boek „Wind in de zeilen". Uit deze salpetervaart nu stamden ook de Pamir en de Passat. Velen onder ons zullen wellicht eveneens begrip hebben voor de zucht tot het behoud van beide schepen. Uit het verloop van dit verhaal zal echter maar al te zeer blijken tot welke gevaarlijke en katastrofale gevol gen een dergelijke overigens goed bedoelde mentaliteit kan leiden. De lotgevallen van beide schepen. Het woord Pamir betekent „dak der wereld". Het is een gebergte van ont zagwekkende hoogte, gelegen in centraal Azië. Zijn verhevenheid en grootsheid hebben zonder twijfel de reder F. Laeisz uit Hamburg geïnspireerd bij het vast stellen van de naam, toen in het jaar 1905 een ijzeren viermaster voor zijn rekening te water gleed bij de scheeps werven Blohm en Voss. Er was echter nog een voorwaarde waaraan de naam van het nieuwe schip moest voldoen. Hij moest met een P beginnen. Alle scheeps namen van de vloot van Laeisz begon nen n.l. met een P, het waren zogezegd de beroemde „Flying P" schepen. Ook de Pamir werd op de salpetervaart in gezet. Zes jaren later, nl. in 1911, werd bij dezelfde scheepswerven opnieuw een ij zeren viermaster voor rekening van Laeisz te water gelaten. Dit schip kreeg de naam Passat en werd dus genoemd naar de regelmatige luchtstromingen, die naar de evenaar toewaaien en die zo doende voor de zeilscheepvaart, zowel op de Atlantische Oceaan als in de Zuid zee, van groot belang waren. De Passat was 3183 registerton groot en van onge veer dezelfde tonnage als de Pamir. Beide schepen maakten goede en snelle reizen. Ze werden prima onderhouden en hun bemanningen waren vakbe kwaam. In 1906 presteerde de Pamir het om vanaf Kaap Lizard aan de uiter ste zuidwestpunt van Engeland in 64 dagen naar Valperaiso te zeilen. De Passat deed in 1912 over diezelfde af stand 69 dagen. Ik vermoed, dat beide schepen gedu rende de Eerste Wereldoorlog in een Duitse of een neutrale haven hebben gelegen. Ze kwamen in ieder geval na het sluiten van de vrede weer tevoor schijn. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1972 | | pagina 12