Raadselen rond het Veerse meer: Waarom bijt de forel zo slecht? Duizenden sportvissers hebben zich de afgelopen zomer- en lopende winter maanden beklaagd, dat de forel op het Veerse meer zo slecht bijt. Zelfs de in gewijde biologen hebben geen redelijke verklaring. In de afgelopen droge en hete zomer is het gebrek aan bijtlust bij deze mach tige roofvissen vooral gezocht in de hoge watertemperaturen, de daling van het zuurstofgehalte en de stijging van het zoutgehalte van het water. De stijging van het zuurstofgehalte in de herfst en winter en de daling van de water-tem- peraturen op het Veerse meer heeft de afgelopen weken en maanden echter geen verbetering in de vangsten gebracht. Wat is er aan de hand? Is er massale vissterfte geweest, is veel forel gevangen of door de sluizen van Kats gevlucht? Of is de forel door schade en schande wijzer geworden? Er zijn nog vele raad selen rond de regenboogforellen op het Veerse meer op te lossen. Wie de forel-vangsten wil controleren kan op het Veerse meer ook te biecht gaan bij de beroepsvissers. Er zwemmen altijd grote aantallen forellen in de pa lingfuiken. De beroepsvissers mogen de ze vissen niet houden en de sportvissers zijn ervan overtuigd dat de meeste be roepsvissers op het meer deze sportvis ook terugzetten. Wie trouwens op stro pen gesnapt wordt, loopt het risico zijn vergunning te verliezen. De man is dan bijna brodeloos, omdat de aalvangsten op dit meer een beste kostwinning op leveren. Beroepsvisser Nijssen getuigt, hoe hij sinds begin juli weinig of geen forel meer in zijn fuiken heeft gevangen. De keiharde conclusie van de sportvissers, dat er dan ook geen forel meer op het meer zit, lijkt wat al te voorbarig. Het blijkt uit de biologische visserij praktijken, dat waar de vis niet meer aan de hengel aast, ook de vangsten van andere vistuigen, zoals fuiken, enz. plot seling teruglopen. De activiteit van de vis om op rooftocht te gaan of „trekt", is dan plotseling veel kleiner. Er zijn op het meer nogal wat vissen met rode plekken op de schubben aan getroffen. Van een massale sterfte kan moeilijk sprake zijn, omdat ook bij proefvisserijen geen dode forel is opge haald. Er is ook nauwelijks dode forel drijvend op het meer aangetroffen. Ook de fuiken aan de buitenkant van de sluis bij Kats hebben niet aange toond, dat er grote hoeveelheden forel door de sluizen naar de Oosterschelde zijn gevlucht. Of er zou een trek via de sluis moeten zijn in de tijden, dat daar geen fuiken staan. De visserij-deskun digen nemen echter aan, dat het verlies aan forel via de sluizen op het Veerse meer jaarlijks tot enkele duizenden be perkt blijft. Het is duidelijk, dat er jaarlijks vele duizenden vissen worden weggevangen, enkele duizenden ontsnappen of komen om door natuurlijke sterfte. Van een to tale foreluitzetting blijft misschien 30 procent over per jaar. Het zijn juist de overblijvers, die door de sterke ge wichtswinst en lengte-groei de beste sport leveren. Er zitten beslist nog ettelijke honderden kanjers op het meer (van 90 cm en meer), die in 1968 zijn uitgezet. Dat er via de sluizen ontsnappen, wordt bewezen door de forel, die o.a. op de Oosterschelde in de fuiken is gevangen. Maar het valt niet aan te nemen, dat jaarlijks enkele tienduizenden forellen eruit trekken. Dressuur. Wat kan de oorzaak van de slechte vangsten, buiten deze combinatie van factoren nog meer zijn. Hoge zoutgehalten beinvloeden de bijtlust nadelig. Kan ook de vis door slechte ervaringen met haken wijzer worden? Er zijn wonderlijke ervaringen in het buitenland op dit punt. Forel, die in een volkomen nieuw water wordt uitgezet, waar deze roofvis nooit heeft gezeten, wordt het eerste jaar bijzonder goed ge vangen. Deze kweekvis, die wordt vrij gelaten, is bijzonder bijtlustig. Ook de praktijk op het Veerse meer heeft dat be wezen. De biologen hebben zelfs de indruk, dat de forel, die één of twee jaar erva ring op dat water heeft, veel slimmer en achterdochtiger wordt. Duizenden vis sen hebben al eens een haak gevoeld of andere onprettige ervaringen met hen gelaars op de wal of boten op het water. Het is al gebleken, dat de oudere forel zich onmiddellijk als leider opwerpt van de nieuw uitgezette forel. Er zijn ook op het Veerse meer diverse betrouwbare waarnemingen, dat grote forel als leider van schooltjes nieuw uitgezette forel op trad. Dat hebben we trouwens met eigen ogen aanschouwd. En deze schooltjes fo rel vertoonden niet de minste bijtlust op het lekkerste aas, dat voor hun bekjes gegooid werd op de meest geraffineerde manier. De biologen noemen dit een soort „dressuur". Er moet veel uitgekookter op bepaalde tijden en uitgelezen stekken op deze waakzame en wat schuwe forel gevist worden. De forel, die op de kweekvijvers alle vertrouwen in de mens had, blijkt na enkele onaangename ervaringen heel wat voorzichtiger geworden. De Organi satie Verbetering Binnenvisserij heeft met forel zelfs proeven genomen om de ge moedelijke kweekdieren via wat onpret tige stroomstoten, een hekel aan de men sen te geven. De vangkansen op deze forel dalen snel. Welnu, wat de OVB bij wijze van ex periment doet, gebeurt in de praktijk van het Veerse meer elke dag. Op het zoete binnenwater is het trouwens ook vaak zo, dat op druk beviste vijvers nog veel vis rondzwemt, die het echter ver tikt, nog een hengelaasje te pakken. Karper, die enkele malen gehaakt is, wordt moeilijk te vangen. En ook andere vis leert snel bij. Groter worden. Elders in Europa heeft de praktijk met uitgezette forel geleerd, dat er toch een tijd komt, dat deze forel weer gaat bijten. Na enkele jaren blijken dan plotseling grote exemplaren verschalkt te worden. Zou deze vis een deel van zijn achter docht verloren hebben? Men zou kunnen vermoeden, dat grote forel op het Veerse meer geen vijanden meer heeft en zich dus erg veilig voelt. Zo is het ook met meerval in het zoete water. Die grote kanjers hebben geen natuurlijke vijanden en zijn ook tegen over de mens niet zo schrikachtig of schuw. Misschien is dat een verklaring, dat de grote forel later na een aantal stille jaren weer beter gaat bijten. Hoe dan ook, deze theorie van de bio logen zou wel eens hout kunnen snijden. Juist in de jaren 1968 en 1969 is geweldig veel forel gevangen. Ondanks een rijke uitzetting van nieuwe lichtingen kweek vis, is de vangst daarna slechter gewor den. De kans, dat de oude wijzere forel len de jonge vissen instinctief zijn gaan leiden en de gevaren op een of andere manier hebben „overgeprent", is groot. Dit is beslist geen visserslatijn, maar een van de raadselen van de natuur, die om een oplossing vragen. Ongetwijfeld heeft het hoge zoutge halte in combinatie met de hoge water temperaturen in de zomer een hoofdrol in de slechte vangsten gespeeld. Wie dit voorjaar gaat vissen moet het eens pro beren in de buurt van zoetwater-inlaten, waar de forel ook een zekere paaitrek vertoont. De komende maanden gaat een aantal ervaren hengelaars proefvissen om te achterhalen wat er op het Veerse meer aan de hand is. Er is overigens alle kans dat de forel het dit voorjaar als de water temperaturen tot 10 of 15 graden stijgen weer lekker gaat doen. De teleurstel lende vangsten van de laatste maanden zijn daarmee niet verklaard. Wie aanvullende informaties heeft over deze hengelsport-raadselen kan bij onze 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1972 | | pagina 22