RECREATIEBELEID voor het Veerse meer KAMPERLAND 1 1 11111 Ir— m m stralend wijdopen oa de vliesdunne papavers als bloedrode papier m bloemen op een hippie feest uitnodigend deinend m in wuivende overvloed m verrukt lieten we ons verleiden m zorgeloos neervallend als flower power children boven ons hooid m het zedig fluisteren van zilverpopulieren m de slanke kruin bezwerend ten hemel m heffend m MIRJA MUURLING m gg-■1 1 1 Binnenkort zal er een nieuw basisplan gaan verschijnen voor het Veersemeer- gebied. Het vorige plan dateert van 1967 maar is in enkele jaren al sterk ver ouderd. Het gehele gebied heeft, vooral wat de watersport betreft, een storm achtige ontwikkeling doorgemaakt. Met de toename van het aantal lig plaatsen steeg ook de belangstelling uit binnen- en buitenland. De ontwik kelingen hebben het oude basisplan min of meer overleefd en bovendien moet men rekening houden met nieuwe in zichten en nieuwe ontwikkelingen. Een belangrijke functie van het nieuwe plan is het voorspellen en vastleggen in plan nen en projecten van de ontwikkeling die verwacht wordt. Maar bovenal zal het een plan moeten worden waarin het beleid wordt geformuleerd. Beleid voe ren veronderstelt dat men niet elke ontwikkeling die zich voordoet „bij voorbaat" accepteert. Dit was wel een beetje een tekortkoming van de oude schets. Van alle soorten recreatie werd geprognotiseerd hoe de ontwikkeling zich zou kunnen voltrekken zonder zich af te vragen of een toename wel gewenst was. In dit opzicht biedt het basisplan dat straks gaat verschijnen het bestuur van „Het Veerse Meer" een mogelijkheid om zich als het ware te rehabiliteren. Bij het samenstellen van een beleids plan zullen de wensen van de ge bruikers niet kunnen worden gemist. Daarom is er ook een enquête opgezet onder de huidige huurders van lig plaatsen aan het Veerse meer, terwijl de besturen van de watersportverenigin gen naar hun meningen worden ge vraagd, waardoor de inspraak van de watersporters is gewaarborgd. Maar men heeft nog geen beleid door alle wensen van de gebruikers bij elkaar op te tellen. Het bestuur van „Het Veerse Meer" zal vanuit haar eigen visie van wat juist of onjuist is voor de ge bruikers een eigen visie moeten formu leren. Een visie die eigenlijk meer fun dament dan hoeksteen van het basisplan zal moeten worden. Deze „eigen" be leidsvisie zal meer moeten zijn dan het volgen van de te verwachten ontwikke lingen. Naast het rekening houden met de onderzoekresultaten moet het beleid aangeven wat het zelf wil. Daarbij is het niet in de eerste instantie maat gevend wat andere overheden en publi- katies van het Veerse meer vinden. Men hoeft zich niet ,bij voorbaat' te con formeren met een ontwikkelingsschets, een recreatienota of een onderzoek over recreatieruimten in Nederland. In eer ste instantie dient men met een eigen filosofie voor de dag te komen. In dit verband kan een parallel worden getrok ken met de industrialisatie waarvan de Zeeuwse bestuurders ook steeds dachten dat ze een „nationale taak" te ver vullen hadden. Nu hebben enkele minis ters bij een bezoek aan Zeeland gezegd dat Zeeland eerst zelf maar eens duide lijk moet maken wat het met de indus trialisatie wil. Voor het Veerse meer hoeft daarom een bovenregionale- of zelfs internatio nale taak niet zonder meer een gegeven te zijn. Zo zal het Veerse meer zelf de beleidsdoeleinden moeten formuleren, want een goed beleid kan niet gevoerd worden zonder dat de doeleinden duide lijk zijn geformuleerd en omschreven. Bij het formuleren van deze doelstel lingen dringen zich essentiële vragen op. Waarom wordt het Veerse meer ont wikkeld? Voor wie wordt het ontwikkeld en op welke wijze dient het te gebeuren? Een antwoord zou kunnen zijn dat het doel van het recreatiebeleid van „Het Veerse Meer" is gelegen in het zich welbevinden van de mensen die daar re creëren, Men recreëert er omdat men er plezier of voldoening, of genoegen of hoe je het ook maar noemen wilt, van ver krijgt. Het gaat dus in de eerste plaats om de recreant. Het huidige beleid van „Het Veerse Meer" komt wel eens over alsof het om de projecten en de aantallen gaat. Om de jachthavens en de oever lengte, de eilanden en de kampeerterrei nen. Daarbij moet dan ook wel elke gemeente die aan het Veerse meer ligt aan zijn trekken komen. Als men het er over eens is, dat het in de eerste plaats om het genoegen van de recreant gaat kan men zich afvragen op welke wijze dit „zich wel bevinden" wordt gediend. Het gaat dan ook om de afweging van de belangen van de verschillende groe pen recreanten zoals oeverrecreanten, sportvissers, watersporters e.d. Voor de verschillende deelnemende gemeenten zullen de prioriteiten anders kunnen lig gen maar het is voorstelbaar dat het op een gegeven moment kan gaan niet alleen tussen de verschillende categorieën recreanten aan het Veerse meer maar dat ook de recreatie in de eigen woonkern een rol gaat spelen. (Zo zijn er heel wat gemeenten, natuurlijk voornamelijk ge meenten die niet aan het meer liggen, 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1972 | | pagina 16