23'
de 'Seamaster Sailer
Stoer zeiljacht met trotse naam:
Toestanc/ oms/reeAs /?Z/.
51. iza&e/As s/oecZ-
dat inmiddels Schouwen, Dreischor en
Bommenede aan elkaar gedijkt waren.
Daarentegen kwamen er weer enkele
nieuwe veerverbindingen bij in verband
met nieuwe kontakten tussen Duiveland,
Schouwen en Overflakee. Zo werd het
reeds bestaande veer van Brouwers
haven op Goedereede uitgebreid met een
dienst op Herkingen. Wegens „onbe
duidendheid" werd dit veer in 1848 op
geheven.
In de 16de eeuw bestond er nog een
veerverbinding vanaf Spuitwijk aan de
noordzijde van het ambacht Oosterland
naar Herkingen. Toen Spuitwijk over
stroomde werd dit veer omstreeks het
midden van de 18de eeuw verlegd naar
de haven de Staart op de zuidelijke oever
van het Dijkwater. In de loop van de
19de eeuw werd deze veerdienst ge
staakt.
Nog in de 18de eeuw bestonden er
veerverbindingen van Bellaert bij Drei
schor over het Dijkwater naar Duiveland
en van Maye naar Overflakkee. Ook deze
veren verdwenen in de loop van de 19de
eeuw.
Voorts was er in de 18de eeuw nog een
veer van Bommenede naar Herkingen,
Battenoord, Goedereede en Oude Tonge.
Op 29 augustus 1793 stelden de betrok
ken ambachtsheren voor dit veer nog
een reglement op. In 1837 bestond het
niet meer.
Tenslotte vermelden we vanaf de 17de
eeuw nog een veerverbinding tussen
Bruinisse en Herkingen, terwijl om
streeks het jaar 1935 veerman Maas nog
een veerdienst van Zijpe naar de Hoek
van St. Jacob begon.
De aanleg van de Grevelingendam be
tekende ook het einde van dit veer. In
1965 werd deze dienst dan ook stilgelegd.
De verdere ontwikkeling van Brouwers-
havense gat en Grevelingen.
In de 17de eeuw was de wederzijdse
begrenzing van Brouwershavense gat en
Grevelingen als gevolg van het lang
daarvoor reeds begonnen proces van be
dijkingen langs hun oevers, nagenoeg ge
lijk aan de toestand zoals wij die vóór de
afsluiting hebben gekend. Alleen de
hals tussen Goeree en Overflakkee was
nog niet gesloten.
Zoals reeds eerder werd vermeld, ging
op het eind van de 17de eeuw het eiland
Bommenede verloren evenals het gelijk
namige dorp. Het was een stormvloed
op 26 januari 1682 die dit onheil ver
oorzaakte.
In zijn kroniek anno 1695 schreef M.
Smallegange over het Brouwershavense
gat in de volgende bewoordingen. „Tus
sen het land van Goeree en dat van
Schouwen gaen ook twee gaten in;
het noordelijkste heet de Kevitsen en is
alleen voor kleine schepen, het zuide
lijkste voor grote schepen, heet het
Brouwershavense gat: daer tussen beiden
ligt een groot droogzant, geheeten de
Springer, dat niet ondervloeit dan met
zeer hoge vloeden."
De Springerplaat ligt er nog altijd en
draagt nog steeds dezelfde naam.
De naam Kevitsen daarentegen ken
nen we tegenwoordig niet meer. Dit
•noordelijke vaarwater kreeg later, ge
rekend vanuit zee, eerst de naam Kous
en ging dan over in het Springersdiep
en de Hals.
In de loop der jaren heeft het Brou
wershavense gat een grote rol gespeeld
in de ontwikkeling van de zeehaven
Rotterdam. Reeds in de 17de eeuw was
Brouwershaven als het ware de voor
haven van de zeeschepen die Rotterdam
tot bestemming hadden. Deze gang van
zaken was een gevolg van verzanding en
stroomverlegging in de zeegaten de Maas-
Er wonen en er komen in Zeeland aar
dig wat zeilers die het er niet in de
eerste plaats om begonnen is, zo maar
mond en het Gat van Goeree, waardoor
de zeevaart naar en van Rotterdam in
ernstige moeilijkheden kwam en men
noodgedwongen moest overgaan op een
andere aanloop, en uitvaartroute.
De oorzaak van dit alles ontstond in
feite reeds in het jaar 1421, toen als ge
volg van de St. Elisabethvloed het wa
ter van Maas en Waal een nieuwe af-
voerweg vormde door het Hollands Diep.
Als uitvloeisel van deze nieuwe toestand
stroomde langs Rotterdam alleen nog wat
water van de Lek, waardoor verlanding
ontstond en bedijkingen tot stand kwa
men in de gebieden ten westen van Rot
terdam. De in deze gebieden gelegen oor
spronkelijke waterwegen werden toen
voor de zeilvaart onbruikbaar. Zodoende
moest men via omwegen Rotterdam zien
te bereiken, wilde deze havenstad in
opkomst niet tot ondergang gedoemd
zijn. Het Brouwershavense gat kon zon
der moeite door geladen Oost-Indië vaar-
ders worden bezeild. Het moet een on
vergetelijk aanblik zijn geweest zulk een
koopvaarder voor wind en stroom en
onder volle zeilen het Brouwershavense
gat te zien binnenlopen.
Eens een pronkstuk van scheepstimmer
lieden en zeilmakers.
In een slotartikel zal nog aandacht
geschonken worden aan bebakening en
verlichting, aan Brouwershaven als voor
haven van Rotterdam, aan de visserijen,
aan het Brouwershavense gat en de Gre
velingen in latere jaren en aan de ramp
nacht van 1 februari 1953
•T. van den Broecke.
eens een uurtje op het water te dob
beren met een licht windje, maar van
die lieden die een goed zeewaardige
15