Vakantiebesteding v. d. Nederlanders
De laatste jaren is het vakantiebezoek
aan de Zeeuwse kust vrijwel niet meer
gestegen. Een ontwikkeling die zich niet
alleen aan de Zeeuwse maar aan vrijwel
de gehele Nederlandse en Belgische kust
voltrok. Het is overigens opvallend hoe
het toerisme langs de Nederlandse en
Belgische stranden zich op nagenoeg in-
dentieke wijze ontwikkelt. De optimis
tische prognoses die enkele jaren geleden
zowel bij onze zuiderburen als bij ons
nog circuleerden blijken nu veel te hoog
te zijn. Dit wordt niet in de laatste
plaats veroorzaakt door het feit dat het
inzicht in de toeristische markt vrij
summier was. Omdat men niet over vol
doende gegevens beschikte kon men niet
veel meer doen dan de ontwikkeling van
de jaren 1960 - 1966 extrapoleren. Hier
door ontstond dus een prognose zuiver
vanuit de ontwikkelingen in een be
paalde regio. Hierbij werd geen recht
gedaan aan allerlei ontwikkelingen die
op de toeristische markt aan de gang
waren en zich vooral in de vakantiebe-
stedingsonderzoeken van het Centraal
Bureau voor de Statistiek. Vooral de on
derzoeken 1969 - 1971 geven, mede dank
zij het hanteren van een juistere vakan
tiedefinitie een beter overzicht van
het totale kader waarbinnen de ontwik
keling van de Nederlandse vakantiemarkt
zich afspeelt. Alleen als men een goed
beeld heeft van de trends in de vakan
tiebesteding kan men bij het maken van
een prognose de schijn van „gokwerk"
tot een minimum beperken. Ook krijgt
men er dan een beter inzicht in, in hoe
verre de relatieve teruggang van het
bezoek aan onze kust onvermijdelijk is.
Want dat is momenteel de grote vraag.
Zijn de ontwikkelingen zoals deze zich
voordoen door de exploitanten in rede
lijke mate beïnvloedbaar of zijn het ge
volgen van een als het ware „natuurlijk"
proces waarin, hogere welvaart, toene
mende mobiliteit, het ontstaan van een
generatie „nieuwe Europeanen" of zelfs
„moderne nomaden" e.d. de bepalende
factoren zijn? Als dat zo is kan men al
leen door het bieden van een kwalita
tief hoogwaardig produkt de onvermij
delijke natuurlijke ontwikkeling zoveel
mogelijk vertragen. Deze maatregel kan
echter niet tot blijvend resultaat leiden.
Op den duur zal dan toch het boven
geschetste (structurele) proces zich vol
trekken.
Het volgend voorbeeld geeft hiervan
een verduidelijking.
Er zijn bepaalde produkten die bij
stijgen van de welvaart het veld moeten
ruimen voor vervangingsmiddelen die
wel duurder zijn maar desalniettemin
toch meer worden gekocht. Zo heeft het
welbekende balatum, dat vroeger in elke
woning aanwezig was, plaats moeten
maken voor linoleum en nog later voor
nylontapijt en andere soorten vaste vloer
bedekking. Zo is de gewone limonadega-
zeuse, die een twintigtal jaren geleden
alleen werd gedronken op verjaardags
partijtjes, een dagelijkse drank geworden
waarvan de omzet in het niet valt bij
de omzetten van duurdere limonades en
vruchtensappen.
In dit simpele limonadevoorbeeld, dat
uiteraard geen recht doet aan het ge
hele complex van overwegingen dat een
rol speelt bij het bepalen van een reis
doel, zou men een vakantie in Nederland
kunnen vergelijken met de goedkopere
gazeuse en de buitenlandse vakanties
met de duurdere vruchtensappen. Deze
visie is in ieder geval niet strijdig met
de uitkomsten van het CBS-onderzoek
1969, waaruit blijkt dat een vakantie in
het buitenland 2 a 3 maal zoveel kost
dan een vakantie in het binnenland. We
zien dus dat de stijging van de welvaart
in het geheel een belangrijke rol speelt.
De bovengenoemde vakantiebestedings-
onderzoeken geven het volgend beeld
voor de jaren 1969 en 1971.
Vakanties van Nederlanders
doorgebrachte zomervakanties. Zodra er
een wijziging komt in deze veronderstel
lingen dient de prognose dienovereen
komstig te worden aangepast.
Indien men de uit deze prognose re
sulterende ontwikkeling indexeert op ba
sis van 1971 komt men voor de in
Nederland doorgebrachte zomervakanties
aan cijfers van 135 en 162 voor respec
tievelijk 1980 en 1990. De indexcijfers
voor buitenlandse zomervakanties zijn
respectievelijk 168 en 220. In de prognose
is het aantal dagen per vakantie con
stant gehouden.
Een dergelijke prognose zegt uiteraard
inw. participatie aantal aantal
vak. vak.
per man
1969 12,8 mij 42,8 °/o 1,17 6,4 mij
1971 12,8 mij 49,9 °/o 1,21 7,8 mij
vakantiebesteding
zomer 6,0 mij
winter 0.4 mij
zomer 7,1 mij
winter 0.7 mij
binnenland 55 °/o
buitenland 45 °/o
binnenland 30 °/o
buitenland 70 °/o
binnenland 55 °/o
buitenland 45 °/o
binnenland 28 °/o
buitenland 72 °/o
Uit bovenstaande tabel kan men af
leiden dat de positie van Nederland, en
natuurlijk ook de Nederlandse kust, als
vakantiedoel afhankelijk is van twee
soorten oorzaken. Aan de ene .kant neemt
het aantal vakanties toe door een toe
name van de participatie en het aantal
vakanties per vakantieganger en in de -toe
komst ook door een stijging van het in
wonertal. Aan de andere kant zorgen
factoren als een toename van het aantal
wintervakanties en (in de toekomst) een
stijging van het aandeel van de buiten
landse zomervakanties er voor dait het
binnenlandse aandeel in de zomervakan
ties kleiner wordt.
In de periode 1969 - 1971 is het aantal
wintervakanties toegenomen van 1 op
de 15 tot 1 op de 10. Vooral als in de
toekomst het aantal mensen dat de va
kantieperiode zelf kan bepalen zal stij
gen kan het aandeel van de winterva
kanties nog belangrijk groter worden.
Overigens kan dit er ook toe leiden dat
de enorme vakantiepiek in het -eigen
land wat wordit afgevlakt.
Onderstaand geven we een prognose
voor de jaren 1980 en 1990 waarbij re
kening is gehouden met een stijging van
het inwonertal van Nederland (evenals
in 1971 gecorrigeerd voor bewoners van
gevangenissen e.d.) een vrij sterke toe
name van de participatie, een stijging
van het aantal vakanties per man, een
toename van het aandeel van de winter
sportvakantie en een stijging van het
percentage van de in het buitenland
Vakantie van Nederlanders.
niets over de mate waarin een deelge
bied van de Nederlandse markt zal wor
den bezocht. Zo is bijvoorbeeld het aan
deel van de Nederlandse kust (exclusief
de Waddeneilanden) gedaald van 19,9 °/o
i-n 1969 tot 17,6 °/o in 1971. Als dit aan
deel bijvoorbeeld zou dalen tot 15 °/o in
1990 worden de indexcijfers voor het be
zoek aan de kust niet 135 en 162 maar
123 en 139 voor respectievelijk de jaren
1980 -en 1990. Oorzaken hiervan kunnen
zijn de groter wordende druk van d-e
dagtoeristen op de kust en de gewijzigde
visie van regionale overheden op het
verschijnsel verblijfstoerisme. In dit ver
band zijn ook in onze provincie tekenen
waar te nemen van een zekere terug
houdendheid.
Een andere vraag is inhoeverre de wa
tersportvakantie, die in de laatste jaren
vooral in onze provincie, een snelle
stijging te zien heeft gegeven, een con
current gaat worden van een kustva
kantie. Hier zullen vooral -de ontsluiting
van het Grevelingen- en Zeeuwse meer
merkbaar worden.
Het was niet d-e bedoeling om in het
bovenstaande artikel een exacte prognose
te geven voor de vakantiebesteding van
de Nederlanders in de komende jaren.
Er is slechts geprobeerd iets te laten zien
van de ontwikkelingen die momenteel
aan de gang zijn en waarvan mag wor
den verwacht dat zij zich in de toekomst
evenzeer zullen voordoen. De prognose is
een eenvoudig raamwerk waarin de uit
eventuele volgende vakantiebegtedings-
participatie aantal aantal
vak. vak.
per man
vakaratiebesteding
1980
14,2 mij
65 °/o
1,4
12,9 mij
zomer 10.75 mij
winter 2.15 mij
binnenland
buitenland
50 °/o
50 °/o
1990
15,9 mij
70
1,6
17,8 mij
zomer 13,35 mij
winter 4,45 mij
binnenland
buitenland
48
52 °/o
6