ZEELAND - VOGELLAND De winter nadert weer met rasse schreden, met deze jaarlijks terugke rende koudepeniode zoeken de vogels uit noordelijker streken hun winterkwar tieren op. Deze trek naar het zuiden is vrijwel ongemerkt op gang gekomen begin augustus, het is niet zo dat de vogels dan al in grote troepen spoorslags naar het zuiden gaan trekken, dit gebeurt zeer geleidelijk. Terwijl hun ouders de jongen van het tweede legsel nog verzorgen, gaan de zelfstandig geworden jongeren van het eerste nest in de meeste gevallen reeds aan de grote reis naar het zuiden be ginnen. Deze vogels trekken veelal in dividueel via de bossages in het land schap, hierdoor vallen ze vrijwel niet op, oo'k is moeilijk te zien of je met een trekkende vogel te doen hebt of een die nog om het oude nest zwerft. Op deze wijze trekken de meeste zangvogels. Geheel anders is het trekpatroon van o.a. Ganzen, Steltlopers en Plevieren. De vogels behorende tot deze groepen brengen in de regel maar één broed groot, de ouden gaan met de jongen, veel al verenigd in grotere of kleinere troe pen, naar de overwinteringsgebieden. Nu is het niet zo dat alle vogelsoorten naar het in de winter warme zuiden trekken, voor veel kusitvogels, ganzen- en eendensoorten is Nederland, met de Waddenzee en het Deltagebied als grote concentratieplaatsen, het overwinterings- gebied. Vooral wanneer het, wat nog wei eens gebeurt, in het noorden van ons land vriest en hier in het zuidwesten het klimaat in verhouding nog milder is, kunnen in het Deltagebied enorme con centraties van deze z.g. wintergasten voorkomen. De meeste van deze wintervogels kun nen we op de bij laag water droog vallende slikken aantreffen, de vloed deponeert hier twee maal per etmaal grote hoeveelheden voedsel in de vorm van kreeftjes, slakjes en wormen. Vooral in de Oosterschelde mat z'n enorme slikvlakten kan men in de winter vele tienduizenden vogels waarnemen; maar ook in de Westerschelde zijn op de slikken en schorren grote aantallen vo gels te zien, In principe kunnen we stellen dat in onze gehele provincie, op alle grondsoorten en wateren de moge lijkheid bestaat grote troepen vogels waar te nemen, iedere soort of groep van soorten in die voedselgebieden, die voor hen het geëigende voedsel bevatten. Deze vogeldrukte begint reeds half sep tember en eindigt half april; de piek valt in de maanden december, januari en fe bruari. Het begin en het einde van de winterperiode kan wat vroeger of latei- vallen, dit hangt geheel van de weersom standigheden af. Onze wintergasten waarnemen zonder zelf door hen gezien te worden is niet zo'n gemakkelijke opgave, tóch is er een manier om, zonder uren in de kou be hoeven te wachten, tot een bevredigend resultaat te komen, dat is per auto. Het is wel zo dat dit de manier is die de minste moeite kost, maar u kunt in een betrekkelijk korte tijd wel veel zien! De echte vogelenthousiasten zullen het met mij eens zijn dat lopend „vogelen" meer voldoening schenkt. Wanneer u niet tegen de winterse koude en een stevige wan deling opziet, kan ik u beslist aanraden dit ook eens te doen. Met deze methode is het echter wel moeilijker om kort bij de vogels te komen. Ik wil nu eens een paar punten noe men die per auto het best te bezoeken zijn en waarbij u een gerede kans maakt mat verschillende van onze gevederde vrienden kennis te maken. Het enige wat u hierbij nodig hebt is schone autoruiten, een verrekijker en vooral geen haast! Rijdt u rustig, dertig a veertig kilometer per uur is snel genoeg. Nog een raad, wanneer u stopt om naar vogels te kij ken, laat dan de ramen van uw auto 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1972 | | pagina 17