Van zeegat tot binnenmeer Historische gegevens van Brouwershavense Gat en Grevelingen met hun omgeving In een voorgaande artikelenserie hebben we kennis kunnen nemen van de rol die Brouwershavense gat en Grevelingen in de loop der eeuwen hebben gespeeld. Door de jaren heen was het beeld van deze zeearm gedurig aan wisseling onderhevig. Dat was tevens het geval met het land, welks oevers door zijn water werden bespoeld. Niemand zal vroeger echter ooit hebben kunnen bevroeden, dat deze getijdestroom door menselijk ingrijpen eens in een bin nenmeer zou veranderen. Brouwershavense gat en Grevelingen in la tere tijd. Om vanuit zee door het bankenstelsel voor de kust binnengaats te komen was in het jaar 1571, toen zoals we aan het begin van dit verhaal konden lezen Adriaen Gerrits van Enchuijsen het Brou wershavense gat binnenliep, bepaald geen eenvoudige zaak. In latere jaren was hieraan heel wat min der risico verbonden, nadat de betonnings- dienst van het ministerie van Marine op de uiterste rand van dat bankenstelsel twee tonnen de zgn. uitertonnen deed leggen en van daar af de gehele loop van het vaarwater naar binnen, door tonnen aan weerszijden ervan, aangaf. Bij deze beide uitertonnen begint het Brouwershavense gat om van daar af tussen de zandbanken van de Ooster en van de Banjaard door, naar binnen te lopen. Ter hoogte van Brouwershaven ging het Brou wershavense gat dan ongemerkt over in de Grevelingen. De beide uitertonnen van het Brouwers havense gat liggen ongeveer 17 km zee waarts van de thans aangelegde Brouwers- dam. Ruim 10 km noordwestelijk van deze uitertonnen ligt het lichtschip Schouwen- bank. Op de hydrografische kaart uit het jaar 1887 staat bij deze uitertonnen ver meld dat de noordelijke ton destijds kenbaar was aan de Nederlandse vlag en de zuide lijke ton aan een rode korf. Toen het na de openstelling van de Nieuwe Waterweg in 1872 met de zeescheep vaart in het Brouwershavense gat voor goed was gedaan, waren het de vissers schuiten en de binnenvaartschepen, die met hun witte en bruine zeilen kleur gaven aan het wijde water onder witte of donker ge tinte wolkenformaties. Voornamelijk ten be hoeve van de visserij bleef ook de beton ning buitengaats gehandhaafd. In het begin van deze eeuw zijn de zeilen van lieverlee verdwenen. Eerst kwamen de stoommachines en daarna de motoren; ook de scheepvaart moest met zijn tijd mee. In de loop der jaren zijn langs het Brouwershavense gat en de Grevelingen een aantal haventjes ontstaan, die vooral voor de afvoer van landbouwprodukten en de aanvoer van allerlei materialen voor hui zenbouw, wegonderhoud en wat dies meer zij, van groot belang voor de streek zijn geweest. Zo vond men er langs de kust van Schou wen de havens van Bruinisse, Zonnemaire, Brouwershaven en Scharendijke, terwijl langs het gedeelte van het Dijkwater dal vóór 1953 nog niet was bedijkt, de haven tjes van Dreischor, Stevensluis en de Staart lagen. Langs de kust van Goeree-Overflakkee waren er de haventjes van Ouddorp, Her- kingen en Battenoord. Zoals we reeds eerder zagen heeft vooral de haven van Brouwershaven afwisselend hoogtepunten en dieptepunten gekend. Vooral voor de meekraphandel die op Schouwen van grote betekenis is geweest, was deze haven naderhand weer van groot belang. Nadat de meekrapteelt tussen de jaren 1870 en 1895 te niet was gegaan, werd Riouwershaven een van de drukste bieten havens van Zeeland. Ook via de haven van Dreischor verlaadde men veel bieten. De ontwikkeling van het verkeer over de weg en de verlossing van de eilanden uit hun isolement hebben tenslotte de kleine binnenvaart geruïneerd, terwijl de haventjes voor de aan- en afvoer van goederen alle betekenis verloren. Een enkele tjalk of klip per bleef soms onttakeld achter als droef geestige herinnering aan vroeger tijden, tot zijn eigenaar de schuit aan een sloper ver kocht. Zelfs de beurtschipper, eens een on misbaar man voor de verre omtrek deed zijn schip van de hand of voer met sport vissers naar buiten. Voor schipper en schip in feite een degradatie, maar de tijd be schikte nu eenmaal zo. Vaak is men geneigd met enige weemoed terug te denken aan tijden van weleer, waarbij dan vooral het goede wat die tijd ons gaf op de voorgrond wordt gesteld. De klok tikt daarentegen onverbiddelijk verder en richt onze blik uitsluitend op dat gene wat komen gaat. Of dat goede of slechte tijden zijn is een zaak waar we maar al te vaak machteloos tegenover staan. Waarvan het volgende relaas een sprekend voorbeeld is. De ramp van 1 februari 1953. De gebeurtenissen tijdens en de direkte gevolgen van die tragische nacht, waarin de vloed steeds hooger steeg om tenslotte zowel de dijken van Schouwen-Duiveland als die van Goeree-Overflakkee te overstromen, vormen een sluitstuk in de geschiedenis van Brouwershavense gat en Grevelingen. Met een korte beschrijving van deze ge beurtenis en zijn gevolgen zal deze artike- lenseric worden besloten. Toestand omstreeks het jaar 1950. j3o sia/-ê/- 'o esSo z /ff? tfi/er/onrrerj S'c/icicA/p 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1973 | | pagina 11