Broodvissers"
Bij het lezen van deze kop zult u zeer
waarschijnlijk aan iets anders denken dan
aan vogels. In een zo gunstig ten opzichte
van de visserij gelegen provincie als Zee
land, is dat ook moeilijk anders denkbaar.
De visvangst is één van de oudste mid
delen om in het levensonderhoud te voor
zien, zij vormde voor onze voorouders, die
veel meer direkt van de natuur afhankelijk
waren dan wij, vaak de belangrijkste voed
selbron.
Dit was echter niet alleen bij de mensen,
maar ook bij verschillende vogelsoorten het
geval. De mens heeft echter in de loop
van de tijden naar andere middelen, die
konden voorzien in de levensbehoefte, uit
gezien, zodat vis op het menu lang niet
meer die plaats inneemt, dan vroeger het
geval was.
De groep vogels die ik deze keer eens
wat nader met u wil bezien heeft zich niet,
zoals de mens, in die richting geëvolueerd
maar heeft zich dermate in de vangst op
waterbewoners geperfectioneerd, dat we van
ver doorgevoerde specialisatie kunnen spre
ken. Ik doel hiermee op de Futen en Zee
duikers.
Verschillende soorten behorende tot deze
families brengen o.a. bij ons in groter of
kleiner aantal de winter door, en zijn dan
ook uitsluitend in dit jaargetijde te bekijken,
althans hier. Alleen de Fuut en de Dodaars
komen sporadisch in Zeeland tot broeden,
in de rest van Nederland zijn zij vrij alge
mene broedvogels.
De andere drie hier waar te nemen soor
ten zijn de Geoorde Fuut, de Roodhalsfuut
en de Kuifduiker. Deze broeden rond de
Oostzee en de landen ten zuiden en oosten
hiervan, de Geoorde Fuut gaat niet veel
verder naar het noorden dan de lijn
Schotland Leningrad, de Kuifduiker daar
entegen tot op IJsland en Noorweeen
De Roodkeel-, Parel-, en IJsduiker behoren
tot de Zeeduikers, ze zijn veel groter dan
de Futen met relatief kortere hals. De twee
eerstgenoemde soorten broeden in Scandi
navië en Siberië de laatste uitsluitend op
IJsland.
Het lichaam van al deze vogels is slank
en geheel afgestemd op een leven in het
water. De poten staan helemaal achter aan
het lichaam, zijn kort en zeer krachtig,
hierdoor kunnen ze zich vrij snel door het
water voortbewegen. Vluchten voor (ver
meend) gevaar gebeurt dan ook veelal door
onder te duiken en daarbij tussen twee
adempauze's soms aanzienlijke afstanden
af te leggen. Als er werkelijk gevaar dreigt
komt vaak alleen de kop heel even boven
water om te ademen, waarna de vlucht
onder water wordt voortgezet. De vleugels
bij deze vogels zijn relatief kort. Ze behoren
hierdoor niet tot de goede vliegers. Het
vliegbeeld is zeer karakteristiek: de kop
met de gestrekte hals bevindt zich onder de
lichaams-as dus schuin naar beneden ge
richt.
In tegenstelling met de eenden hebben deze
duikers geen platte brede snavel maar een
scherpe priemvormige. Hiermee vangen ze
kleine visjes, steurkrabben en andere vrij in
het water rondzwemmende diertjes.
Ook hun verenpakje wijkt af van dat van
de eenden. De laatsten zijn nu reeds in
prachtkleed, de duikers hebben nog het
tamelijk onopvallende winterkleed. Dit
maakt het herkennen van de soort met wel
ke u te doen hebt wel wat moeilijker.
Bij goed toezien vertoont hun grijsbruine
verenkleed toch nog wel zoveel onderlinge
verschillen dat in combinatie met hun
grootte herkenning niet uitermate moeilijk
is. Over het algemeen kunnen we deze
"■"<D
vogels in iedere kreek van enig formaat,
waaraan onze provincie zo rijk is, aan
treffen. Het kleine Dodaarsje bovendien ook
in hoofdwatergangen. De dieren zoeken
meestal niet te snel stromend helder water
op. vooral het Veerse meer is bijzonder in
trek. Het is reeds verschillende malen voor
gekomen dat ik hier alle vijf Futensoorten
die in Nederland voorkomen op één morgen
kon bewonderen en ook nog een Parel
duiker.
Hoewel vanaf de afsluitdam bij Vrouwen
polder ook naar deze vissende vogels uitge
keken kan worden, en vaak met succes, heb
ben de botenbezitters hier toch een voordeel,
omdat lang niet alle plaatsen vanaf het
land bereikbaar zijn, ook niet met een goede
verrekijker.
De Zeeduikers worden meestal solitair
waargenomen, de Roodkeelduiker is met zijn
56 cm lengte (gemeten van snavelpunt tot
staart) de kleinste van de drie en is de enige
met een gevlekte rug. Qua grootte is de
Parelduiker met 63 cm de middelste, de Ijs-
duiker is het grootst (76 cm). Behalve door
het verschil in grootte zijn deze vogels aan
de snavelvorm te herkennen, bijgaand
schetsje toont u dat.
Om de Futensoorten te herkennen kunnen
we ze het beste splitsen in groepen nl.
in groot, middel en klein. Fuut en Rood
halsfuut zijn de grootste, de laatste ver
schilt van de Fuut door iets geringere af
metingen en een donkerder kop en hals,
afmetingen resp. 46 en 43 cm.
Kuifduiker en Geoorde Fuut vormen met
hun 33 en 30 cm de middengroep, ook hier
heeft de laatst genoemde soort een donker
der kop en hals.
De Dodaars tenslotte is de kleinste (25
cm) en geheel donker van kleur.
(57>-
■'■'HZfUUT
Kü l r D U i i -
F 'Ju*
A S
17