1187 bevestigde Paus Clemens III deze
abdij in het bezit van gronden op het eiland
Rilland en spoedig daarna bezaten de mon
niken er een hof en exploiteerden zij er
gronden. Er bestaat nog een oorkonde
van 25 december 1195 waarin Dirk VII
samen met graaf Boudewijn van Vlaanderen
uitspraak doet in een geschil tussen de
abdij van Ter Duinen en inwoners van
Rilland.
Grote delen van Rilland hebben destijds
op naam gestaan van een zekere Oem
van Wijngaarden, waarschijnlijk door diens
huwelijk met Francina van Reimerswaal.
Toen het land reeds verdronken was,
kwam omstreeks 1571 de eigendommen in
handen van Philibert van Tuijl van Se-
rooskerke.
In het oudste leenregister staat bekend
als eigenaar van de heerlijkheid Bath, Anna
Micault en vervolgens haar zoon Nicolaas
Dumoulin. Het geslacht Dumoulin was door
huwelijk verwant aan dat van Tuijl van
Serooskerke.
Bedijkingen en ontginningen.
Uiteraard hebben in de loop der jaren
de periodiek optredende stormvloeden ook
de eilanden Rilland en Bath schade berok
kend. Vooral in 1134 moet een stormvloed
er danig hebben huis gehouden. Dat schijnt
trouwens ook in 1375 het geval te zijn ge
weest.
Op 7 november 1375 was hertog Albrecht
van Beieren in Reimerswaal, waarbij hij
een oorkonde uitvaardigde waarin de in
woners van de parochie Mare door middel
van een grondbelasting gedwongen werden
hulp te verlenen aan het herstel van de
dijken in Rilland.
Uiteindelijk was de landwinst echter toch
groter dan het landverlies dat werd ge
leden, althans vóór het rampjaar 1530.
Van inpoldering op en bij het eiland Ril
land tijdens de 12e en in het begin v. d. 13e
eeuw weet men weinig, maar zeker is dat
er bedijkingen plaats vonden vanaf de late
13e eeuw. Blijkens een tweetal oorkonden
werd in 1263 reeds een dam in de Hinkele
gelegd. De Hinkele was een stroomgeul
tussen Zuid-Beveland en het eiland Rilland,
die in open verbinding stond met de
Honte.
In het midden van de 13e eeuw werd de
"s Heer Pieterspolder bedijkt. Daardoor werd
Rilland verbonden met Hinkeloord, en was
het niet langer een eiland meer. Toen
de lieer van Breda in 1312 bovendien af
stand deed van al zijn rechten en goederen
op het voormalig eiland, konden de Cister-
cienser monniken ongestoord met hun be-
dijkingsaktiviteiten verder gaan. In het oos
ten werd de polder Agger bedijkt en in
het westen tegen de dijk van Mare wer
den een of meer polders van Valkenisse
bedijkt. Nog verder naar het westen lag
het schor van Waarde, dat door Arnulf
van Rilland als weidegrond en voor moer-
ncring werd gebruikt. Toch vond in de 13e
eeuw ten noorden en noordoosten van Ril
land landverlies plaats, waardoor onder
andere de polder van Agger weer verloren
ging. In 1323 werd voor het gebied van
het voormalig eiland Rilland een dijkgraaf
schap ingesteld.
Bath is destijds bedijkt als een opwas
en was dus aanvankelijk ook een eiland.
Als zodanig heeft het slechts korte tijd
bestaan. Nadat de tussen de eilanden Ril
land en Bath gelegen Diepekreek was af
gedamd door de zgn. Kempendam. konden
in de 14e eeuw diverse bedijkingen worden
uitgevoerd. Ook in de 15e eeuw werden
ten oosten en ten zuiden van het voor
malige eiland Bath opnieuw een aantal
polders bedijkt.
8
Bijgaande afdruk van een deel van de
kaart die Beekman konstrueerde uit een
aantal beschikbare gegevens en die de
toestand weergeeft zoals Zeeland cr om
streeks het jaar 1300 moet hebben uitge
zien, moet desondanks met het nodige voor
behoud worden aanvaard. In het bijzonder
zijn visie op de toestand in het oostelijk
deel van Zuid-Beveland, dat als geheel
bedijkt is weergegeven, schijnt aanvecht
baar.
Oude tollen en veren.
Vanuit Rilland naar het vaste land moet
in 1521 een veerverbinding hebben bestaan.
in de jaren 1530 en 1532 het zuidwestelijk
deel van het eiland Zuid-Beveland, waar
onder ook Rilland en Bath.
Reeds spoedig daarna begon men met
de herdijking van het verloren gegane ge
bied, Wat na een aantal tegenslagen ten
slotte toch weer grotendeels gelukt schijnt
te zijn. Zo werden in 1536 Agger, Bath,
Hinkeloord, alsmede delen van Everswaard
en Rilland als één complex omdijkt en
drooggelegd.
Op het hierbij afgedrukte fragment van
een oude kaart staat deze toestand aan
gegeven.
Afkomstig uit de atlas Caerten van alle
de Nederlande, Anno 1617.
Waarheen is echter niet bekend. Het veer
ging teniet na de overstromingen, die plaats
vonden in de 16e eeuw.
Uit het overzicht van de belasting op
ambachtsheerlijke rechten is bekend ge
worden dat vóór de overstroming ook Bath
een veerverbinding moet hebben gehad.
Meer bijzonderheden daarover zijn even
min bekend.
Over een tol op de Honte ten behoeve
van Rilland wordt gesproken in een ge
schrift uit het jaar 1276. Blijkens een over
eenkomst uit het jaar 12s4 werd aan de
abdij van Afflinghem vrijheid van tolrechten
verleend.
Meer gegevens over veren en tollen uit de
tijd van voor de overstroming, kon ik niet
vinden.
De ondergang.
Geweldige stormvloeden overstroomden
De kerk en de toren zijn met de onder
gang van het oude Rilland in 1530, voor
goed verdwenen. Ook het kerkhof' ging
daarbij verloren met de graven van een
aantal edelen uit het geslacht van Val
kenisse.
Een storm die in oktober 1539 vijf dagen
aanhield, bracht aan de nieuwe dijken grote
schade toe, die echter weer hersteld kon
worden.
Tijdens de St. Pontiaansvloed op 13 ja
nuari 1551. gingen de ambachten Hinkel
oord, Bath en Agger opnieuw verloren.
„Ende in dezen storm ghebeurde dat
grootste jammer en verdriet in Zeelant dat
gheen penne dat en soude conne beschri-
ven", zo schreef Reygersberch anno 1551 in
zijn Cronijcke van Zeelant.
Ofschoon Karei V op 2 mei 1552 oktrooi
voor de herdijking van het overstroomde
gebied verleende, bleek het destijds tech-