of de Oranjeplaat kun je dan dromen, van
die oversteek naar West-Indië, met haar,
of samen met een bevriend stel. Nou ja,
dit scheepje is te klein; maar in elk geval
is er hier al de zeewind en het zoute water
als basis voor de fantasie.
Troost, zon en gezondheid voor Rand
stadflatbewoners; voor Belgische bezitters
van prima zeil- en motorspul; voor Fransen
uit hun industrie-Noorden die hier een ski
boot, Golif of wat ook stationeren en voor
wie uit het zuiden komt, voor de vele
Duitsers die er de 2 x 250 km „ruk" naar
hun Roergebied, elk weekend weer, best
voor over hebben om hier al varend een
frisse neus te halen.
De Britten blijven hier vaak een dag
of wat uitrusten na de oversteek, die voor
erg klein zeezeilspul soms moeilijk is, om
dan de „inland waterways of Holland" ver
der te bevaren.
De jongelui zijn na de lunch weer weg-
gezeild met hun Spankers, Splinters en
Sprinters, waarna het tijd is voor de siësta
van ma en pa, nu samen op de motor
kruiser. Of voor aardappelen schillen, res
pectievelijk dat vervelende klusje met die
weigerachtige pomp of dynamo. De dag ver
strijkt ook snel, met de kennissen in de
stuurkuip aan de thee terwijl al wat voor
bijzei lt op naam, type, stijl, jaargang en
vaarkunst wordt gedetermineerd en be
kritiseerd.
Vanaf de rondvaartboten kijkt men bo
ven in de zeilscheepjes; dat doen ook de
rondvluchtpassagiers en de zweefvliegers.
De ruimte is zó enorm, de zeewind die vaak
rond vier uur doorkomt zó machtig-mooi
om te zeilen, de watervlakten zó breed en
luwteloos dat er volop plaats is voor de
namiddagparade op staalblauw, golvend en
schuimend water onder een straffe bries
die het dacron doet ritselen en de paal-
masten van de platbodems doet buigen
als die met natte zwaarden door het meer
ploegen. De wind die de felkleurige spin
nakers doet bollen en stijgen zo dat ze met
moeite in toom gehouden worden. Een
twee-tintige Bihedral of Trifoil-runabout
met cabrioletkap snijdt zoevend het moei
zaam weggewervelde kielzog van een na een
jaar ploeteren gereedgekomen stalen mo
torkruisertje met ietwat onzekere vorm
geving en ook hier de opgestoken hand
als groet.
Nog maar weer eens een slag langs Veere,
met de invités zeilen onder langs de bas
tions met de dreigende kanonnen, langs de
palenrij met de witte koppen, dan even
insteken en aanleggen bij de gemoedelijke
Jachtclub Veere. Om éven te lopen, op
bootschoenen, op blauw-stenen stoepen en
kinderkopjes, en óp te kijken naar het
pronk-stadhuisje waarvan je de minaret
herkent die altijd zo ragfijn afsteekt tegen
de hemel, naast die logge dromedaris van
een stoere kerk. Nou ja, óók Veere in om
te laten zien hoe pienter je met stuur-
wieltje en keerkoppelinghandeltje wel bent
als je de 9-m kruiser op 9,5 m tussen twee
gemeerde jachten in krijgt zonder dat
iemand een hand uitsteekt. Een long drink
met kennissen of clubgenoten onder het oog
van kade-slenteraars terwijl zoonlief op het
voordek zit te turven; mini-midi-maxi,
maxi-midi-mini.
Natuurlijk zijn er ook regendagen, dat de
vaste wal zijn troeven uitspeelt en men
nauwelijks aan boord blijft. Dan wordt
er „geshopt" in de boetiekjes en kunst
ateliers; dan wordt paardgereden in een der
vele manéges; dan zitten de dames bij de
kapper en de kinderen wellicht op de ker
mis in Middelburg; dan raadplegen pa en
zoons de kaarten waarop de „stekjes" in
het meer zijn aangegeven, met de vissoort
erbij. Ze varen erheen en nu moet de vis
maar zien hoe die het vege lijf redt voor
aas, haak, nylon, molen en splitcane of
glasvezel-rod.
De buitenlui, de strandlopers, de duin
wandelaars en allen die de eenzaamheid al
leen of samen willen beleven klagen op
zulke dagen nauwelijks over het weer, zo
min als de mannen van de grijze RP boot
die het dan misschien iets minder druk
hebben.
Wie nu gasten en/of kleintjes aan boord
heeft moet nü toch wel naar huis. Nog
even het meer op; allemaal nog eventjes
zwemmen, en niet lang daarna stijgen
hemelse geuren op uit het kombuisje
waar ma c-n (schoon)dochter(s) efficiënt en
deskundig bezig zijn. Kijk, de wind flauwt
af en er komt een goudgele spiegelende
baan op het wiegelende water onder de
dalende zon. Zij die de zondagavondrukte
op de Zeelandroute vrezen en vermijden en
niet voor héél laat wegrijden krijgen
nog een kostelijk avondbriesje voorgescho
teld, en meesterlijke condities voor de sport
op de smalle laten achter de snelle trek-
boot.
Zo varen pa en zoon, of pa en ma haven-
waarts. Bevarenen zoemen de haven in,
draaien vlot op, nemen gas terug, hup,
achteruit, stil: met bootshaakje de lijntjes
oppikken die aan de steigerogen zijn ge
splitst, precies op lengte, klaar, motor stop.
Nog even het zout van de ramen, koffers
pakken en sjouwen naar de geparkeerde
wagen.
Wat is liefde? Nog een pittige mok koffie
direkt voor die lange, lange autorit, na een
dag op het water
Anderen naderen heel omzichtig, wach
tend, wikkend de wind, metend de box,
klapje vooruit, slaagje dwarsuit; als-ie-nou-
maar-niet-aantikt-bij-buurman, maar die
staat al klaar met stootwil en helpend
lijntje, en heeft het „vak" ook moeten le
ren! Diepe zucht dat de schuit weer lekker
tussen de palen ligt. Vervolgens de warme
maaltijd in de dinette of gewoon in de
stuurstoel, bord op de knieën, biertje op
de motorkast.
Later wordt het héél stil op het Veerse
meer.
Bij vast weer blijven „rustzoekers" (in het
bezit van zeer betrouwbaar ankergerei) ook
wel buiten om na te genieten na een be
wogen en afwisselende vaardag. Ankerlicht
in top, zeilen opgedoekt, dek gespoeld,
kuipzeiltjes opgetuigd voor de nacht, de
bedden door zorgzame hand opgemaakt.
Volmaakte radio-ontvangst daar op het
wijde water.
Verdwijnen geleidelijk in de schemering de
torens van Middelburg, de molen en trap-
geveltjes van Veere, de okerstreep van de
ïange dam, de bungalowreeksen van Kam
perland en Kortgene, de duinen van Vrou
wenpolder.
Blijven: de rode en witte knipoogjes van
de lichtboeien, de verre vlammen van che
mische fabrieken in het Sloegebied.
Komen: de meeuwen, om te slapen op
het verstilde water: de avondster en de an
dere hemellichtjes.
Glijdt, in de eethoek bij 'n borrel, de
balpuntpen over het schrijfblok om wat
impressies te noteren, zomaar, van een
zomerse Veerse vaardag
G. van Schaick Zillesen.
12