,-r^K
Iets over SNIPPEN
V/rtTt..? S.'Uf
fttft/TSViP
Septemberherfst! De zomer is (ho
pelijk nog niet helemaal) voorbij en we
kunnen terugzien op een al of niet ge
slaagde vakantie, al naar gelang de toe
stand van het weer tijdens deze jaarlijkse
relexperiode. Waar u ook geweest bent,
ergens in Europa of gewoon in ons eigen
nog steeds mooie, gevarieerde landje, altijd
wordt er nog wel eens nagepraat over de
vakantiebelevenissen.
Ook ik wil op het gevaar af vervelend te
worden, nog even napraten over wat weer
achter ons ligt. U herinnert zich onge
twijfeld nog mijn babbeltje in het nummer
van Zeeland Magazine van mei j.l. Ik had
het daarin over jonge vogels en de
bedreiging veroorzaakt door loslopende
honden.
Hoeveel mensen aan mijn oproep gehoor
hebben gegeven is mij niet bekend, zeker
is dat er op de Schotsman ieder weekend
wel een aantal loslopende honden waren te
„bewonderen". Juist door het gedrag van
deze „vrije viervoeters" voel ik me ver
plicht nog even op dit onderwerp terug
te komen, de mensen van goede wille
vernemen dan tevens dat zij hun hond
niet voor niets aanlijnden.
Op het grasveld van de Schotsman heb
ben ruim honderd nesten van Kievit, Ture
luur, Scholekster, Kluut en Strandpluvier
gelegen. Wanneer u gemiddeld drie jongen
per nest rekent is het een eenvoudig
sommetje om het totaal aantal jonge vogels
wat hier heeft rondgelopen uit te rekenen.
Op een volkomen willekeurige wandeling
over deze vlakte vond ik zeven doodge
beten vogels! Ik veronderstel dat het niet
ongegrond is om aan te nemen dat er meer
dan deze zeven gelegen hebben. Ik hoop
dat dit de mensen die nog niet overtuigd
zijn van het kwaad dat hun hond aan kan
richten, zal doen besluiten om volgend jaar
tijdens het broedseizocn hun hond wèl
aan de riem te houden.
Dat was het wat ik op m'n hart had en
wat ik eerst kwijt wilde. Ik vertrouw op
uw begrip in deze.
Terugkerend tot het heden gaan we deze
keer een groepje vogels bekijken die zich
niet zo gemakkelijk laten verschalken n.L:
Snippen.
Snippen behoren tot de grote groep vo
gels die vanwege hun lange poten met
steltlopers worden aangeduid. Ter uwer
oriëntatie: hiertoe behoren o.a. Grutto,
Tureluur, Kluut, enz.
Over het algemeen hebben de bij ons
voorkomende snippen wat kortere poten
dan voornoemde steltlopers, hun snavel
daarentegen is wèl lang, ongeveer zo lang
als de lengte van de poten.
Deze vogels zijn over het algemeen moei
lijk te observeren omdat hun gedragspa
troon sterk afwijkt van dat der andere
steltlopers. De laatsten gaan bij versto
ring vrijwel onmiddellijk op de wieken, een
snip zal zich eerder „drukken". Het bruin
geschakeerde verenkleed is hier op bewon-
renswaardige wijze bij aangepast: het ge
lijkt zeer veel op dode plantenresten met
wat lichter gekleurde strootjes. Vogels die
zich „drukken" (is afgeleid van zich neer
drukken) zijn volkomen bewegingloos. Juist
deze bewegingloosheid en de kleurencom
binatie van hun verenkleed met de directe
omgeving, doet hen als het ware één wor
den met die omgeving. Dit verschijnsel
wordt wel mimicry genoemd, vooral bij
jonge vogels en insecten komen we het
vaak tegen.
Wanneer u dit leest zult u ongetwijfeld
gaan denken: „Als het zo moeilijk is, be
gin ik er maar niet aan!" Het omgekeerde
is meestal het geval, u kunt n.l. een boei
end spelletje „krijgertje" met deze vogels
spelen. Vooral de oevers van de Schotsman
en de Ruiterplaat lenen zich hiervoor uit
stekend.
Behalve de Houtsnip zijn deze vogels
oever- en moerasdieren die het liefst met
de lange soepele snavel in een zachte bo
dem prikken om hun voedsel te zoeken.
Dit lukt hun wonderwel omdat de tast-
zenuw in de vorm van draden tot in de
snavelpunt doorlopen, zij voelen dus letter
lijk wanneer de snavel iets eetbaars bij het
in de grond steken tegenkomt.
Hoe kunt u deze snippen nu te zien
krijgen? Een mogelijkheid is, hier duidde ik
daarnet al op toen ik het over krijgertje
spelen had, om gewoon een oeverstrook uit
te lopen totdat u een snip opjaagt, eerder
ziet u ze vaak niet. Meestal vliegen de
vogels maar een klein eindje om dan weer
„in te vallen" (te gaan zitten). Houdt u
nu de plaats waar dit gebeurd is goed in
de gaten en loop er behoedzaam naar toe.
Wanneer de begroeiing niet te hoog is krijgt
u de vogel nu wel te zien. Als het de
eerste keer niet lukt probeert u het een
tweede maal, enz.
Vooral hier in Zeeland treffen we ook
veel snippen op het slik aan, behalve weer
de Houtsnip, hun gedrag is dan in overeen
stemming met de andere steltlopers, zij
vliegen dus vrij snel weg omdat vol
doende dekking ontbreekt om zich te druk
ken. Overigens hebt u dan wel een goede
kans om ze beter te observeren. De afstand
zal echter wat groter zijn dan wanneer u
u ze in de begroeiing kunt waarnemen.
Ik heb u nu enige wenken gegeven over
drie van de vier bij ons voorkomende
en ook in Zeeland waarneembare snippen
soorten zonder ze u te noemen, hier komen
ze: Hout-, Poel- en Watersnip en de lilli-
put van de familie: het Bokje.
Omtrent het waarnemen in het veld is de
Houtsnip even buiten beschouwing gelaten
omdat deze een volkomen afwijkend bio
toop (gebied waar een dier de voor hem
gunstige levensvoorwaarden aantreft) be
woont. De naam zegt het min of meer al
Houtsnip: de vogel treffen we dan ook
aan in struikgewas en bossen op niet te
droge bodem. Het spelletje wat met zijn
familieleden opging lukt bij hem meestal
niet, daarom is er van hem vrijwel nooit
meer dan een glimp op te vangen bij het
wegvliegen, wat ook hier haast altijd vlak
voor de voet geschiedt.
Volledigheidshalve moet ik u vertellen dat
deze vogels bij uitzondering ten opzichte
van de andere steltlopers niet tot de be
schermde vogels, maar tot het jachtwild
behoren. Verschillende vogelbeschermers ma
ken hiertegen bezwaar, ik ben geneigd om
te zeggen dat deze snippen door hun
snelheid en wendbaarheid wel voor zichzelf
kunnen zorgen; zij behoren tot het moei
lijkst te bejagen wild.
Tot slot volgen hier de veldkenmcrken
van de behandelde snippensoorten. De
Houtsnip is de grootste van de vier en
iets kleiner dan een Houtduif. De rug en
kop zijn bruin gevlekt als van dorre bla
deren: de buik is grijs-bruin en evenals de
kop dwars gestreept.
Poelsnip en Watersnip zijn van dezelfde
grootte als een Spreeuw maar met veel
langere snavel. Qua kleur en tekening zijn
zij moeilijk van elkaar te onderscheiden
vooral in de zit. De rug is bij beiden
donker bruin en in de lengte strogeel
gestreept, ook de kop is in beide gevallen
voorzien van zwarte lengtestrepen. De
buik van de Poelsnip is iets donkerder
grijs dan die van de Watersnip: de eerste
heeft duidelijk witte staartzijden, de laatste
veel minder (dit kenmerk is alleen in de
vlucht te zien). Het grote verschil bij deze
twee soorten ligt in het vlievoatroon: de
Poelsnip heeft een wat lome. zware vleu
gelslag en vliegt in rechte lijn; de Water
snip daarentegen vliegt met snelle sla
gen en in een zig - zag lijn. Laatst ge
noemde brengt bij het opvliegen nagenoeg
altijd een schrille kreet ten gehore, de
Poelsnip is zwijgzaam.
Het Bokje is de kleinste van de vier en
plm. zo groot als een strandloper, hij
ziet er vrijwel eender uit dan de twee voor
gaande soorten, echter zonder streeD over
het midden van de kop en met een geheel
donker bruine staart. Het vliegbeeld is ge
lijk aan dat van de Poelsnip.
De Poelsnip is de minst gewone, we
kunnen hem waarnemen op de voor- en
najaarstrek, de andere drie soorten over
winteren bij ons en zijn van herfst tot
voorjaar te zien.
Tipgever.