Het eerste reglement van politie.
In het staatsblad no. 97 van het „konink
rijk" der Nederlanden is een besluit opge
nomen van de 24e september 1872 tot vast
stelling van een reglement van politie voor
het kanaal door Walcheren van Veere tot
Middelburg.
Behalve door koning Willem III werd het
besluit mede-ondertekend door de toen
malige minister van binnenlandse zaken
Geertsema. Een merkwaardig lot beschikte
dat we een eeuw later een minister van
binnenlandse zaken hadden, die eveneens
de naam Geertsema droeg.
Over de vaart op het kanaal van Veere
naar Middelburg bevatte het eerste regle
ment van politie de volgende paragraten.
Paragraaf 1. Van de vaart in het algemeen.
Paragraaf 2. Van de houtvlotten.
Paragraaf 3. Van het jagen.
Paragraaf 4. Van het loodsen.
Paragraaf 5. Van de stoomvaart en van de
schepen, waarmede geregeld of op bepaalde
dagen en uren reizigers, goederen of vee
worden vervoerd.
Voor het tegenwoordige watertransport en
andere belangstellenden lijkt het mij inte
ressant om aan de hand van de opgenomen
bepalingen nog eens na te gaan waar de
schippers zich honderd jaren geleden aan
te houden hadden bij de vaart door het
kanaal.
Alle bepalingen van het eerste reglement
van politie onder de loep nemen is in het
kader van dit verhaal weinig zinvol. We
zullen ons daarom beperken tot enkele
in onze ogen meest merkwaardige be
palingen.
Het beheer en het onderhoud van het
kanaal met toebehoren berustte de eerste
jaren dat het reglement van politie van
kracht was, bij de dienst die belast was
met de aanleg van de spoorlijn en met de
aanleg van en het toezicht over de ka-
naalwerken.
Paragraaf 1 bevatte onder meer de vol
gende bepalingen.
Zeeschepen, die in de winter door de
vorst „ingevrozen" lagen, behoefden in dat
geval de vlag van de natie, waartoe ze
behoorden, niet te voeren.
Bij het varen door het kanaal mochten
geen ra- of lijzeilen gevoerd worden. Bij
de ragetuigde schepen, zowel varend als
sluiswachter mochten zeeschepen hun hout
lading in het kanaal lossen en er daar
vlotten van samenstellen.
Plet slepen van de houtvlotten op het
kanaal mocht met geen grotere snelheid
gebeuren dan van 80 meter in de minuut.
De paarden die de vlotten voorttrokken
mochten niet sneller gaan dan stapvoets.
Paragraaf 3. Van het varen.
Het was op het kanaal toegestaan dat
schepen en houtvlotten werden getrokken
of gejaagd door mensen, paarden of „stoom
slepers". Langs het kanaal was een jaagpad
aangelegd.
Voor het jagen met paarden mocht echter
alleen gebruik gemaakt worden van de
paarden behorende aan de daartoe van
rijkswege aangestelde jagersbaas. Op het
betreffende kanaalgedeelte was zowel in
Middelburg als in Veere een station voor
de jagerij.
Van bovenstaande bepalingen waren uit
gezonderd de schepen die getrokken werden
door paarden, toebehorend aan de eigenaars
van het schip. Hoe gek het in onze oren
ook mag klinken, toch zijn er zelfs tot in
de twintigste eeuw nog schippers geweest
die hun eigen jaagpaard(en) in een soort
stal aan boord meevoerden.
Het overjagen moest in een behoorlijke
tijd geschieden, ter beoordeling van de
commissaris der jagerij die daarbij weer
en wind in aanmerking diende te nemen.
stilliggend, moesten de onderra's zoveel mo
gelijk getopt of gekaaid en de bovenra's
gehesen of langsscheeps gebracht zijn. U
ziet, we leefden toen nog echt in de tijd
van de „windjammers".
Nog een andere merkwaardige bepaling
was dat kanaalbeambten de in het kanaal
drijvende vaartuigen, waarop niemand aan
wezig was voor het houden van toezicht
of om te sturen, dadelijk moesten „aan
houden" en vastleggen op kosten van de
eigenaar.
Paragraaf 2. Van de houtvlotten.
Uit de bepalingen van deze paragraaf
blijkt dat uit balken of stammen samenge
stelde vlotten een eeuw geleden gewone ver
schijningen waren op onze binnenwateren.
Geen houtvlotten mochten echter op het
kanaal door Walcheren worden toegelaten,
die uit meer dan 600 balken bestonden,
langer waren dan 50 meter of breder
dan 7,5 meter.
Met een schriftelijke vergunning van de
Als herinnering aan de jagerij met paar
den zien we op de hierbij afgedrukte pren-
tebriefkaart een geladen tweemastklipper,
getrokken door twee paarden, de stations-
brug van Middelburg passeren.
Paragraaf 4. Van het loodsen.
Volgens het reglement van politie was
men bij het binnenkomen of verlaten en
het bevaren van het kanaal niet verplicht
gebruik te maken van een loods.
Deed een vreemde schipper of kapitein
dit om veiligheidsredenen toch dan was deze
loods verplicht „zich ordelijk en bescheiden
te gedragen jegens de kanaalbeambten".
Loodsen die zich tijdens de loodsreis
over het kanaal aan sterke drank te bui
ten gingen ol deze reis in beschonken toe
stand wilden beginnen, werden geweerd
en voorlopig in hun dienst geschorst door
de beambten van het kanaal. De sluis-
meester droeg daarna de straf van de loods
voor aan de inspecteur van het loodswezen.
Kanaalzichf, Middelburg
8