strieën. Naarmate in de loop van de 14e
eeuw naast de bevolkingsgroei van de
steden allerlei industrieën ontstonden, nam
de vraag naar turf steeds meer toe. Deze
ontwikkeling zette zich voort tot in de
17e en de 18e eeuw.
Niet alleen in de Hollands-Utrechtse
laagvlakte, maar ook boven het IJ, in de kop
van Overijssel, ter plaatse van de Friese
meren en in Noord-Brabant werd op grote
schaal turf gewonnen.
Het laagveen werd gebaggerd en daarna
uitgespreid op legakkers. Vervolgens werd
deze veenmassa twee maal aangetrapt om
daarna in turven te worden gesneden. Na
enige tijd werden de turven op klampen
gezet om tc drogen. Zo ontstonden de korte
harde turven.
Baggeraars in de Veenderij Nieuw-Amstcrdam
fijngemalen en als turfstrooisel in de handel
gebracht.
Uit het daarna blootgelegde gelaagde veen
werden de bekende lange turven gestoken.
Deze losse lange handgestoken turven wer
den als aanmaakturven gebezigd, in tegen
stelling tot de handgestoken haardbrand-
turf.
Uit Pieter Bor Christiaensz, Nederlandsche
oorlogen (1621). Men ziet het baggeren,
trappen, snijden en opklampen van turf
afgebeeld, zoals dat gebeurde in de 17e
eeuw. Op de achtergrond wordt een turf
schip geladen.
Zodra men het grondwater had bereikt,
was het niet meer mogelijk lange turven
te steken. Het veen werd daarna gebaggerd
en op het veld uitgespreid. Nadat deze
massa was vastgetrapt, werden er met spe
ciale spaden of met een mes op wieltjes
korte turven uit gestoken, waarna ze wer
den opgestapeld om te drogen. Korte turven
hadden afmetingen van 12 x 12 x 5 cm.
In de loop der jaren onderging het land
schap van toen grote veranderingen als ge
volg van de veenbaggerij. Er ontstonden uit
gestrekte plassengebicden en er waren zelfs
dorpen onder meer de plaats Rijnsater-
woude de als eilanden in het land
schap kwamen te liggen.
Daar waar de bodem onder het veen
uit oude zeeklei bleek te bestaan ontstonden
droogmakerijen, zoals de Haarlemermeer, de
Beemster, enz. Bleek de bodem echter
uit zand te bestaan, dan liet men de plas
sen gewoon liggen, zoals het Naardermeer,
de Friese meren, enz.
In de hoogveengebieden begon de ont
ginning in de loop van de 15e eeuw. Deze
ontginning begon echter pas goed, toen het
moeren in de laaggebieden van het westen
begon af te nemen. Behalve als brandstof
voor eigen gebruik en voor de industrie,
werd in de 17e eeuw turf uit de hoogvenen
ook een belangrijk cxportprodukt naar Hol
land, Zeeland, Brabant en Vlaanderen.
Omstreeks het midden van de vorige
eeuw waren er onder de kapitaalverstrekkers
voor de ontginning van de venen in zuid
oost Drente zelfs een aantal bekende Zeeu
wen, waaronder Jhr. mr. M. J. Schuurbeque
Boeye, mr. Jacob Ermerius, mr. Ch. Vaillant,
mr. Samuel de Wind, dr. Samuel Dobbelaar
de Wind, Anth. Fokker en Dirk Dronkers.
Met de winning van het hoogveen ging
men als volgt te werk. Na het graven van
kanalen, nodig voor ontwatering en afvoer
van de turf, werd de bovenste laag van
het veen ter dikte van dz 50 cm opzij ge
zet. Zodra het veenpakket tot op het zand
was afgemoerd, werd het bovendste deel van
de zandlaag vermengd met de gereserveerde
bovenlaag van het veen. Door toediening van
meststoffen verkreeg men goede kuituur-
laag de zgn. bolsterturf die te los
selbouw werd toegepast van rogge en
aardappels.
Onder de bovenlaag zat nog een tweede
laag de zgn. bolsterturf die te los
was voor brandstof". Deze bolsterturf werd
Het steken van de korte turven.
Het turfschip.
Voor de afvoer van turf uit de veen-
streken was men door de eeuwen heen op
het schip aangewezen. Er was vrijwel geen
andere mogelijkheid voorhanden. Iedere
veenstreek had zijn eigen type turfschip.
De eerste typen schepen in het noorden
onderscheidde men in potten en puijen. Als
scheepstype kwamen we de naam pot al
tegen in het begin van 15e eeuw. Het wa
ren open scheepjes, dus allerminst zeewaar
dig. Naarmate het vervoer van turf toenam
over de Friese meren, het Zwarte Water en
weer wat later over de Zuiderzee, werden
grotere en meer zeewaardiger potten ge
bouwd zoals bijgaande plaat van een „Vries-
se turrif pott" ons laat zien. (Reinier Nooms
17e eeuw.)
£en Wieffc Turrif" poft,
11