'XjLik
De brandnetel, een verguisde plant
De plant die heden voor het voetlicht
treedt kent u allemaal, zij het waarschijn
lijk in negatieve zin. Ik vestig namelijk
uw aandacht op de Brandnetel, een plan
tensoort waarmee, dacht ik, de meesten
van ons weieens in aanraking zijn geweest
door de manier waarop hij zijn „belagers"
weet af te schrikken.
Op de lagere school leerden we reeds
dat het „branden" van deze plant wordt
veroorzaakt door speciale haren die mieren-
zuur bevatten en deze stof bij aanraking
injecteren in de huid. Hierdoor ontstaan
vervelende blaartjes die enige dagen ge
voelig blijven.
Wist u overigens dat het geneesmiddel
tegen dit ongemak meestal in de directe
nabijheid van de veroorzaker groeit? Het
is namelijk het eveneens algemene kruid
Hondsdraf genaamd, een weinig opvallend
kruipend plantje met paarse bloempjes.
Wanneer u de brandblaren flink met de
bladeren van dit plantje inwrijft, trekt de
pijn nagenoeg onmiddellijk weg.
Onze voorouders die veel meer van de
natuur afhankelijk waren dan wij, wisten
de Brandnetel zeer goed te waarderen. De
plant bevat nl. een aantal belangrijke
stoffen als slijm, looizuur, mierenzuur, ijzer
en zwavel; deze werden aangewend tegen
vooral bloedziekten en rheumatiek. Tegen
woordig krijgen we deze stoffen als genees
middel in poedervorm en/of tabletten toe
gediend.
Is het u bekend dat jonge brandnetels
door verschillende mensen als groente wor
den gegeten en bijzonder gezond zijn?
In de natuur gebeurt het vaak dat de
zwakke bescherming zoekt bij de sterkere,
met het oog op onze Brandnetel gaat dat
in ieder geval wel op. De plant staat immers
in een kwade reuk bij verschillende indi
viduen die hem mijden vanwege zijn af
weermiddelen. De insectenwereld kent ver
scheidene vertegenwoordigers die deze plant
als voedselplant gebruiken of dekking zoe
ken tussen en onder de bladeren.
In het eerste geval zijn er zowel dieren,
die van de bladeren leven als andere die
van de bloemknoppen of de wortels eten,
naast een gerichte keus van voedselplant
treedt dus ook nog specialisatie met be
trekking tot de plantendelen op.
Een aantal nachtvlindersoorten voelt zich
uitsluitend thuis aan de onderzijde van de
bladeren waar ze tijdens de overdagse
rustpauze op hun kop aan hangen; ze ma
ken zich hierdoor volkomen onzichtbaar
voor iets of iemand die van boven op de
bladeren kijkt. Dit samengaan is des te meer
verwonderlijk omdat de rupsen van deze
vlinders veelal een geheel andere voedsel
plant hebben, de Brandnetel vervult hier
geen duidelijke levensbehoefte. Of er op
een of andere wijze toch nog ergens in
wordt voorzien, anders dan een schuilplaats,
is niet bekend.
Voor een aantal zeer bekende dagvlinders
zoals Kleine Vos, Atalanta (ook wel Num
mervlinder, Admiraal of Schoenlapper ge
noemd), Dagpauwoog, Landkaartje en Ge
hakkelde Aurelia is de Brandnetel als
voedselplant voor de rupsen onontbeerlijk.
D.w.z. dat de rupsen uitsluitend van deze
plant kunnen leven, ander voedsel wordt
absoluut niet gebruikt. Wanneer een dier
aan één plantensoort gebonden is, wordt
dit monophaag genoemd.
Moeder Natuur heeft er voor gezorgd,
dat de rupsen van voornoemde vlindersoor
ten een dubbele beveiliging kregen: in de
eerste plaats dus een agressieve voedsel
plant, de rupsen zelf zijn nog eens tegen
aanvallers gewapend met een groot aantal
vertakte stekels die in alle richtingen wijzen.
Ondanks het feit, dat we met een aantal
alleen op Brandnetel levende dagvlinder
soorten te maken hebben, heeft iedere soort
toch zijn eigen levenswijze.
Het wijfje van de Kleine Vos zet evenals
dat van de Dagpauwoog al haar eieren
ineens af, de rupsen worden dan ook
altijd in grote kluiten op de planten aan
getroffen. De rupsen van eerstgenoemde
soort zijn bruin-grijs met een gele rug-
tekening, die van de laatste gitzwart met
hele fijne witte stipjes.
Het Atalanta-wijfje legt haar eieren één
voor één op de onderzijde van de bladeren,
na iedere ei-afzetting wordt eerst weer een
eindje gevlogen. Het gevolg hiervan is, dat
er weinig kans bestaat meerdere rupsen
bijeen te vinden. Deze zijn trouwens toch
moeilijk te vinden, omdat zij zich een
kamertje maken van samengesponnen bla
deren. De kleur van de rupsen varieert
heel sterk en kan zowel rose als zwart
zijn met alle gradatiën daartussen, het
absolute kenmerk is een rij lichtgekleurde
kruisjes op de rug.
De rupsen van het Landkaartje en de
Gehakkelde Aurelia bevinden zich op de
onderzijde van de bladeren, de eerste zijn
donkerbruin gekleurd en leven weer groeps
gewijs, de laatste worden steeds alleen ge
vonden en zijn roodbruin, de achterste helft
van de rug is hier wit, nogal opvallend
dus.
Naast de hier genoemde bekende dag
vlindersoorten leven nog een groot aantal
rupsen van de minder bekende nacht
vlinders en motten op onze Brandnetel.
Ook met name de kever-, wantsen- en
cycadenfauna heeft in ons land veel ver
tegenwoordigers die zich uitsluitend met
deze plant in stand kunnen houden.
Verder moet ik nog opmerken dat de
Brandnetel indirect middels de leverantie
van op hem levende insecten weer voedsel
beschikbaar stelt aan onze insectenetende
vogels.
Apart vermeldenswaard is het feit, dat
alleen onze welbekende koekoek, de enige
van onze inlandse vogels is die de geste-
kelde rupsen op z'n menu heeft staan,
andere vogels wagen zich hier niet aan.
Zij het summier, hoop ik u toch met het
voorgaande een indruk te hebben gegeven
van de directe waarde die de Brandnetel
heeft voor de insectenwereld, en de vogel
wereld in tweede instantie.
Ik hoop ook dat het u duidelijk geworden
is dat dieren die zo specifiek aan één
plantensoort gebonden zijn, nooit voor bij
voorbeeld landbouwgewassen schadelijk
kunnen zijn.
De plant groeit vaak achter schuren en
tussen struiken, op plaatsen dus waar men
niet zo vaak komt. Ondanks het feit dat
hij lang niet altijd in de weg staat, tracht
men hem met wortel en tak te laten ver
dwijnen.
Ik hoop met dit praatje te bereiken, dat
u de plant met wat andere ogen gaat be
kijken en wanneer hij niet direct in de
weg staat, hem gratie wordt verleend.
Er is namelijk niets in de natuur zonder
functie, hoe doelloos het vaak ook lijkt;
alles heeft z'n plaats als schakeltje in een
systeem dat bestaat uit leven en laten
leven!
Tipgever.
DIENSTREGELING STOOMTRAM
GOES BORSELE
Vertrektijden in Goes; 14.00 en 14.10 uur;
in Oudelande 15.45 en 16.00 uur. Geldig op;
23 en 25 mei, 1, 3, 8, 15, 22 en 29 juni,
elke zondag en woensdag in juli en augustus
en 1, 7, 8, 14, 15 en 21 september.
Vertrektijden in Goes; 10,00, 11.10, 14.00,
14.10 en i6.30 uur; in Oudelande: 11.30,
12.25, 15.25, 16.00 en 17.45 uur. Geldig op
alle zaterdagen in juli en augustus.
Toerieven (retour): Goes Kwadendam-
me: le klasse 4.50; 2e klasse 3.—.
Goes Oudelande, le klasse 7.50; 2e
klasse 5.Kinderen tot en met 3 jaar
worden gratis vervoerd. Kinderen van 4 t/m
9 jaar (mits onder geleide) half geld.
Aanvragen voor extra ritten en inlich
tingen: R. Stolk, Binnenhof 47, Kloetinge,
Telefoon 01100 - 48 66.
27