De landelijke ruitersport
motorjacht
1. Toen ze nog „in folio" waren, waren
er op Burghsluis twee families van der
Klooster, die „van den aowen Jaop" en die
„van den aowen Dirk".
2. Als men vroeger vijf mensen op Sluusje
zag, was er allicht één Klooster bij.
3. De meesten probeerden op een ge
makkelijke manier aan de kost te komen.
Gezweet hebben ze niet veel, geen van allen.
4. Werken was er zelden bij, maar als
er een schip „zat" waren ze veel mans en
veel mensen die op de gronden in nood
zaten, danken hun leven aan de Kloosters.
5. Hoe kon men zich het Sluusje voor
stellen zonder de Kloosters?
6. Toch is het nu zover gekomen, van
die generatie zijn ze bijna alle dood, op
Wanneer de mens begon te paardrijden
is niet precies na te gaan, ook nauwelijks
bij benadering te zeggen.
Een geloofwaardige veronderstelling ver
plaatst ons naar Centraal-Azië, waar de
mens duizenden jaren geleden op het idee
zou zijn gekomen om ook het wildpaard,
waarop hij tot dusver gejaagd had als
leverancier van vlees, in kudden te gaan
houden, zoals de runderen, schapen en
geiten. Als hij van zijn vee naar de weide
of naar de drinkplaats dreef, liet hij zich,
in plaats van te lopen, liever door één zijner
dieren dragen en daarvoor was het pony-
grote paard in ieder geval beter geschikt
dan b.v. het rund.
De Germaanse stammen, die omstreeks
het begin van onze jaartelling in ons land
woonden moeten reeds paarden hebben ge
had bij hun oorlogvoering, want de Ro
meinse schrijvers noemden de door de Ger
manen gebruikte paarden kleiner dan de
hunne.
Reeds bij de Germanen stonden rijkunst
en fokkerij in hoge ere, en zoals de Ro
meinen en Grieken hun bekende wagen
rennen hadden, waren die ook bij de Ger
manen al in zwang, zij het dan met een
religieuze achtergrond.
Zoals de schrijver A. Heuff vaststelt, wer
den in de vroege middeleeuwen nog geen
paarden voor trekkracht-doeleinden ge
bruikt, maar in de tiende eeuw moet het
paard reeds in de landbouw zijn aange
wend en toen onderscheidde men naast
het strijdros, de klepper als post- en land-
bouwpaard.
Pas aan het einde van de zestiende
eeuw werden er koetsen gebouwd, welke
enigermate aan te stellen eisen voldeden.
Nog een honderd jaar later werden de reis
koetsen zwaarder en voorzien van wasdoe
ken kappen, goedsluitende portieren, lan
taarns en bergruimte voor bagage.
Toen vele eeuwen terug de boeren het
wilde paard tot huisdier cultiveerden, was
het doel niet zijn vlees als voeding te ge
bruiken, maar wel het paard te benutten
voor de uitbreiding van de menselijke
kracht en mogelijkheden. Daar waar de
menselijke kracht te kort schoot, moest
de viervoeter te hulp komen bij het dage
lijkse werk, het verplaatsen van de mens,
het dragen van lasten enals middel
voor ontspanning.
Onze voorvaderen zochten in de eerste
plaats „amusement" door middel van het
paard en gingen nog niet zo diep in op
één na die vertoeft in het rusthuis te Co-
lijnsplaat. (Is inmiddels ook overleden
Schrijver).
7. Er zullen nog wel jongere Kloosters
zijn, maar op het Sluusje is er niet één
meer.
8. Het is jammer dat ze weg zijn, het
was een apart slag mensen.
9. Een ding staat vast, Sluusje is Sluusje
niet meer.
De schrijver stelde deze uitspraken niet
zonder weemoed vast. In een volgend artikel
zal worden nagegaan welke rollen de Kloos
ters vroeger in Burghsluis hebben gespeeld.
J. P. van den Broecke.
(Wordt vervolgd).
de problematiek van de rij- en menkunst
zoals wij gewoon zijn te doen. Zij gingen
imitaties maken van de ridderspelen en zo
ontstonden tenslotte de ringrijderijen. Het
ringrijden vond vele aanhangers in ons land.
speciaal in de Achterhoek en in Zeeland
was het erg in trek.
Dan waren er nog enkele vermaaksuitin-
gen, waarbij dieren te pas kwamen, zoals
het gans- en palingtrekken, waarbij een
gans of paling in levende lijve aan een
touw tussen twee palen werd gehangen en
deze dieren moest men, terwijl tussen de
nalen werd doorgereden, trachten de kop
af te trekken. In deze vorm werd dit spel
dan ook wijselijk verboden en kwam er
een namaakgans voor in de plaats.
(Foto van de schrijver).
Bij het tonnetje knuppelen kwam een kat
te pas, die de ruiters uit een ton, die
tussen twee palen aan een touw werd ge
hangen, moesten slaan door met een knup
pel de bodem uit die ton te verbrijzelen.
Ook de kat werd later vervangen en wel
door blokjes.
Naast het ringsteken was er ook het
ringri'den met twee-wielige rijtuigen. Dra
verijen onder de mannen met tilbury of
sjees zijn vroeger jaren bijzonder populair
geweest, speciaal in Friesland en de Hol
landen.
Al deze vormen van volksvermaak kun
nen worden beschouwd als de voorlopers
van de landelijke ruitersport, ontsproten
aan de dadendrang van het platteland en
oo de boerderijen, waar men uiteraard meer
met paarden te maken heeft, dat de ge
middelde stadsmens.
Aan het einde van de vorige eeuw wer
den de eerste landelijke rijverenigingen op
gericht in Noord-Brabant en Limburg en
wel in 1S98, het kroningsjaar van H.M.
Wilhelmina.
Paarden en ruiters werden in die dagen
vaak ingeschakeld bij feestelijkheden als
bruiloften, oogstfeesten, buurt- en priester
leesten, alsmede carnavals-optochten. Men
begon blijkbaar reeds te beseffen dat het
verenigingsleven ook het platteland prettiger
leefbaar zou kunnen maken, zodat het rui
tersport minnende gedeelte zich aaneen ging
sluiten. Het caroussel rijden begon in zwang
te komen en daarmede vermaakte men zich
best, zonder zich nog al te zeer te ver
diepen in het „hoe en waarom" van de
ruitersport, om over de rijkunst met een
grote K nog maar te zwijgen.
Boerenzoons, die in de militaire dienst
tijd bij de bereden wapenen gingen dienen,
werden wat intensiever met het werkelijke
paardrijden geconfronteerd en na thuis
komst hadden zij zo de smaak te pakken
gekregen, dat anderen door hun enthou
siasme werden aangestoken, 't Is een oud
gezegde „wie eenmaal met de paardebacil
is besmet, raakt hem niet meer kwijt."
De voormalige militairen bestegen dan
ook prompt het paard van de ouderlijke
boerderij en ook meisjes gingen het wagen
om op een paard te klimmen.
Meerdere landelijke rijverenigingen waren
inmiddels opgericht en de behoefte deed
zich gevoelen deze rijverenigingen te over
koepelen met een centrale organisatie. In
februari 1926 was het zover en spoedig
ging men over tot het ontwerpen van wed
strijdreglementen om tot eenheid te komen
in het houden van draverijen en spring
concoursen en beoordeling van daarin ge
leverde prestaties.
De Nederlandse Federatie van Landelijke
Rijverenigingen was geboren. De Federatie
ontving van H.M. Wilhelmina op 6 dec.
1935 het predikaat „Koninklijke", als waar
dering voor haar streven.
De landelijke ruitersport, gekenmerkt
door een gemis aan koude drukte, legt de
nadruk op het verenigingsverband en streeft
ernaar zoveel mogelijk ook de niet al te
begaafde ruiters aan de gemeenschappelijke
vreugde deel te laten hebben.
(Wordt vervolgd).
L. Kooistra.
Te huur gevraagd voor de weekends
tot september 1974
ZEER KOMFORTABEL
recent model, circa 16 a 18 m met
bemanning (kapitein eventueel
kok(kin) voor excursies in de delta
van Schelde, Maas, Rijn en Friesland
Mogelijkheid tot waterskiën strekt
tot voordeel.
Aanbiedingen onder nummer 741
bureau van dit blad.
21