„Zeeuwse taele
mooiste van aolemaele"
Geen „boers dialect", maar oudere taalvorm,
die vér over grenzen reikt
bachten de kupe
autoroute
Zeeland is in vele opzichten een bevoorrechte provincie. Om zijn ligging, zijn
rust en (nog) frisse lucht, zijn landschap met oneindige vergezichten wolken
velden. Ook om zijn taal.
„De Zeeuwse taele is de mooiste taele van aolemaele". Menig Zeeuw heeft
dit wat chauvinistisch aandoende zinnetje ook menig maal uitgesproken
met een tikkeltje zelfspot in de ondertoon, daarbij niet beseffend hoeveel
waarheid dat zinnetje inhoudt.
De Zeeuwse „taal", als men zo die groep var. onderling verwante dialecten
van Goeree-Overflakkee, de Zeeuwse eilanden en West- en Midden Zeeuwsch-
Vlaanderen noemen mag, is in zoverre „mooi", omdat ze „internationaal" is.
genoemd, en „bachten" betekent ook in het
oudere Zeeuws „achter", denk maar aan
„Bachten Steene" en „Bachten Komme")
zullen de collega uit Zeeland, die zijn
veulen nog een „kacheltje" noemt, uitste
kend begrijpen.
„Is die katte d'n joenen of d'n mienen?"
vragen ze in Oostende aan elkaar. Voor
de Zeeuw, die het over „van joe of van
mien" heeft, maar ook nog wel de vorm
„d'n joê'n" (de jouwe) kent, is daar geen
woord Frans bij.
Frans, Frankrijk. We reden in Hondschoo-
le. in Frans-Vlaanderen, een streek die na
de Franse revolutie koel-zakelijk „Depar
tement du Nord" heet. In een streek, die
doo'- onze „vroede" voorvaderen in de
I7e eeuw om politieke voornamelijk
strategische redenen is afgestaan aan
Frankrijk. Rijsel (Lille) lieten we pas los
in 1713 bij de Vrede van Utrecht.
Zuid-Vlaanderen werd toen gebied van
de Franse koning, de Franse staat, werd
ver franst. Maar in het noord-westen
bleef daar het oud-zuid-Nederlands als
volkstaal bestaan, ondanks pogingen van
de Franse administratie om dat „flamand"
uit te wissen. Het bleef leven, tot op van
daag de dag.
Over de esthetische waarden van het
Zeeuws wil ik het hier niet hebben. Die
lijken me sterk subjectief. Het Zeeuws
heeft ook daarom zo'n grote bekoring om
dat de „verstaanbare en aanspreekbare reik
wijdte" de provinciegrenzen, ja zelfs de
landsgrenzen verre overschrijdt.
Daar waar het „Randstadse" moderne
„Hollands" al lang geen weerklank meer
vindt, functioneert het Zeeuws nog. Leggen
Zeeuwse klanken en zinnen nog contacten,
doen nog „vonken overspringen".
Ik meen dat het dr. Wijnen was
helemaal zeker ben ik niet meer na zoveel
jaren die schreef dat er zich in het
zuid-westen „een homogene dialect-brug
bevindt van Goeree-Overflakkee tot aan
Duinkerken toe". Zelfs in de hedendaagse
praktijk blijkt de stelling van deze Neer
landicus en dialecten-expert nog werkelijk
heid te zijn.
De bezoeker aan de Belgische provincie
West-Vlaanderen zal indien hij ten min
ste geïnteresseerd is in zaken van de taal
een aantal dingen opvallen. In de eerste
plaats, dat er in deze regionen van België
een zeer groot aantal mensen rondloopt
jongeren, maar ook van middelbare leeftijd
dat het algemeen beschaafd Nederlands
vrij goed beheerst.
De bezoeker, die uit Zeeland afkomstig
is zal, als hij daar de plaatselijke bevolking
onderling in dialect hoort spreken, tot de
ontdekking komen, dat hij veel bekende
klanken en uitdrukkingen hoort. Ook de
West-Vlaming is „tuus in 't Uus op den
diek", waar hij „te vuuf uren 'n stute" eet.
Ja, de Westvlaming spreekt nog van
„stute"; een woord, dat men in het Zee
land van vandaag niet meer zoveel hoort,
vrijwel alleen nog maar bij de ouden. De
„boterham" heeft bij ons veelal de „stute"
verdrongen.
In Brugge, maar ook verder in West-
Vlaanderen heeft men het over de „diesen-
dag", in plaats van over de dinsdag. Vlaam
se boeren uit de Westhoek, en van „bach
ten de Kupe" (de Ijzer wordt de „kuip"
Aanduiding van de „Bachten de Kupe"-
route in Belgisch West-Vlaanderen. De
dialecten in de Vlaamse kuststreek zijn
sterk aan de Zeeuwse verwant.
(Foto van de schrijver).
We reden dus door Hondschoote, vroe
gen de weg aan een oud vrouwtje, ,,'k Ver-
stao't nie goed", zei ze toen we in het
„Hoog Hollands" de vraag hadden gesteld.
We herhaalden het in het Zuid-Bevelands.
Het mensje hoorde bekendere klanken: „O,
nao de grenze, waor de komiezen zien. Ja,
dan mö je rechte deure riéën. Maor ghoed
uutkieken, want 't is daor nauwe".
Een Frans-Vlaamse boer, niet ver van de
Catsberg, had ons verteld, toen we belang
stelling voor zijn ploegen toonden: „D'r
motten van 't jaore erpels inHij
trachtte ons uit te leggen wat „erpels"
waren. Het hoog-Nederlandse woord „aard
appelen" kent deze man niet. Maar die uit
leg was uiteraard voor ons niet nodig.
Zo was het ons ook geheel duidelijk wat
de Frans-Vlaming met een „kruwagen" be
doelde Met Zeeuws kom je verder dan je
denkt
Duitsland, Oost-Friesland. In gezelschap
van Randstadse landgenoten reden we een
klein dorpje, Rysum, in. Iemand uit ons
gezelschap vroeg aan een groepje mannen
op de hoek in het Hoogduits een bepaald
adres. De mannen keken naar het Neder
landse nummerbord van de auto, grinnik-
't Dorpje Rysum in 't Duitse Oost-Friesland, streek waar Zeeuwse klanken wellicht ten, maar zeiden niets. Ik herhaalde het
meer effect zullen sorteren dan „Hoog Hollands". (Foto van de schrijver). verzoek in het Zeeuws. „Nog maor twintig
ZeUgie&ziiezfffc
23