Sarika Góth
schilderijen, antiek en poppen
„Veere behoeft geen krans". De binnen-
en buitenlandse toeristen die Veere be
zoeken leveren hiervoor het doorslaggevend
bewijs.
Het eens zo trotse handelsstadje dat zelfs
als sluimerend vissersplaatsje na de af
sluiting en totstandkoming van het Veerse
Meer geen bestaansrecht meer scheen te
hebben, staat duidelijk opnieuw in de be
langstelling.
Voor de oude gevels aan het haventje
Sarika Góth.
zijn het niet langer de vissersschuiten die
afmeren maar pleziervaartuigen en de
schilderachtige straatjes in de schaduw
van de dominante kerktoren worden tegen
woordig bevolkt door „dagjesmensen".
In „De Goutsbloeme", het huis aan de
Markt te Veere woont de van oorsprong
Hongaarse schilderes Sarika Góth. Naast
haar schilderwerk houdt ze zich in dit
pand, dat al in stukken van 1560 genoemd
Foto: Johan Berrevoets, Zierikzee.
wordt en ook op de Monumentenzorg-lijst
prijkt, bezig met de in- en verkoop van
antiek.
Sarika Góth stamt uit een Hongaarse
kunstenaarsfamilie. Haar vader, Moric Góth,
van aristokratische familie, wilde schilder
worden, maar studeerde op aandrang van
zijn vader rechten in Wenen. Hier ont
moetten haar ouders elkaar op een schil
derschool. Naar aanleiding van een ver
kregen erfenis gaf Moric Góth de brui aan
zijn studie en werd professioneel schilder.
Sarika, geboren in 1900, was zes jaar toen
zich deze verandering voltrok en de familie
zich vestigde in Parijs, in die tijd kunst
centrum bij uitstek.
Toen de impressionist Moric Góth in
1909 terugkeerde naar Boedapest was hij
een al gerijpt en bijzonder produktief schil
der die vijf jaar lang succes zou boeken
in eigen land. Zijn werk werd bekroond
en aangekocht door de staat, verschillende
musea en zelfs door koning-keizer Franz
Joseph.
De familie die het reizen in het bloed
zat, vertrok toch weer naar Frankrijk en
vertoefde in België toen de eerste wereld
oorlog uitbrak. Zijnde onderdanen van de
Donau-monarchie en daarmee automatisch
„vijanden" van België, zagen de drie zich
genoodzaakt het land inderhaast, en met
achterlating van een groot aantal schilde
rijen, te verlaten. Het zou 1920 worden
voor Moric Góth dit werk terug zou zien.
De familie verbleef voorlopig in Middel
burg en daar leerde Góth Toorop kennen,
die hem adviseerde zich in Domburg te
vestigen waar in die tijd veel kunstenaars
hun „pied de terre" hadden gevonden. De
familie Góth woonde er van 1914 tot 1928
en legde kontakten met o.a. de familie
Van Schendel en Mondriaan.
In laatstgenoemd jaar kocht Moric Góth
het huis „De Goutsbloeme" in Veere voor
een min of meer permanente bewoning.
De reislust bleef en de winters werden
door hem en zijn vrouw in de naoorlogse
jaren vaak in Plongarije doorgebracht.
De veertienjarige Sarika Góth die haar
jeugd naar eigen zeggen en idee tot op
dat moment voornamelijk op kostscholen
in Parijs, Florence, Beieren en op koffers
had doorgebracht, akklimatiseerde snel in
Nederland. Ze kreeg les van Jan Toorop
die veel invloed op haar had en ging aan
de kunstakademie in Den Haag studeren.
Later zette ze haar studies voort in Mtin-
chen bij Hans Hofman en Parijs. In Enge
land bekwaamde ze zich gedurende een
korte periode in grafische technieken.
„Nauwelijks iets aan gehad of mee ge
daan." zegt ze van het laatste. „Ik heb
altijd geschilderd en getekend."
Opgegroeid in een kunstenaarsmilieu leek
het bijna vanzelfsprekend, dat ze deze
richting koos. „Mijn moeder schilderde ook.
als kind dacht ik werkelijk dat iedereen
schilderde."
In 1923 werkten vader en dochter in de
Karpaten en twee jaar later schilderden ze
een paar maanden in Transsylvanië. Het
zelfde jaar hielden ze samen een tentoon
stelling in het Stedelijk Museum te Am
sterdam. Het was Sarika's eerste ekspositie
en de kritieken overtroffen alle verwach
tingen.
Sarika Góth maakte in eerste instantie
naam als tekenares en schilderes van kinder
portretten. Tegenwoordig legt ze zich toe
op stilleven. „Eigenlijk heb ik altijd het
liefst vrij willen werken," zegt ze. „Die
kinderportretten, daar ben ik eigenlijk min