dan in Belgische jachthavens, waar men
minder van zijn privacy kan genieten vind
ik en waar het ook beduidend drukker is.
In Zeeland is alles op en rond het water
zo net, zo rustig, kortom zo ontzettend
heerlijk. Neen, mij krijgen ze uit de Zeeuwse
wateren niet meer weg. Van mijn hele
leven niet."
In 1972 werden in de Zeeuwse wateren
20.939 Nederlandse plezierboten geschut.
De Belgen kwamen er evenwel op de tweede
plaats met 10.207 geschutte vaartuigen en
op de derde plaats met slechts 3.093 vaar
tuigen kwamen de Britten, gevolgd door de
West-Duitsers (2.173), de Fransen (332) en
de overige landen (262). Het is dus wel
duidelijk dat de Belgische jachten een
aanzienlijk deel uitmaken van de Zeeuwse
watersporters.
Maar tal van Belgen zijn ook aan de
weet gekomen dat zeilen in Zeeland niet
alleen mogelijk is wanneer men over een
eigen boot beschikt, want steeds talrijker
blijkt het aantal bewoners van de Zuidelijke
Nederlanden die naar Zeeland komen om
daar voor een dag, een week en langer een
boot te huren en om op die manier de
smaak van de pleziervaart te pakken te
krijgen en na verloop van tijd op de aan
schaf van een eigen boot aan te sturen,
zodra de middelen daartoe voorhanden zijn.
„Want wie eens de smaak van het varen
te pakken kreeg," zegt Jan Prenen. „laat
de lust daartoe meestal niet meer los. Ik
heb er tientallen persoonlijk gekend die be
gonnen met het huren van een bootje, maar
die nadien alles in het werk stelden om
zo spoedig mogelijk zelf bezitter van een
plezierboot' te worden. Dat gaat nu een
maal zo."
Waarom bovendien zoveel Belgen Zee
land verkiezen voor de watersport is ook
te wijten aan het feit, dat Zeeland zijn
karakter van vanouds vrijwel in zijn geheel
heeft behouden en dat men er op zijn minst
niet de indruk krijgt er in „gekommercia-
liseerde wateren" te varen, vervolgt Jan
Prenen. „Want dat moet me hier wel even
van het hart. In Zeeland zijn en blijven de
mensen vriendelijk, gedienstig en behulp
zaam zonder voortdurend om het minste
in je portemonnee te zitten. En dat is van
veel betekenis."
Van veel betekenis is ook dat de Zeeuwse
wateren bijzonder geschikt zijn (en werden
gemaakt) voor de pleziervaart die men er
werkelijk in optimale voorwaarden kan
beoefenen. „Of men nu routcvaarder is of
niet", zegt Jan Prenen. „Ik bedoel of men
nu van de ene naar de andere haven vaart,
of men nu elke avond weerom dezelfde ha
ven binnen vaart. Het doet er niet toe."
Overigens niet alleen gedurende de lente-,
zomer- en herfstmaanden is Jan Prenen in
Zeeland. Want in de winter keert hij er
met de regelmaat van een klok terug om
cr vanop de dijken over het water te turen
en heimwee te krijgen naar de voorbije
zomermaanden die hem zoveel pleziervaar-
dersgenot boden en verlangend uit te kijken
naar de komende lente, wanneer de boot
te Antwerpen weerom van de helling mag
worden gehaald en opvaren naar de Zeeuwse
wateren.
Slechts over een ding maakt Jan Prenen
zich enige zorgen en dat is over het feit dat
eventueel van overheidswege in Nederland
taksen gevraagd zouden kunnen worden van
Belgen die met hun boot geruime tijd in
Nederland verblijven. „Dat zou al te erg
zijn," zegt hij, „we betalen in België toch
al voldoende. Als men ons nu ook in de
Zeeuwse wateren nog zou gaan belasten. Ik
hoop alleen maar dat het er nooit van komt"
Hoe dan ook, is en blijft Jan Prenen er
van overtuigd dat het aantal watersporters
in de Zeeuwse wateren zal blijven toenemen
uit hoofde van de steeds stijgende belang
stelling voor de watersport en het water
toerisme. Dat blijkt overigens reeds uit de
statistieken. Immers in 1970 werden 7.536
Belgische pleziervaartuigen in Zeeland ge
schut. In 1971 waren dat er 9.848 en in
1972 reeds 10.270. Kan men dus nu spreken
van duizenden Belgische watersporters in
Zeeland, kan men dat binnen min of meer
afzienbare tijd reeds wellicht over tiendui
zenden. Want leve de watersport in Zeeland!
Dat zegt men ook in België.
Voorboden van de winter. Foto: Johan Berrevoets Zierikzee
23