De haven van Goes
in de loop der eeuwen
Inleiding
De laatste tijd verschijnen er in de Pro
vinciale Zeeuwse Courant berichten over
de problemen waarmee de gemeente Goes
momenteel te maken heeft, in verband
met de voorgenomen uitvoering van be
paalde plannen inzake de scheepvaartver
binding met de Oosterschelde.
De onzekerheden die zijn ontstaan rond
de afsluiting van deze zee-arm, hebben
die problemen in ernstige mate toegespitst.
Het gaat om een verruiming en een
verdieping van het bestaande havenkanaal
naar de Oosterschelde. de vernieuwing van
de schutsluis aan het Goese sas en de aan
leg van nieuwe industrieterreinen. Voorwaar
geen kleinigheid!
De zorgen van de gemeente Goes over
zijn scheepvaartverbinding met het buiten
water en alles wat daarmee samenhangt,
zijn echter niet nieuw. Het betekent slechts
de voortzetting van een strijd, die reeds
in de middeleeuwen begon en die ook de
vroede vaderen van weleer bij tijd en wijle
veel hoofdbrekens heeft bezorgd.
Nu bovendien de schilderachtige haven
kom op 13 juli 1974 weer funktioneel is
geworden, geven deze feiten voldoende aan
leiding om de geschiedenis van de Goese
haven in de loop der eeuwen nog eens
wat nader te belichten.
De noodzaak van een haven.
In zijn beschrijving over de historische
geographie van Zuid-Beveland maakt dr.
C. Dekker gewag van een geschrift uit
het jaar 976, waarin keizer Otto II de
abdij van Sint Baaf bevestigde in het bezit
van bepaalde onroerende goederen. Die
waren onder meer gelegen vanaf de Zuider-
Zuidvliet tot aan Curtagosum en Kampen.
Curtagosum is volgens dr. Dekker te
beschouwen als de verlatinisering van Korte
Gos. Vermoedelijk was dat een kreek en
was Curtagosum in de tweede helft van
de 10e eeuw al een nederzetting, die haar
naam aan de betreffende kreek dankte.
Dat de plaatsnaam Goes van Gos (Gosum)
is afgeleid, acht dr. Dekker waarschijnlijk.
Door deze theorie komt de veronder
stelling dat de plaatsnaam Goes zou zijn
vernoemd naar een stroom die blijkens
een geschrift uit het jaar 776 Gusaha heet
te. weer wat op losse schroeven te staan.
Het een hoeft echter het ander ook weer
niet helemaal uit te sluiten.
Volgens L. J. Abelman, archivaris van
Goes, is het mogelijk dat na de overstro
ming van 1134 voor de streek rond Goes
een min of meer permanente bewoning is
ontstaan.
Hoe het ook mag zijn, vast staat wel
dat het ontstaan van Goes begon in de
schemer van de vroege middeleeuwen. De
onvoldoende en vage gegevens waarover
kan worden beschikt, geven slechts aan
leiding tot vermoedens of tot het opstellen
van bepaalde theorieën zonder afdoende be
wijskracht.
Merkwaardig genoeg is er daarbij wel
telkens sprake van een kreek of een stroom,
zodat men geneigd is te veronderstellen
dat Goes zijn ontstaan en zijn vroegste
ontwikkeling dankt aan zijn ligging aan
of bij het water.
Als zodanig wekt het dan ook geen ver
wondering als we vernemen dat er reeds
in de 13e eeuw sprake was van een schip
per uit Goes, die er een lading wol uit
Engeland aanvoerde.
Het in stand houden van een scheep
vaartverbinding met het buitenwater moet
ook toen voor Goes reeds een zaak van
groot belang zijn geweest.
Verbinding met het Zwake.
Reeds in de 7e eeuw was vermoedelijk
het oude kernland van Zuid-Beveland al
zo hoog opgeslibd, dat van de normale
vloeden weinig invloed meer werd onder
vonden. Wel waren er uit de tijd van de
Duinkerke II overstromingen in het land
schap nog enkele duidelijke rest-kreken
overgebleven.
In het jaar 1014 hield het water er
echter weer danig huis. Toen deed een hoge
stormvloed het gebied ten westen van Goes
in één grote binnenzee veranderen en ont
stond tevens een brede stroom, die men
Zwake noemde.
Ook de stormvloed die in 1134 ontstond,
veroorzaakte veel landverlies. Aan de noor
delijke kust van Zuid-Beveland werden
grote verwoestingen aangericht en noor
delijk van de lijn Kattendijke Wemel-
dinge Yerseke ging vermoedelijk een vrij
groot gebied voorgoed verloren. Ook het
Schengegebied liep weer schade op en
alleen de hooggelegen Kreekrug tussen
Kloetinge en 's Heer Arendskerke heeft ver
moedelijk kunnen verhinderen dat de vroege
nederzetting Goes grote schade opliep. Ook
de van nature nog aanwezige kreken zullen,
naar we mogen veronderstellen, door ge
noemde stormvloeden zijn verdiept en ver
breed.
Ook na de bedijkingen in de 12e eeuw
bleven deze kreken in het bedijkte land
bestaan. Men noemde ze vanouds water
gangen. Veelal konden ze nog benut wor
den, zowel voor de afwatering, als voor
de scheepvaart.
Dat de eerste haven van Goes slechts
een natuurlijke waterloop moet zijn ge
weest, zoals geschiedschrijvers beweren, is
door de aanwezigheid van de genoemde
kreken zeker aannemelijk.
Zo schijnt er destijds tussen Goes en het
latere 's Gravenpolder een watergang te
hebben gelegen die Vorsvliet of Versvliet
werd genoemd. Waarschijnlijk was deze
Versvliet de eerste scheepvaartweg, die Goes
verbond met het buitenwater, in dat geval
met het Zwake. Wellicht is het daarom
ook verklaarbaar dat Goes in de 14e eeuw
tolvrijdom op de Honte kreeg, immers,
het Zwake stond in verbinding met de
Honte.
Na de overstromingsramp van 1014 ble
ven in de toen ontstane watervlakte nog
enkele eilanden over, die door brede stro
men van elkaar gescheiden waren. Men
vond er onder meer de eilanden Borsele,
Baarland en Oudelande. Zowel Heinkens-
zand als Ovezande zijn als opwassen in
het Zwake opgekomen.
Reeds vóór 1331 schijnt men reeds met
de bedijking van gronden in het Zwake
te zijn begonnen. Aanvankelijk nog vaag.
maar naarmate de tijd vorderde steeds
duidelijker, begonnen zich boven de eerste
scheepvaartverbinding van Goes donkere
wolken samen te pakken. Toen dan ook
ruim een eeuw later als gevolg van de
toenemende bedijking en verlanding, de
verbinding van het Zwake met het buiten
water verbroken dreigde te worden, konden
door het gemeentebestuur te treffen maat
regelen tenslotte niet meer uitblijven.
Verbinding met het Schenge.
Inmiddels waren ook ter weerszijden van
Goes bedijkingen tot stand gekomen. Reeds
omstreeks 1200 ontstond aan de oostzijde
de Kloetingse polder, terwijl nog vóór 1331
aan de westzijde de Goese polder bedijkt
werd.
De aanwezigheid van een grote kreek
heeft blijkbaar verhinderd dat de Goese
polder tegen de Kloetingse polder kon
worden aangedijkt! Uit technische overwe
gingen hield men die kreek blijkbaar liever
open. Toen de gemeente Goes onder de
regering van Fihps van Bourgondië dan
ook in 1442 vergunning kreeg om zijn na
tuurlijke haven met het Schenge in ver
binding te brengen, maakte het daarbij
dankbaar gebruik van de aanwezigheid van
deze kreek.
13