Voor wanneer het Baalhoekkanaal?
In mijn jeugd, toen de zeehengelarij nog
lang niet die vormen had aangenomen als
tegenwoordig, vingen wij strandkrabben
voor consumptie (en tijdverdrijf). Totaal
onwetend speculeerden we al op het per
fecte reukvermogen van deze dieren.
Met een primitieve hengel, uitsluitend
bestaande uit een met 'n steen verzwaard
touwtje, waaraan we een schar vastknoop
ten. Tegenwoordig ziet men deze niet vaak
meer bij de vishandelaar. Deze gedroogde
platvissen hadden zo handig een gat mid
den in het lichaam gepriemd, waardoor ze
aan lijnen gedroogd waren. Voor twee cen
ten waren wij de gelukkige bezitters van
zon schar. Aan de haven, ,,'t Hoofd", lieten
we ons kindervistuig langs de steile kei-
wand van de kade in het water zakken
bij opkomend tij, wanneer de krabben de
haven kwamen binnenkruipen.
In een mum van tijd beet zich een kluwen
krabben van allerlei afmetingen aan de
schar vast, die we op de wal met één ruk
afschudden De grootste werden er uit ge
zocht en in een linnen zakje opgeborgen;
de kleinere kropen tussen de grove keien
door weer in het water terug. Niet langer
Reeds tien jaar wordt in België gesproken
en geschreven over de uitbreiding van de
Antwerpse haven op de linker-Scheldeoever.
Immers in 1964 werd in het jaarverslag
van de „Bank Van Antwerpen", nu opge
slorpt door de „Generale Bankmaatschap-
pij" opgemerkt dat de expansie-mogelijk
heden van de Schelde-haven op de rechter
oever bijna waren uitgeput en de indu
striële expansie er een absolute grens na
derde. Sedertdien is veel vuil water door
de Schelde gelopen, maar is men toch
ook al aan een begin van realisatie van
de Antwerpse haven toe op de linkeroever.
Maar reeds veel eerder en meer bepaald
in 1872 bestonden er al plannen, opgemaakt
door de „Société Générale de Belgique",
waarin op de linker-Scheldeoever reeds
maritieme en handelsvoorzieningen werden
voorzien en o.m. het graven van twee pa
rallel lopende dokken. Die plannen zijn
evenwel steeds in de kartons gebleven, zoals
dat heet.
En vele decenniën verliepen vooraleer
men in 1964 weerom min of meer konkreet
denken ging aan de uitbouw van de Ant
werpse haven op de linkeroever.
In 1966 zou in dit verband voor de eerste
keer sprake zijn van het „Baalhoekkanaal",
zegt havenspecialist Marcel Prinsen, die
als havendeskundige verbonden is aan de
„Gazet van Antwerpen", door de toen
malige minister voor Openbare Werken,
de heer De Saeger.
In juni 1967 werden de Nederlandse in
stanties officieel op de hoogte gebracht
van de Belgische plannen terzake. In fe
bruari 1968 zou de toenmalige minister
voor verkeer en waterstaat in Nederland,
de heer M. Bakker, namens de Nederlandse
instanties de Belgische overheid laten we
ten, dat de Nederlandse regering in principe
akkoord was om haar medewerking aan
het Belgische Baalhoek-projekt te verlenen.
Tijdens de Beneluxconferentie te Middel
burg in september 1968 waren de heren
Bakker en De Saeger het er over eens
onderhandelingsdelegaties voor de Belgische
plannen, in verband met het Baalhoekka
naal, aan te duiden.
dan een minuut behoefde onze aas-schar
op de bodem te liggen om een tiental
dwarskruipers aan te trekken en te ver
schalken. In een half uurtje was ons zakje
vol!
Thuis gingen de dieren, na enkele malen
gewassen te zijn, levend in een grote pan,
waarvan we het deksel stevig moesten dicht
houden, wilden ze niet ontsnappen. Maar
op het vuur gezet, waren ze spoedig dood
en begonnen mooi rood te kleuren, als ze
gaar werden, ofschoon ze bruingroen de
pan waren ingegaan. Die verkleuring was
toen voor ons vanzelfsprekend, maar nu
weten we, dat alle kleurstof korrels in de
schaal tijdens het koken oplossen, behalve
de rode. Allicht waren die voordien ook
aanwezig, maar de groenen en bruinen do
mineerden toen.
Voor ons hadden krabben in die tijd
alleen betekenis als aangename tijdspasse
ring op een schoolvrije middag, waar ze
thuis ook nog heel gelukkig mee waren
en bovendien konden we ze daarna nog
heerlijk oppeuzelen ook!
Cor van Heugten.
Deze commissies kwamen in mei 1969
voor het eerst bij elkaar en vergaderden
nadien regelmatig om de technische, pla
nologische en ekonomische problemen in
verband met het Baalhoekkanaal te be
spreken.
„Nederland", zo vervolgt de heer Prinsen,
„en daarmee was men in België in grote
lijnen steeds akkoord, ging van het principe
uit dat het Baalhoekkanaal bij uitstek
Belgische belangen zou dienen, maar dat
het om redenen van goede nabuurschap
wel medewerking wilde verlenen aan de
realisatie ervan. Negentig procent van de
aanlegkosten zouden dan ook voor rekening
van de Belgische staat moeten worden
gedaan.
Het Baalhoekplan voorziet zoals men weet
in de bouw van een 125.000 dwt. tussen
Baalhoek en de Konijnenscheur op Neder
lands grondgebied, evenals de aanleg van
een zeekanaal vanaf de Westerschelde naar
de nieuwe industrie- en havenzone tussen
Doel en Kallo.
Sedertdien zijn er van Nederlandse zijde
evenwel nog al wat problemen gerezen in
verband met de aanleg van het Baalhoek
kanaal en meer bepaald voor wat betreft
het milieu (aantasting Verdronken land van
Saeftinghe), de hoedanigheid van het Schel-
dewater en de temperatuur van het Schelde-
water, veroorzaakt door de kerncentrale te
Doel.
Momenteel verkeert het Baalhoekdossier
in handen van de Belgische minister voor
Buitenlandse Zaken, de heer Van Elslande,
die het verder moet gaan bepraten met
zijn Nederlandse kollega. Alleszins worden
wanneer het Baalhoekkanaal er komt, de
plannen vastgelegd in een soort vedrag,
zoals eertijds het Schelde-Rijnverdrag.
Wanneer beide regeringen binnen min of
meer afzienbare tijd een akkoord over het
Baalhoekkanaal zouden kunnen afsluiten,
moet dit nog door de kamers van beide
landen bekrachtigd worden." Marcel Prinsen
voorziet dan ook niet dat het Baalhoek
kanaal voor 1980 een feit zou kunnen zijn.
„Inmiddels," vervolgt hij, „beschikt België
op eigen grondgebied sedert 1971 toch al-
m
Marcel Prinsen
vast over de voor schepen van 60.000 ton
geschikte sluis van Kallo, die volgend jaar
officieel zal worden in gebruik genomen.
Wat het Baalhoekkanaal betreft kan men
dan eventueel nog een tijdje voort palave-
ren. En dergelijke palavers zitten er in de
huidige stand van zaken nog dik in, ook
al omdat in Belgische kringen thans on
enigheid is gerezen over de spoedige nood
zaak van het Baalhoekkanaal.
Heeft de St. Niklase senator De Bondt,
tezamen met vijf andere senatoren bij het
Belgische parlement immers geen wetsont
werp ingediend voor een „planmatige ont
wikkeling van de linker-Scheldeoever". In
dat plan wordt het Baalhoekkanaal niet
voorzien voor1985.
Dit plan is evenwel op scherpe reaktie
gestuit van de Antwerpse schepen voor
handel en scheepvaart, de heer Delwaide,
die met het merendeel der Antwerpse haven
instanties de zo spoedig mogelijke aanleg
van het Baalhoekkanaal voorstaat.
Maar zoals voldoende bekend, bestaat er
tussen het Waasland en de Antwerpse haven
instanties momenteel nogal wat onenigheid
over de uitbouw van de Antwerpse haven
en meer speciaal in verband met de beheers-
struktuur die men aan de Scheldehaven
wil geven.
Dat als een resultante van al die twisten
daarbij o.m. de noodzaak van de bouw
van het Baalhoekkanaal door sommige Wase
personen en instanties in vraag zou worden
gesteld, kwam in Antwerpse havenkringen
aan als een komplete verrassing, waartegen
zoals we hoger reeds schreven, de heer
Delwaide op het jaarbanket van de Ant
werpse expediteurs, sterk heeft gereageerd."
„Tenslotte", zei ons de heer Prinsen,
„is er van Nederlandse zijde dan in verband
met de industrialisatie langsheen het Baal
hoekkanaal nog wel wat te doen. Waar
de centrale Nederlandse overheid zich eer
der tegen industrie op Nederlands grond
gebied kant, gingen er de laatste tijd in
Zeeuws-VIaanderen stemmen op om toch
industrie langsheen het kanaal te vestigen.
Hoe die Nederlandse kontroverse uitein
delijk zal evolueren is me niet bekend.
Maar een en ander zou in geval van in
dustrialisatie wel een wijziging brengen in
de kostenverhouding bij de aanleg van
het kanaal tussen België en Nederland.
Wanneer gaat over her Baalhoekkanaal
eindelijk de beslissing vallen?"
„In Antwerpse havenkringen hoopt men
alleszins zo spoedig mogelijk", zegt de heer
Prinsen, „maar ik vrees dat in de huidige
omstandigheden er toch nog wel wat water
door de Schelde zal vloeien, alvorens het
door de Baalhoeksluis zal kunnen."
Afwachten is dus de boodschap en in de
eerste plaats toezien hoe „de stemming"
rond het kanaal niet in het minst in Ant
werpse en Wase havenkringen zal verlopen.
Want daar is men het echt nog niet zo
eens, vandaag de dag.
Arthur Deceunynck.
17