„ZEEUWSE KLEDERDRACHTEN" 1 Albrecht Dürer maakte tijdens zijn reis door Nederland in 1521 een teke ning van een Goes meisje „in ihrer Tracht". De oudst bekende afbeelding van een Zeeuwse „in kostuum". Het laatste tussen aanhalingstekens, want het moet in twijfel worden getrokken of het hier een specifiek Zeeuwse dracht betreft. In ieder geval een curieus feit en een historisch aanknopingspunt voor des kundigen op het gebied van de kostuum-geschiedenis. De Nederlandse klederdrachten, ook de Zeeuwse, hebben in vrijwel elk opzicht hun gloriedagen achter de rug. Deels let terlijk én figuurlijk „uut de tied", goed Zeeuws gezegd. Hoe negatief het ook mag klinken, geen „Vereeniging tot behoud der Zeeuwsche klederdrachten" (opgericht rond 1940), geen geïnteresseerd kostuumhis toricus, geen enthousiaste tourist heeft tot dusver kans gezien de trend van het „op z'n burgers" gaan van de plaatselijke be volking een halt toe te roepen. Zeeland komt er landelijk gezien nog goed af met vijf levende drachten. Toch is ook hier geen gezin meer te vinden dat zich nog dagelijks in klederdracht steekt. Kinderdrachten zijn tot museumstuk ge worden, de mannendracht komt nog slechts sporadisch voor, terwijl de vrouwen die zich nog met de kap tooien voor het meren deel tot een oudere generatie behoren. Een wat trieste opsomming waar alle kakelbont toegetakelde kaasboerinnetjes op beurzen in het buitenland niets aan toe kunnen doen. Integendeel, ze geven de buitenstaander een wat frustrerend en kar- navalesk beeld van oeroude, waardige streektradities, die zich hiertoe eigenlijk slecht lenen. Aangezien uit commercieel oogpunt nu eenmaal andere maatstaven worden aangelegd zullen we het maar bij deze opmerking laten. In ieder geval valt het te betreuren dat binnen afzienbare tijd het Zeeuwse straat beeld, de Markt in Middelburg bijvoorbeeld, niet langer wordt opgefleurd door kanten kappen, avonddoekjes en beuken. Een we reldje van historisch gegroeide rijkdom aan kleur en vorm gaat ten onder aan ons jachtig tijdsbeeld waarin no-iron-konfektie nu eenmaal beter op z'n plaats is dan kunstig opgemaakte kievitskant en kraal- tjeswerk. Gelukkig zijn er mogelijkheden iets vast te leggen van de broze restanten van een eens springlevende traditie. Al zullen de in diverse plaatsen georganiseerde klederdrachtshows, naspeuringen en bijdra gen van musea, dure boekuitgaven en foto's nooit kunnen wedijveren met het beeld van een boodschappen doende Axelse of een Zuid-Bevelandse met haar zondagse kap. Alle lyrische beschouwingen daargelaten, Arncmuiden, Walcheren, Zuid-Beveland en het land van Axel en Cadzand kunnen nog prat gaan op een voortgezette traditie. Aan elk van deze drachten zullen we in deze serie in de loop van de tijd dan ook aan dacht schenken. Het is niet zo dat men daarbij kan volstaan met een beschrijving van vorm, kleur en materiaal. Elke dracht heeft een eigen ontwikkeling doorgemaakt. Weliswaar liggen aan de verschillende klederdrachten vaak dezelfde oervormen ten grondslag. De diverse onderdelen hebben doorgaans echter een volslagen streekeigen karakter gekregen, waardoor de vorm als zodanig op het eerste gezicht vrijwel on herkenbaar veranderd is. Keus of keurs (rok), mankei oftewel jak, beuk, doek en schort maakten meestal deel uit van de dracht. Meest spektaculair onderdeel vormt nog steeds de muts of kap in kombinatie met oorijzer, stikken of krul len waaraan weer hangers met verschillende benamingen. Bloedkoralen, gitten en andere details kompleteren het geheel. Op verschillende plaatsen in Zeeland is men van rok en jak afgestapt en wordt de authentieke muts gedragen bij een japon van ouderwetse snit. Van werkelijke kleder dracht is hierbij nauwelijks sprake. De prachtige sluiermutsen van de thans niet meer gedragen Thoolse en Schouwse dracht werden destijds nog in ere gehouden, terwijl het kostuum zelf al in onbruik was geraakt. Ook mankei of jak van het Cadzandse vrouwenkostuum doet heden ten dage sterk denken aan een verkorte uitgave van een verouderd model burgerjapon. Veelal moest het jak ook plaats inruimen voor het inge wikkeld plooisel van de steeds meer aan dacht vragende doek. Alleen op Walcheren wist het zich te handhaven en de 18e eeuwse oorsprong, de caraco, een jak. on derdeel uitmakend van de in die tijd ge dragen burgerkleding, is onmiskenbaar. Overigens ligt aan de klederdracht prak tisch altijd een vroegere burgerdracht ten grondslag. Een mede door het isolement ontstane gemeenschapszin en een daarmee samen hangend behoudend karakter van de boe ren- of vissersbevolking vormde waarschijn lijk de voedingsbodem voor een vrij stug vasthouden aan eenmaal aanvaarde waar den en dit komt ook in de kleding tot uiting. Overigens een zeer betrekkelijke ver starring, want de ontwikkeling van simpele 17e en 18e eeuwse burgermutsjes tot de witkanten Zeeuwse pracht kan allerminst fantasieloos worden genoemd. Folkloristische vormgeving in details, bor duurwerk, linten, bandjes, opmaak van mut sen en de ontwikkeling van de typerende sieraden gingen samen met ingrijpende ver anderingen van het hele silhouet. Als voor beeld de destijds bijna grotesk aandoende heuproilen van de Axelse vrouwendracht en de meer recente ontwikkeling van de doek die hier in de loop van deze eeuw werkelijke vleugeltjesallures aannam. De dracht is duidelijk aan verandering onderhevig. Bijzonder is eigenlijk vooral de geleidelijke ontwikkeling. Een jongere ge neratie voegt nieuwe elementen toe en laat andere varen terwijl de ouderen en kon- servatief ingestelden wars zijn van elke „nieuwerwetsigheid." In de naast elkaar staande verschijnings vormen van de levende klederdracht zijn net als in „stad" modeverschijnselen te bespeuren. Sinds de uitvinding van de foto grafie is dat al heel makkelijk vast te stellen. Allerlei faktoren hebben hun invloed en leiden over het algemeen tot een toch steeds sterk vertraagde reaktie. Zo verdween de kleurigheid van de Wal- cherse dracht onder invloed van een strenge godsdienstige stroming. Het van oorsprong vrij glad teruggeslagen haar van de Wal- cherse mutsdraagsters werd tot een grote kuif opgedoft in navolging van de haar dracht van de Belgische vluchtelingen die in de Eerste wereldoorlog in Zeeland on derdak vonden. En al te vaak was het luchtige, makke lijke. fleurige stadsgoed in staat de platte landsjuffer dermate te bekoren, dat ze haar dracht in het „kammenet" de dracht liet. Tot op zekere hoogte begrijpelijk, aan de andere kant ontzettend jammer. Het tra ditioneel kostuum zal door jongere gene raties bij tijd en wijle wel zijn ondergaan als een soort boers uniform waaraan je alleen kon proberen te ontkomen. Menige Zeeuwse jongedochter was het misschien ook beu aangegaapt te worden vanwege haar „musse", hoe flatteus die verder ook mocht staan. Hoe dan ook, onder invloed van de ver anderde omstandigheden, oorlog, ramp, verbroken isolement en daarmee gepaard gaande aanpassingsverschijnselen, praktische en sociale overwegingen, is een groot deel van de klederdrachtenrijkdom in deze pro vincie verdwenen. Elders gebeurt overigens hetzelfde. Typisch verschijnsel is dat vrouwen, zelfs internationaal gezien, hun klederdracht het langst trouw blijven. De mannendracht, evenals het Hulster vrouwenkostuum ver dween reeds eind vorige en begin deze eeuw voor het overgrote deel. Van de kin derdrachten werd in snel tempo afstand gedaan. Noord-Beveland, Schouwen-Duive- Iand en Tholen kennen nauwelijks of geen klederdracht meer. Van de drie laatste drachten werd sinds de eerste helft van de vorige eeuw alleen de muts met toe behoren in ere gehouden. Het eigenlijk kostuum paste zich vanaf die tijd aan bij de heersende burgermode en de later ver ouderde japonmodellen waren daar dan ook het gevolg van. Hoewel het Schouws kostuum wat sober der is dan dat van het eiland Tholen en van Noord-Beveland, bestaat er in grote trekken toch veel onderlinge overeenkomst. De kanten trekmutsen behoren zeker tot de meest aantrekkelijke mutstypen in ons land. In combinatie met het sieradengar- nituur zijn ze een prachtige omlijsting van het gezicht en misschien hebben ze zich, dankzij deze charme, langer weten te handhaven bij het schoonheidsbewuste vrouwvolk. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1975 | | pagina 5