lets over
DUIKEENDEN
TOPPER EE NP
EIPEREEWD
Bij het schrijven van dit „praatje" wijst
mijn kalender 24 januari, het zou dus
hartje winter moeten zijn, volgens de ka
lender klopt dat ook wel, maar naar buiten
kijkend is het voor mijn gevoel reeds half
maart of iets daaromtrent; krokussen, win-
terakonieten en sneeuwklokjes bloeien al
en zelfs de narcis schiet door en zal, bij
dit weer, volgende week eveneens bloeien.
Niet alleen in de tuin echter is het voor
jaar, ook meer natuurlijke zaken als wilde
planten en vogels hebben het voorjaar
reeds in het lijf, zo zag ik in de afgelopen
week al verschillende sleedoorns bloeien.
Meidoorn, vlier, wilde roos en kamperfoelie
staan plaatselijk in het blad, zanglijsters
zingen naar hartelust, de grutto is hier
en daar al weer gezien en kieviten baltsen,
terwijl zelfs, zij het nog schuchter, de avond
schemer opgeluisterd wordt door rondvlie
gende vleermuizen op zoek naar winter-
muggen
Er is een oud spreekwoord dat zegt:
„Vogeltjes die vroeg zingen zijn voor de
poes", of dit ook op al deze „vroege vogels"
van toepassing is, weet ik niet, daarom
reken ik er met dit krabbeltje maar op
dat bij de verschijning van dit nummer,
begin maart, de zg. wintergasten onder de
vogels nog niet vertrokken zijn naar hun
broedgebieden in het hoge noorden van
Europa, zodat u van de zaken die ik u nu
ga vertellen nog enige direct in de praktijk
kunt controleren. Overigens, lukt het dit
voorjaar niet meer, dan kunt u er uw
voordeel mee doen tegen het eind van het
jaar wanneer een nieuwe winter aanstaande
is.
Door beginnende en minder geoefende
vogelaars worden vaak bepaalde soorten
duikeenden met elkaar verwisseld omdat
zij bij de eerste oogopslag veel op elkaar
gelijken. Kijkt men echter wat kritischer
toe dan zijn er toch wel opvallende ver
schillen te ontdekken, enige van zulke
koppels van twee op elkaar gelijkende soor
ten zullen we samen eens wat nader be
kijken.
U zult waarschijnlijk om te beginnen al
vragen: wat zijn duikeenden? We kunnen
bij de eenden grofweg twee groepen onder
scheiden: de zg. grondel- en duikeenden.
De eerstgenoemden zoeken voedsel op het
droge of in ondiep water waar zij op-de-
kop-staand de bodem kunnen bereiken, dit
wordt grondelen genoemd, dit wil echter
niet zeggen dat de eenden behorende tot
deze groep altijd in ondiep water of op
de wal vertoeven, na het fourageren (eten)
gaan ze vaak naar diep(er) water omdat
het daar veiliger is.
De duikeenden bekomen hun voedsel door
zich onder water te begeven, te duiken dus,
ze leven van slakjes, waterplanten, steur
garnalen en dergelijke, ze vertoeven nage
noeg altijd in dieper water, beter nog, open
water, want ook in ondiepere kreken en
welen komen ze vaak voor.
Als eerste „koppel" zullen we Kroon- en
Tafeleend wat nader bekijken, vooral de
Krooneend wordt veel voor de Tafeleend
gehouden, het omgekeerde komt minder
voor. Beide mannetjes hebben een rood
bruine kop met zwarte borst en lichte
flanken. De Krooneend (mannetje) heeft
echter een rode snavel en bruingrijze rug,
hij is tevens 10 cm groter; de Tafeleend
(mannetje) heeft een grijze snavel en rug,
vliegend heeft eerstgenoemde een zwarte
buik, de andere niet. Over het algemeen
wordt de Tafeleend door geheel Zeeland
aangetroffen, de Krooneend is zeldzaam.
Zoals u gemerkt hebt spreek ik alléén
over de mannetjes, deze zijn namelijk reeds
in het bruidskleed en daardoor zeer op
vallend, zodoende zijn kleurverschillen bij
de soorten onderling goed kenbaar, de
wijfjes zijn allen meer of minder genuan
ceerd bruin en veel moeilijker uit elkaar
te houden.
Eveneens vaak verward worden Kuif- en
Toppereend; toch is ook hier het verschil
niet zo moeilijk te ontdekken. De Kuifeend
heeft een achterwaarts gerichte „kuif" op
de kop, daarbij zijn kop, borst en rug zwart
en de flanken wit, de Toppereend heeft
geen kuif en een grijze rug.
De Kuifeend komt voor op alle soorten
binnenwateren tot brak toe (Veerse Meer)
en mijdt zeewater; de Toppereend heeft
een uitgesproken voorkeur voor zeewater
en komt vooral na storm ook binnendijks.
De eerstgenoemde kunt u trouwens het
gehele jaar door in Zeeland zien: ze zijn
dan te vinden in allerlei grote kreken en
inlagen waar ze broeden.
Volledigheidshalve moet ik hier ook nog
even de Brilduiker noemen, omdat deze
duikeend, zeker voor het minder geoefende
oog, toch wel enige gelijkenis met de Kuif
eend vertoont; de kop is ook donker, echter
zonder kuif, maar heeft tussen oog en
snavel een ronde witte vlek, de borst en
flanken zijn wit, de rug zwart, tussen deze
en de zijde heeft hij een aantal schuine
witte streepjes.
Qua vorm is de Brilduiker plomper als
de twee voorgaande soorten waarbij vooral
de korte, dikke kop opvalt. Behalve bij
voorbeeld op het Veerse Meer en de Gre-
velingen is deze eend ook veel voor de
kust aanwezig. Er is nog iets bijzonders
met de Brilduiker: hij broedt namelijk bij
voorkeur in holle bomen en neemt zelfs
nestkasten voor lief in z'n broedgebied,
dat in de bosgebieden van het hoge noor
den gelegen is. Vaak is deze prachtige vogel
nog in april te bewonderen, de mannetjes
vergasten ons dan nogal eens op hun balts,
om het wijfje te bekoren wordt daarbij
hals en kop geheel achterwaarts op de rug
gelegd.
Wat moeilijker uit elkaar te houden zijn
de voor onze kust vaak en veel voorko
mende zeeëenden: in tegenstelling tot alle
voorgaande hier genoemde duikeendensoor
ten komen deze eenden sporadisch binnen
dijks en zeker niet in de grote aantallen
waarin zij vóór de kust vertoeven, bij de
Zwarte Zeeëend kan dat nl. oplopen tot
tienduizend of meer, de Grote Zeeëend
doet het wat kalmer aan: enkele honderden
per groep is het maximum.
Beide woerden zijn geheel zwart, de
Zwarte Zeeëend heeft alléén een gele sna-
velvlek, tussen voorhoofd en snavel bevindt
zich een knobbel, hij is bovendien iets klei
ner en plomper dan de Grote Zeeëend die
een gele snavel zonder knobbel heeft met
onder het oog een klein wit vlekje. Wanneer
hij vliegt wordt op de achterrand van de
vleugel een wit veld (de spiegel) zichtbaar,
die in de zit nauwelijks te zien is.
Tot slot bekijken we nog twee eenden
soorten die zeer regelmatig vóór onze kust
gezien worden en die eveneens zelden „bin-
11