werkte de ontwikkeling van het vervoer
per as in de hand. Toen bovendien de
scheepsmotoren in zwang kwamen, was de
zeilende binnenvaart tot ondergang ge
doemd.
Alles wisselt, ook in de vrachtvaart.
Toch is het merkwaardig dat de zeilen
het zo lang hebben kunnen volhouden.
In het algemeen kan gesteld worden dat
het einde van de oorlog 1940—'45 tevens
het einde betekende van de zeilende bin-
nenvrachtvaart, een enkele uitzondering
daargelaten.
Vooral ook uit landschappelijk oogpunt
betekende die gang van zaken een groot
en blijvend verlies. Immers, sinds onheuge
lijke tijden hadden de houten en ijzeren
schepen met hun bruine en witte zeilen en
hun masten met lange wimpels het beeld
van onze binnenwateren in belangrijke mate
bepaald. In zijn gedicht over de tjalken
zette de dichter Jan Prins destijds zijn
gedachten dan ook als volgt in woorden
om.
De tjalken schieten aan tussen de
strakke dijken
en vullen 't glad kanaal met driftig
schuimgedruis,
totdat ze met een vaart de lange
zeilen strijken
en glijdend binnengaan in 't veilig
vlak der sluis.
Het verdwijnen van de zeilende binnen
vaart is nog niet eens zo lang geleden,
maar de jachtige tijd heeft zijn beeld al
vrijwel uitgewist. Toch zien we er in de
zomer nog wel eens een zeilen. Het is dan
natuurlijk geen vrachtschip meer in de
ware betekenis van het woord. Zijn baas
is een pleziervaarder. maar wel met een
hang naar het oude. Het hierbij afgedrukte
exemplaar is er zo een die in de zomer
vanuit Enkhuizen met vakantiegangers
tochtjes maakt. Het is een mooie steven
aak, voorzien van twee masten, roef en
paviljoen.
Als vrachtvaarder zou hij destijds zijn
domicilie wel eens in Bergen op Zoom
gehad kunnen hebben. De naam Zwarte
Valk is niet origineel. Dat zijn trouwens
ook de steng in de voormast niet, noch
de touwladders. Ook zal vroeger de achter
mast wel vóór de roef gestaan hebben.
Desondanks is het nog steeds een pracht-
schip dat we gaarne eens op de Zeeuwse
wateren zouden willen zien.
Evenals de motorschepen thans, droegen
destijds ook alle zeilschepen een naam.
Uiteraard paste de ene naam beter bij een
bepaald schip dan de andere. Zo heb ik
een motorschip gekend, dat „Zeelands Luis
ter" heette. Veel luister straalde er echter
niet van af. Die naam zou dan ook veel
beter bij een mooi zeilschip hebben gepast.
Geen naam had bovendien beter kunnen
beklemtonen, hoeveel onze waterwegen aan
rust en schoonheid verloren toen met
de zeilen ook de stille luister van het
binnenschip verdween.
Toch hebben sommige zeïlschippers het
nog lang volgehouden. Ondanks de eko-
nomische noodzaak, konden zij van de
zeilen niet scheiden. Ze streden een bij
voorbaat verloren strijd.
Eén van de laatste onder hen was schip
per Kalle. Hij zeilde met zijn ijzeren tjalk
zonder enig mechanisch hulpmiddel nog
tot 1956. In dat jaar stierf hij als het ware
in het harnas en met zijn dood werd de
periode van het zeilende binnenvaartschip
definitief verleden tijd.
Na deze inleiding zal aandacht worden
geschonken aan de Zeeuwse havens, de di
verse scheepstypen, de scheepsnamen, het
tuig, het dagelijks leven aan boord en aan
de faktoren die tenslotte een einde maak
ten aan de binnenvaart onder zeil.
De Broedertrouw van schipper Kalle, afgemeerd langs de turfkade in Middelburg.
De ontwikkeling van de vrachtvaart.
Door de geïsoleerde ligging van het
zuidwestelijk eilandengebied kon de afvoer
van de geteelde landbouwprodukten er des
tijds alleen plaats vinden per schip. Dat
was trouwens ook het geval met de aanvoer
van goederen ten behoeve van de plaatse
lijke bevolking en met de materialen voor
de aanleg en het onderhoud van wegen.
Rijshout, steen en andere materialen voor
de waterkeringen konden eveneens slechts
met behulp van schepen hun bestemming
bereiken.
De afvoer van landbouwprodukten was
vooral gericht op Rotterdam en in mindere
mate op Antwerpen, Amsterdam en enkele
andere grote plaatsen.
De grote landwinst die in de loop van
de vorige eeuw ontstond als gevolg van
de vele bedijkingen die toen plaats vonden,
deed het landbouwareaal sterk toenemen.
Dat had mede tot gevolg dat er in toe
nemende mate behoefte kwam aan nog
meer scheepsruimte. Sommige schippers
werden zelf commissionair en begonnen met
hun schepen handel te drijven, niet alleen
in granen, maar ook in aardappels en
peulvruchten.
Toen na 1870 ook de teelt van suiker
bieten een grote vlucht begon te nemen
was voor de afvoer van die vruchten in
het najaar ook steeds meer scheepsruimte
nodig. Uit alle streken van ons land kwa
men de schippers naar Zeeland en een
groot aantal tjalken en klippers vervoerden
de bieten naar de suikerfabrieken in Sas
van Gent, Stampersgat, Bergen op Zoom,
Zevenbergen. Steenbergen, Puttershoek,
Standaardbuiten en Roosendaal. De bieten
campagne duurde toen vrij lang, soms wel
tot Kerstmis.
Ook de schippers van kleine schepen
konden aan luin trekken komen, want
alleen zij waren in staat de bieten te laden
bij de kleinere aanvoerplaatsen, waar de
grotere schepen niet konden komen.
Na de bietencampagne zochten de meeste
schippers hun thuishavens op om er de
Kerstdagen en de jaarwisseling te vieren.
Viel soms de vorst wat vroeg in, dan bleven
ze er meestal ook nog overwinteren.
J. P. van den Broecke.
(Wordt vervolgd).
P.S. In het volgende nummer zal eerst
het vervolg van ,,De haven van Goes in de
loop der eeuwen" afgedrukt worden.
26