Start met hindemissen
Wat iedere sportvisser weten moet
't Zal zo omstreeks 1951 geweest zijn,
dat wij gedurende een aantal opeenvolgende
weekends samen met een paar bekende
Antwerpse sportvissers aan de schorren bij
Kats (op Noord-Beveland) gingen vissen.
Tamelijk vroeg in het voorjaar; de tijd
dat schar en schol volop op de kust zitten.
En daar bij Kats, vlak vóór het schorgebied,
een groot aantal lekkere kleimoppen, af
gewisseld met schoon wit zand. Ideale plek.
Visbaar over de vloed heen.
Op een mooie zondagmiddag kregen wij
bezoek van een onbekend manspersoon,
die gedurende een hele tijd achter ons
bleef staan en onze verrichtingen gadesloeg.
Nadat een aantal mooie schollen in onze
leefnetten waren opgeborgen, verbrak de
bezoeker de stilte om naar de kunst van
het vangen te vragen. Zelf, zo vertelde hij
met een beetje afschuw in zijn stem, zou
hij nooit of te nimmer aan de hengelsport
beginnen, 't Was een doodse bedoening,
dat wachten totdat er eens een vis(je) beet.
Hij had nu natuurlijk wel nét een goede
vangstdag getroffen, maar er zouden plenty
dagen tussendoor lopen, dat er niets ge
vangen werd. Ook het aan de haak rijgen
van een worm was maar een vies karweitje.
Als hij vis wilde eten, zou hij wel naar
de visboer gaan en kon hij bovendien nog
aanwijzen welke vis hij wilde hebben.
Onder het praten door werd er stevig
gevangen. En voordat wij een uurtje verder
waren, stond onze vriend bijna te dansen,
wanneer één onzer hengeltoppen reactie
vertoonde. En hij leerde vlug. Vóórdat wij
tegen zonsondergang onze spulletjes inpak
ten, kon hij al zeggen of er een krab
aanzat of dat een schol of schar aan het
gepresenteerde aas geen weerstand had
kunnen bieden.
Enkele weken achtereen hadden wij onze
vriend op bezoek. Soms stond hij ons al
op te wachten en toonde ons dan vol
trots zijn zak met geraapte aliekruiken
(krukels), die hij een eindje verderop bij
laag water aan palen en op stenen had
geraapt.
Dat, zo zei hij, was zijn buit, waarvan
hij bij voorbaat zeker was.
En toen kwam de tijd, dat er al reeds
een paling tussendoor liep. Nu waren wij
helemaal getikte lui. Moet je zien, hoe
zo'n pinkdunne paling de hele paternoster
in de war brengt en het dunne nylon,
tesamen met het opdrogende slijm van de
paling, amper nog uit elkaar te halen is.
Maar ook die dag vingen we goed en
omdat onze vriend vlijtig hielp de pater
nosters te ontwarren, terwijl een op reserve
gemaakte paternoster in de geul werd
geworpen, werd hem een aardig zootje vis
aangeboden, wat in dank aangenomen werd.
Weekend op weekend hadden wij onze
vriend tussen ons in. Dan weer bij deze,
dan weer bij een andere hengel staande.
Op onze regelmatige suggesties, zelf ook
een hcngeluitrusting aan te schaffen, steeds
hetzelfde antwoord: „Daar heb ik geen
geduld voor." Maar wél een hele visdag
lang tussen ons doorbrengen.
En toenop een zondag, 't zal eind
mei geweest zijn, misten wij onze vriend.
Juist nu wij zijn gebabbel best konden
gebruiken, omdat, wat wij ook probeerden,
geen visje bijten wilden, 't Was of de Oos-
terschelde leeg was. Zelfs de krabben sche
nen een dag vrijaf genomen te hebben.
Juist toen wij een paar honderd meter
verkast waren om het bij een andere geul
te proberen, zagen wij hem wederom over
de dijk komen.
Maar dat was onze oude bekende niet
meer. Vol verbazing zagen wij zijn meta
morphose aan. Daar kwam parmantig een
gloednieuwe hengelaar op ons af. Maar hoe
dichter hij naderde, hoe meer verlegen hij
werd.
„Je zult me wel knettergek vinden," zei
hij ons, „Altijd heb ik gezegd, er geen
geduld voor te hebben en vaak heb ik
jullie nog uitgelachen ook."
„Maar," kwam er triomfantelijk achter,
„het zakje voor krukels heb ik voor alle
zekerheid toch nog maar bij me."
Het was of de vissen op onze vriend
hadden gewacht. Binnen het half uur lagen
er diverse mooie palingen en een enkele
grote bot in de leefnetten. Doch onze
vriend had zegge en schrijve twee kleine
krabben en een zeesterretje boven water
gehaald. Het beginnersgeluk liet hem deer
lijk in de steek.
Nadat wij de zoveelste paling onthaakt
hadden en bezig waren enkele reserve pa
ternosters te maken, zagen wij onze vriend
De Visserijwet verdeelt de visserij in zee
visserij, kustvisserij en binnenvisserij.
Zeevisserij.
Dit is de visserij in het Brouwershavense
Gat. De kust van Schouwen - Duiveland
en Walcheren buiten de territoriale wateren
en ten oosten van de denkbeeldige lijn van
de vuurtoren Westkapelle naar het punt
van de Belgische grens aan de zee bij het
Zwin.
In deze wateren zijn alle geoorloofde vis
tuigen toegestaan zonder enig document.
Alleen de maat op de vis is hier van kracht.
Daarover later.
Kustvisserij.
Dit is de visserij aan de kust van Wal
cheren en Schouwen-Duiveland binnen de
territoriale wateren en in de Ooster- en
Westerschelde, het Volkerak, Mastgat, Kee-
ten, de Krabbekreek en de Eendracht.
Hierin mag men vrij vissen met twee
gewone hengels, één speciale hengel, een
peur of een spieringpaternoster. Wil men
met meerdere hengels vissen of met andere
dan de hier genoemde, dan moet men in
het bezit zijn van een concent, verkrijgbaar
op elk Nederlands gemeentehuis. Dit con
cent is geldig van 1 januari t/m 31 dec.
Wat is nu een gewone hengel? Dit is
een vistuig, bestaande uit een roede, al
of niet voorzien van een opwindmechanisme
molen en een lijn of snoer, al of niet
voorzien van een of meer dobbers en ten
hoogste drie een-, twee- of drietandige
haken.
een vijftigtal meters verderop, bij een andere
geul zijn geluk beproeven. Tussen de be
drijven door hielden wij hem onopvallend
in het oog. Vertwijfeld zagen wij hem nieuw
aas aan de haak doen, inwerpen, zijn nieuwe
hengel in de standaard zetten en met
een ruk het welbekende blauw-wit ge
streepte zakje tevoorschijn halen.
„Niet voor niets, hèl" riep hij ons toe
en zette zich in beweging naar een oud
palenrijtje, niet ver bij hem vandaan.
Met gemengde gevoelens keken wij elkaar
eens aan en voelden dezelfde teleurstelling
als hem. Wij hadden het voor deze nieuwe
sportvriend zo graag anders gezien.
Nog steeds keken wij zijn wat sjokkende
gestalte achterna, toen wij opeens tegen de
helder blauwe lucht het topeinde van zijn
hengel hevig tekeer zagen gaan.
Brullend riepen wij hem terug, dat hij
zwaar beet had. Even verstrakte zijn hou
ding. Dacht zeker dat wij hem beet wilden
nemen. Toen draaide hij zich langzaam
om, keeken sprintte, als zat de duivel
hem op z'n hielen, naar zijn als een gek
tekeer gaande hengel.
Hoe snel hij ook was, zijn hengel was
nóg sneller. Wat er ook aan de haak mocht
zitten, het rukte en trok als een bezetene.
En, als in een vertraagde film, zakte hengel
met steun langzaam voorover. Eén ondeel
baar ogenblik lag alles stil en stom op
de rand van het schor. Toenmet één
enkele ruk verdween de hengel uit de steun,
juist vóór de grijpende handen van de aan
stormende hengelaar.
Wij hebben hem daar nooit meer terug
gezien.
Jokko de Zeeuw.
Voor de benaming gewone hengel is het
bovendien nodig dat de haken voorzien
zijn van het door de minister voorgeschreven
aas, d.w.z. alle soorten wormen, deeg, brood,
aardappel, insekten en ook kunstaas zoals
vliegen, spinners, lepeltjes, voorzover deze
voorwerpen een lengte hebben van niet
meer dan 2V2 cm. Ook de hengel geaasd
met een stukje vis korter dan 3 cm is een
gewone hengel. Is de hengel voorzien van
meer dan 3 haken of ander aas dan hier
boven genoemd, dan is het een speciale
hengel.
Wil men in de kustwateren vissen met
uitstaande vistuigen, zoals een palingfuik,
dan is er bovendien nog een vergunning
vereist voor het plaatsen van een vaste
inrichting van de directeur der visserijen
te 's Gravenhage.
Wat is nu een spieringpaternoster. Een
voudig een hengel met een snoer met zij
lijntjes van een aantal meer dan drie. Aan
deze zijlijntjes zijn haken bevestigd. Soms
wel 7 of 8.
Binnenvisserij.
Dit zijn wateren die veelal niet aan eb
en vloed onderhevig zijn, zoals Veerse Meer
en het Grevelingenmeer. Vanzelfsprekend
ook alle andere binnendijks gelegen vijvers,
waterleidingen en kreken.
Wanneer het een bevaarbaar of vlotbaar
water is, mag men er geheel vrij vissen
als men de leeftijd van 15 jaar niet heeft
bereikt. Heeft de minister zo'n water echter
aangewezen als cultuurwater, dan moet men
in het bezit zijn van een vergunning van
7