250 tot 1500 meter met een totale water oppervlakte van 2200 ha. Met andere woorden: het Veerse Meer is even groot als de Kagerplassen, de Loos- drechtse plassen en de Reeuwijkse plassen tezamen. Een binnenmeer van deze omvang was een novum in ons gewest en betekende tegelijkertijd een enorme uitdaging. Van een kale afgesloten zee-arm een recreatiegebied van allure te maken, is per slot van rekening geen kleinigheid. Edoch, de krachten werden gebundeld en de recreant anno 1975 kan met eigen ogen zien welke resultaten tot heden zijn bereikt. Gesteld kan worden, dat het westelijk deel van het Veerse Meer zo langzamerhand aan afronding toe is. Voor het oostelijke deel ligt dat anders, aangezien de recreatieve ont wikkeling daarvan tijdelijk bevroren is ge weest door het leggen van veel nadruk op de belangen van de beroepsvaart. In het oostelijke deel zullen nog diverse pro- jekten moeten worden uitgevoerd (opspuiten eilanden, Schelphoekprojekt, Zuidvlietpolder). De bijlage bij dit nummer geeft een cijfer matig overzicht van de voorzieningen, zodat daarop hier niet verder behoeft te worden ingegaan. Teneinde meer informatie te verkrijgen om trent de watersport op het Veerse Meer is onder de bezitters van een vaste ligplaats in de jachthavens rond het meer een enquête gehouden. Het stemt tot voldoening daaruit te kunnen afleiden, dat de wijze, waarop het Veerse Meer tot heden is ingericht, door de watersporters als positief wordt ervaren. De vraag dringt zich in dit verband op, of het Veerse Meer model zou kunnen staan voor de inrichting van het Grevelingenbekken en het toekomstige Zeeuwse Meer. Hoewel het hier gaat om veel grotere ge bieden (wateroppervlakte Grevelingenbekken circa 14.000 ha en Zeeuwse meer circa 38.500 ha) zullen zich naar mijn mening toch ver gelijkbare situaties voordoen, waarbij dan zonder twijfel geprofiteerd kan worden van de ervaringen, opgedaan bij de inrichting van het Veersemeergebied. Met de toenmalige staatssecretaris Vonhoff van CRM ben ik van oordeel, dat het Veerse Meer met name voor het Grevelingenbekken een leerschoolfunktie vervult. Het zal duidelijk zijn, dat er in de komende decennia op het gebied van de recreatie in onze provincie nog gigantische taken wach ten. Voor wat betreft het Grevelingenbekken wil ik er op wijzen, dat in de in 1967 ver schenen inrichtingsschets vooral aan de re creatieve ontwikkeling een belangrijke plaats werd toegekend. Sedertdien zijn de inzichten ten aanzien van recreatie en natuur evenwel gewijzigd; er is sprake van een zekere verschuiving ten gunste van een sterker accent op het behoud van natuurlijke waarden en natuurlijk milieu. Thans wordt nagegaan, in hoeverre de in richtingsschets van 1967 aanpassing behoeft aan de thans geldende inzichten. Mijns inziens is de verwachting gewettigd, dat bij een herwaardering van de funkties van het Gre velingenbekken als recreatie- en natuurgebied het Zeeuwse deel meer mogelijkheden zal bieden voor recreatieve ontwikkeling dan Goeree Overflakkee. Ten aanzien van het toekomstige Zeeuwse Meer wil ik opmerken, dat momenteel wordt nagegaan, of uitvoering van de voorlopige regeringsbeslissing om in de monding van de Oosterschelde een stormstuwcaissondam aan te leggen, in technisch en financieel opzicht en voor wat betreft de benodigde tijd moge lijk is. Daarnaast heeft de minister van verkeer en waterstaat onlangs een commissie ingesteld met als taak te rapporteren omtrent de tech nische, planologische en financiële aspecten van verschillende mogelijkheden van com partimentering van het Oosterscheldebekken. In het licht van deze onzekerheden kan van enige planmatige recreatieve inrichting thans mijns inziens geen sprake zijn. Middelburg, 5 februari 1975. A. L. van Geesbergen, lid van Gedeputeerde Staten van Zeeland.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1975 | | pagina 4