„ZEEUWSE KLEDERDRACHTEN"
2
Arnemuiden, een dromerig wat verstild
vissersplaatsje, waarvan de thuishaven van
destijds praktisch aan zijn oorspronkelijke
doeleinden is onttrokken. Tegenwoordig leg
gen de Arnemuidse vissers hun kotters elders
aan. Meestal in Vlissingen.
Evenals zovele ander plaatsjes in Zeeland
kende Arnemuiden eens een periode van
bloei en welvaart. Olie- en houtzaagmolens,
steenbakkerijen, stijfselfabrieken, jeneversto
kerijen en kalkbranderijen vormden toenter
tijd naast de visvangst een bron van in
komsten voor de bevolking.
Er veranderde veel in de loop van de
Arnemuidse mode: beuk en doek in hetzelfde dessin. Foto: Johan Berrevoets, Zierikzee.
tijd. Zelfs de visafslag werd gesloten. Geen
Arnemuidse vissersvrouw loopt meer met
geblokte tenen manden naar Middelburg
om daar op de markt haar vis aan de
man te brengen. Maar nog steeds varen
Arnemuidse kotters uit op de garnalen-,
tong-, schar- en kabeljauwvangst. Terecht
kan men dus nog spreken van een vissers
plaats, vissersstadje zelfs. Zo klein als het
is, Arnemuiden hééft stadsrechten. Vorig
jaar mei vierden de plm. 3200 inwoners
het 400-jarig bestaan van hun stad.
Veelal in klederdracht en dat zal dan
ook zeker mede aanleiding zijn geweest
voor de grote belangstelling van buitenaf.
Ook op een gewone doordeweekse dag
blijkt Arnemuiden opvallend trouw gebleven
aan de plaatselijke dracht. Vrijdag betekent
poetsdag en in de straatjes keren vrouwen
,,op z'n daags" de stoep, lappen de ramen
en brengen oma's hun kleinkinderen naar
school. De meeste drachtdraagsters zijn
rond of boven de middelbare leeftijd.
Het jongvolk wil er niet meer aan. Voor
vier jaar werd her laatste huwelijk in
klederdracht gesloten. Of er nog meer zo
zullen volgen? Het is de vraag. In ieder
geval behoort de Arnemuidse dracht nog
tot de normale gang van zaken in het
stadje, niemand kijkt er van op.
Wie er een winkel binnenstapt kan
het overkomen dat door een paar in dracht
gestoken inwoonsters net druk wordt be
raadslaagd over de aankoop van een stofje
voor de nieuwe beuk of doek.
Dat gebeurt dan vanzelfsprekend in het
wat zangerig plaatselijk dialekt.
Strikt genomen moet men bij een be
schrijving van de huidige dracht in Arne
muiden en direkte omgeving zich verdiepen
in drie elkaar enigszins overlappende drach
ten. De destijds voorkomende verschillen
lagen vrijwel in de beroepssfeer.
Men kan, tot op zekere hoogte, onder
scheid maken in de vissers-, landbouwers-
en latere burger- of Nieuwlandse dracht.
Tegenwoordig is dat vrijwel onmogelijk.
De vroegere landbouwersdracht was op
minieme details na identiek aan de Wal-
cherse dracht die we in deze serie nog
zullen bespreken.
Hoewel de vissersdracht, evenals de
meeste drachten in Zeeland, in de vorige
eeuw een kleurrijker karakter moet hebben
gehad, dan nu het geval is, is het naar
alle waarschijnlijkheid wel zo dat ze naast
de rijke landbouwersdrachten altijd al een
wat soberder indruk moet hebben gemaakt.
Hieraan zou, evenals bij andere vissers
drachten het geval is, het gevaarlijk en
wisselvallig beroep ten grondslag kunnen
liggen.
De Arnemuidse vissersbevolking ging het
lang niet altijd even voor de wind en
daarnaast eiste de zee regelmatig zijn tol
aan mensenlevens. Zware en langdurige
rouw en armoede voor het betreffende gezin
waren hiervan weer het gevolg.
Het is waarschijnlijk ook daarom dat
naast oorijzer met krullen, hangers en spel
den en de destijds gebruikelijke twee snoeren
kralen nauwelijks antieke sieraden bekend
zijn. Ronde zilveren schoengespen, die later
slechts ter gelegenheid van een bruiloft
tevoorschijn kwamen, waren alleen voor de
meer welgestelden weggelegd. De rijke beu
geltassen, gouden horloges en ringen van
de landbouwersstand zal men bij de vissers
dracht vergeefs zoeken. De meeste vrouwen
droegen zelfs geen trouwring.
Om dezelfde reden is er voor de naarstig
speurende klederdrachtsvorser weinig te
vinden aan vroegere kledingstukken. Vrijwel
alles werd gedragen tot het tot op de
draad versleten was.
7