De haven van Goes in de loop der eeuwen.
(Vervolg.)
Het drama van de schutsluis.
Zoals in het vorige artikel over de
Goese haven reeds werd vermeld, leek een
goede scheepvaartverbinding van Goes met
het buitenwater weer voor lange lijd ge
waarborgd, toen in 1809 de Lodewijkspoldcr
('de latere Wilhelminapolder) werd bedijkt.
De bedijkers van die polder hadden na
melijk tevens de verplichting aangegaan om
door de nieuwe polder een scheepvaart
kanaal te graven.
De bedijkingswerken verliepen voorspoe
dig, evenals de aanleg van het nieuwe
scheepvaartkanaal. Maar daarmee was Goes
toch niet uit de zorgen. Aan het eind van
het kanaal moesten de bedijkers ook nog
een schutsluis bouwen. En daarmee ging
het minder vlot.
Reeds spoedig na zijn ingebruikstelling
vertoonde de nieuwe sluis ernstige gebreken.
In de nacht van 1 op 2 april 1811 ont
stonden verzakkingen bij de aansluiting van
de buitendijken tegen het buitensluishoofd.
Nog in diezelfde maand moest de sluis
noodgedwongen worden afgedamd.
Een door de Franse autoriteiten ingesteld
onderzoek, waarbij de belanghebbenden aan
wezig waren en deskundige hulp werd ver
leend door de Waterstaatsingenieur A.
Schraver, bracht aan het licht, dat de bou
wers van de sluis geen schuld trof. Noch
de achterloopsheid, noch de onderloopsheid
bleken te zijn ontstaan door nalatigheid
of onzorgvuldigheid van de zijde van de
aannemen De ontwerper van de sluiskon-
struktie daarentegen ging niet geheel en
al vrijuit. De sluis bleek namelijk te zijn
gebouwd op een verzande Schengegeul en
op deze omstandigheid waren zowel de
scherm- als de duinwanden onvoldoende
aangepast.
In 1812 werd de haven opnieuw op de
vereiste diepte gebracht en werden aan
de sluis herstellingen verricht. De eigenlijke
fouten waren daarmee echter niet verholpen
en in augustus 1812 deden zich opnieuw
ernstige ontgrondingen voor.
Om de scheepvaart op Goes gaande te
houden, nam men daarna het wanhopige
besluit de sluis open te laten staan, waar
door eb en vloed in het kanaal vrij spel
hadden. De gevolgen van die maatregel
laten zich raden. Tn 1813 besloot men dan
ook om de sluis opnieuw af te dammen.
Goes ondervond daardoor een enorme eko-
nomische schade.
Toen in 1814 ons land van de Franse
overheersing was bevrijd, stelde het nieuwe
bewind een kommissie van onpartijdige
deskundigen in, die tot de konklusie kwam,
dat herstel van de lekke en te ondiepe
sluis, weinig zin meer had. Toen de ont
werper van de sluis, de heer Blanken, zich
daartegen verzette, benoemde de gemeente
Goes een nieuwe advieskommissie, die de
bouw van een geheel nieuwe sluis in over
weging gaf. In 1815 adviseerde de hoofd
ingenieur van de waterstaat P. van Digge
len, om de sluis gedeeltelijk te behouden,
maar er wel een nieuw buitensluishoofd
aan te bouwen. Met dat meer diplomatieke
als technische advies redde hij het gezicht
van zijn toenmalige baas, de heer Blanken.
Alle partijen gingen met zijn advies akkoord.
Een uitgeschreven lening bracht met
moeite 120.000,β op, terwijl verschillende
verkopen en belastingen samen nog eens
een bedrag van 50.000,opleverden. Toen
de aanbesteding plaats vond, kwam als
laagste inschrijving een bedrag van
290.000,uit de bus. Het werk kon
onmogelijk gegund worden, er was gewoon
geen geld genoeg. Op 18 maart 1818 be
steedde men het werk opnieuw aan. Het
werd toen voor een bedrag van 180.000,
gegund aan de firma Van 't Hof en Bran
denburg.
Tenslotte konden sluis en haven op 18
augustus 1819 eindelijk voor de scheepvaart
worden opengesteld.
Een aantal jaren ging alles naar wens,
tot in 1860 de sluis opnieuw gebreken
begon te vertonen. Ofschoon de gemeente
diverse herstellingen liet uitvoeren bleven
de muren werken en kon geen afdoende
verbetering worden verkregen. In 1873 werd
geadviseerd om toch maar tot de bouw
van een geheel nieuwe sluis over te gaan.
De gemeente had geen andere keus meer
en besloot tot de bouw van een nieuwe
sluis over te gaan. Hij werd ontworpen
op 35 m landwaarts van de oude sluis,
waardoor tevens bereikt werd dat de bui
tenhaven groter werd.
Op 7 juni 1890 werd de bouw van een
nieuwe sluis gegund aan A. v. d. Meijden
uit Sliedrecht voor een bedrag van
157.978,β. De sluis, die een lengte heeft
van 53 m en een doorvaartbreedte van
9 m, werd tenslotte na veel tegenslagen
aan de gemeente Goes overgedragen op
21 november 1893.
Deze thans ruim 80 jaar oude sluis
doet nog steeds dicnsl, maar als het aan
de gemeente Goes ligt, zijn zijn dagen
geteld.
Gezicht op buitenhaven en buitensluishoofd
Gezicht op binnensluishoofd en kanaal
Bewoning langs het kanaal.
Nadat de in 1S09 bedijkte polder eerst
de naam Lodewijkspolder had gekregen,
werd die naam naderhand gewijzigd in
Wilhelminapolder.
Situatieschets, overgenomen uit βDe Ingenieur" no. 48 uit 1894.
16