DE DODAARS Een vogel die zich in de winter gemak kelijk laat observeren maar in het voorjaar plotseling verdwenen lijkt te zijn, is de dodaars, onze kleinste watervogel en beho rend tot de futen, een echte duikvogel dus die verreweg het grootste deel van z'n leven op en onder water doorbrengt. Moeder Natuur heeft er voor gezorgd dat dit ook mogelijk is, de poten staan namelijk geheel achteraan het onderlijf en steken, wanneer de vogel duikt, volledig buiten het lichaam, ze fungeren zodoende als het ware als scheepsschroeven; daarbij is het lichaam volledig gestroomlijnd en voorzien van een zeer dicht kleed van kleine veertjes. Met deze veertjes kan hij ook nog een kunstje uithalen: naarmate deze uitgezet worden en er zich dus méér- lucht tussen bevindt, drijft de vogel hoger op het water, bij (vermeend) gevaar kan hij zich bij wijze van spreken in het water laten zakken doordat de lucht uit de veren gedrukt wordt middels ze tegen het lichaam te trekken. Bij de aanhef van dit praatje zei ik al dat de dodaars in het voorjaar plotseling verdwenen LIJKT te zijn, in werkelijkheid is dit slechts ten dele het geval. We kennen dit watervogeltje dat vooral in de winter overal in het Zeeuwse waar te nemen is vanaf watergangen tot in de getijdeloos gemaakte voormalige zee gaten. Op de open zeearmen waar het water door eb- en vloedbewegingen regel matig doch rusteloos heen en weer gaat, zullen we te vergeefs naar hem uitkijken. Ja, waarom verdwijnen deze diertjes schijnbaar plotseling uit hun winterkwar tieren en waar zijn ze dan gebleven? Als het voorjaar zich aandient, gebeurt datgene wat met iedere zogenoemde wintergast plaats vindt, namelijk het bezetten van hun broedgebieden. De vogels die hier tijdens het koude jaargetijde verbleven, zijn naar hun zomerverblijven vertrokken om voor hun nageslacht te zorgen, hun plaatsen hier, worden ingenomen door soortgenoten die in Frankrijk en/of Spanje hebben overwinterd. De verhuizing vindt voornamelijk bij duisternis plaats, zodat we hier meestal niets van te zien krijgen. De indicatoren voor deze nachttrek zijn verschillende, daardoor weten we dat zij bestaat. Door het terugvangen (vinden) van ge ringde vogels is men o.a. aan de weet ge komen dat de meeste in centraal en noor delijk Europa broedende dodaarzen gaan overwinteren aan de zuidelijke en weste lijke randen van dit werelddeel. Ook is gebleken, dat de in Engeland broedende vogels dit eiland slechts sporadisch verlaten. Vooral onder de in de nacht trekkende vogels maken hoogspanningsleidingen vrij veel slachtoffers, hieronder bevinden zich altijd wel enige dodaarzen. In nachten dat trek plaats vindt, is dit vaak te horen aan de geluiden die de vogels onder het vliegen maken. De hier in de zomer verblijvende do daarzen hebben een volkomen afwijkend gedragspatroon dan dat van hun soortge noten in de winter. Dit is ook niet te verwonderen, want nu moet er zo onop vallend mogelijk gewerkt worden, anders lopen nest en eieren en later de jongen gevaar. Uit deze minder opvallende levensperiode van de dodaars wil ik u ditmaal wat meer vertellen. Zoals gezegd wijkt het gedrag in de broedperiode vrij sterk af van dat in de winter, omdat de vogel een veel verborgener bestaan lijdt. Weinig mensen weten dat hier in Zeeland de dodaars in vrijwel alle kreken en inlagen, waar de combinatie riet en epen water voorkomt, broedt. Riet wordt gebruikt om het nest min of meer te ver ankeren en voor dekking van de vogels. Veel van deze plaatsen lenen zich uit stekend om vanuit de auto toch nog wat van de vogels waar te nemen en dat zo onopvallend mogelijk te doen om ver ontrusting te voorkomen. Dat bekijken lukt dan het beste in de vroege morgen uren en tegen de avond omdat de dekking dan het meest verlaten wordt. Alles goed en wei, zult u zeggen, maar hoe weet ik dat er op een bepaalde plek dodaarzen broeden? Dit is gemakkelijker dan u misschien zult vermoeden. Hij of zij, zowel man als vrouw maken nl. geluid, oroduceren een schel kèk-ke—kèk-ke—kèk of een snelle, helder klinkende roller die eveneens nogal schel klinkt en tot ongeveer 150 meter te horen is. Hiermede verraden ze dus hun aanwezigheid. Afhankelijk van de komst van het voor jaar kan de broedtijd in maart of april beginnen. De paren van vorig jaar zijn tot in de winter bijeen gebleven. Tijdens de terugtrek of op de broedplaats vindt nieuwe paarvorming plaats. Soms schijnt een huwelijk, dat altijd monogaam is, meerdere jaren te bestaan. Meestal worden twee broedsels, die 4 tot 6 eieren bevatten, voltooid. Een enkele maal wordt er drie keer gebroed. Evenals bij veel andere vogelsoorten, treedt bij de dodaars plaatstrouw op, die zich niet alleen tot het gebied bepaalt, maar zelfs tot de plaats van het nest. Gerekend naar het formaat van de vogels wordt er een groot nest gebouwd door beide partners, dat uit modder en water planten bestaat en meestal tussen riet of andere planten wordt gelegd om afdrijven tegen te gaan. Het is sterk pyramide- vormig: de gemiddelde diameter is van onderen 45 cm, boven 16 cm. Daarbij is het 30 cm hoog, van deze hoogte steekt echter maar 7 cm boven water uit. Wan neer het nest niet meer als zodanig wordt gebruikt, is het snel onder water verdwenen, omdat tijdens het functioneel zijn regel matig wordt gerestaureerd. Na het leggen van het eerste ei wordt meteen begonnen met broeden, hetzelfde zien we ook bij stootvogels. Hierdoor ko men de jongen ongelijk uit. Zolang het wijfje doorbroedt, blijven de eerst-gebo- renen op het nest, om op de broertjes en zusjes te wachten. Het mannetje zorgt er voor dat het gehele gezin genoeg te eten krijgt. Wanneer het laatste ei is uitgekomen, duurt het nog enige dagen voor de jongen het nest mogen verlaten. Daarna gaan ze met de ouders wat meer van hun omgeving verkennen. Het is een fascinerend gezicht deze kleine, zwart-bruin roodgestreepte donsballetjes als kurken op het water te zien drijven! Een verschijnsel dat bij de meeste futen voorkomt en ook bij onze dodaars vaak te zien is, is het meenemen van de jongen op de rug door de ouders. Daartoe wor den de vleugels zijwaarts wat omhoog getrokken, zodat een soort bootje ontstaat. Men beweert weieens dat de ouden, wan neer de jongen op de rug zitten, zich langzaam laten zinken om de kleinen bij wijze van spreken in een „pierebadje" te leren zwemmen. Dit verhaal berust op fantasie. De jongen zijn namelijk in staat om 6 uur na uit het ei te zijn gekomen, reeds zelfstandig te zwemmen ente duiken! De jongen worden ongeveer 14 dagen gevoerd met insekten. die zowel onder als boven water worden gevangen. Ook slakjes staan op het menu met zo nu en dan een klein visje of steurgarnaal. Na deze eerste periode vangen ze ook zelf voedsel; na 7 weken zijn ze zelfstandig. Opgemerkt dient nog te worden, dat wanneer er een volgend broed komt, het wijfje zich na 10 dagen niet meer met de verzorging van de jongen bezig houdt, maar reeds met het tweede of eventueel derde legsel begint. Na de broedtijd voegen de oude vogels zich meestal met de jongen van het laatste broed bij de vaak groepsgewijs levende jongen van de eerste legsels. die zich ergens ophouden buiten de territoria van de oude vogels. Daaruit zijn ze namelijk verdreven na het zelfstandig worden. Dergelijke groepen kunnen oplopen tot enige honderden dieren die in los verband voedsel zoeken. Maar 's avonds vaak sociaal slapen op een beschutte plek waar bij voorbeeld overhangende bomen het water raken, een hoge wal aanwezig is, of op een andere wijze een windvrije zone is ontstaan. Deze hoge concentraties treffen we echter niet eerder dan in september oktober aan. Ook in de winter zijn in gunstige voedselgebieden. grote aantallen van deze beweeglijke, altijd bezige, vogels aan te treffen. Hiermede zijn we dan weer op ons uit gangspunt: de winter aangeland en is de cirkel rond. Hopende u met deze gegevens geatten deerd te hebben op het meer intieme leven van vogels in het algemeen en van, natuur lijk, de dodaars in het bijzonder. Maar ook hier is niet alles over verteld. Er moet tenslotte voor u nog wat te ontdekken blijven. Let u maar eens op het gedrag van deze vogels bij verontrusting! Tipgever. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1975 | | pagina 23