Toen de binnenvaartschepen nog zeilden
(vervolg)
Havens.
Verspreid over de Zeeuwse en de Zuid-
Hollandse eilanden lagen eertijds een groot
aantal overwegend kleinere havens, waar de
schippers met hun schepen kwamen laden
of lossen. Als ze dicht bij het buitenwater
lagen, beschikte vrijwel ieder dorp over
een eigen haven. Die waren dan ook over
wegend gemeentelijk eigendom.
Van sommige dorpen die verder land
inwaarts lagen, waren de havens door mid
del van een havenkanaal met het buiten
water verbonden. Het waren overwegend
tijhavens, die bij eb droog vielen. Een schut
sluis was voor de meeste dorpen immers
te duur.
Als bepaalde oorspronkelijke kustplaat
sen door bedijking van hun voorland wat
al te ver van het buitenwater kwamen te
liggen, moest vaak worden volstaan met
de aanleg van buitendijks gelegen havens.
Het havenplateau lag dan meestal op de
buitenberm van de zeedijk die vaak om
wat meer ruimte te scheppen plaatselijk
werd verbreed. Een havendam beschermde
de haven tegen al te hinderlijke golfslag.
Met het oog op het veilig in- en uitvaren
van de schepen moest ook de juiste plaats
van de toegang tot die havens met zorg
worden gekozen.
De meest primitieve buitendijkse haven
tjes beschikten zelfs niet eens over een
beschermende havendam. Het behoeft geen
betoog dat de schipper die daar lag te laden
of te lossen nog wel eens zorgelijk naar
zijn wimpel keek, als voortjagende wolken
niet veel goeds voorspelden. Vooral als de
wind op de dijk stond, lag men er bij hoog
water niet zo best.
In tegenstelling tot de dorpshavens, wa
ren de buitendijks gelegen havens veelal
eigendom van de polders die eraan grens
den. Iedere haven was voorzien van een
weegbrug met bijbehorend weeghuisje. Bij
de buitendijkse havens stond de weegbrug
meestal boven op de dijk. De weegkelder
met de daarin aangebrachte weegappara-
tuur zou anders bij hoge vloeden kunnen
vollopen. Op de weegbrug werden de te
verschepen landbouwprodukten eerst ge
wogen.
Een ander nadeel van tijhavens was dat
het water tijdens de vloedperiode slibstoffen
meevoerde die in de havenkom grotendeels
bezonken. De havenkom moest dus op
gezette tijden van de afgezette sliblaag
worden ontdaan, wilde hij niet onbruikbaar
worden. Achter de meeste havens trof men
daarom een bassin aan. de zgn. spuikom.
De spuikom was door een dam van de
haven gescheiden. In die dam was een
duiker of een sluisje aangebracht, voorzien
van een schuif. Als het water bij vloed
de haven binnenstroomde, werd de schuif
opgetrokken en werd ook de spuikom met
water gevuld. Zodra hij vol was, liet men
de schuif zakken. Tijdens laag water trok
men de schuif weer op. Het water stroomde
dan met kracht door de haven, waardoor
de bezonken sliblaag werd weggespoeld.
Waar de spuikom ontbrak moest de slib
laag vroeger met schop en kruiwagen ver
wijderd worden.
Vooral de dorpsjeugd kon zich bij de
haven goed vermaken. Varen met zelfge
maakte zeilbootjes, vissen of krabben van
gen. zwemmen tijdens hoog water (met of
ook wel zonder zwembroek) enzovoorts.
Hun gedrag werd door de dorpsveldwachter
meestal nauwlettend in de gaten gehouden.
Zwemmen binnen de kom van de gemeente
was immers verboden, maar daar liet de
jeugd zich niet bijster veel aan gelegen
liggen. In snelheid moest de veldwachter
het toch tegen hen afleggen. Hun grootste
zorg was echter de kleding. Die moest
bij hun vlucht wel meegenomen kunnen
worden en wee degene die daarvoor geen
kans meer kreeg.
Doordat de tijhavens bij eb droog vielen,
konden de schepen alleen tijdens hoog
water binnenkomen of vertrekken.
Eén van die primitieve buitendijks ge
legen haventjes dat ook thans nog bestaat,
is het hierbij afgedrukte haventje van Bor-
sele. De foto werd destijds tijdens laag
water genomen. Op de voorgrond is het
geultje te zien dat met het buitenwater
in verbinding staat.
De gehele kons.tr uk tie van havenhoofd
en kadewanden is nog vrij primitief. Met
de kale zeedijk als achtergrond en het ont
breken van enige aktiviteit van schepen
die liggen te laden of te lossen, lijkt het
geheel een triest en verstild overblijfsel
uit een vervlogen tijd. Duidelijk laat de
foto tevens het grote hoogteverschil zien
tussen eb en vloed.
De buitendijkse haven op de andere foto
doet heel wat vriendelijker aan. Hij werd
genomen tijdens hoog water. In de haven
ligt het beurtschip op Rotterdam te laden
of te lossen. Eens was het de haven van
het Zeeuwsvlaamse dorp Hoofdplaat. In
tegenstelling tot de haven van Borsele,
is de haven van Hoofdplaat inmiddels
opgeheven en dus verleden tijd geworden.
Een duidelijk beeld hoe gezellig het
vroeger in en langs een dorpshaven kon
zijn, zien we op de derde foto. Daarop
staat de dorpshaven van Brouwershaven af
gebeeld tijdens hoog water. Misschien is
het woord dorpshaven hier niet helemaal
op zijn plaats en had er smalstadhaven
moeten staan. De Brouwenaars moeten er
maar geen aanstoot aan nemen.
Op de foto zien we enkele plaatselijke
magistraten met hun dames poseren tegen
een achtergrond van tjalken en hoogaarzen.
Men leefde toen nog in de tijd dat de
dames zich met een parasol tegen de zonne
stralen beschermden.
Ofschoon de oude haven nog steeds be
staat, vervult hij thans echter geen funktie
meer als handelshaven.
De haven van Borssele.
15