„ZEEUWSE KLEDERDRACHTEN"
4
„Zuid-Beveland"
In het dorpje Nisse trokken we voor de
Zuid-Bevelandse klederdracht bij drie buur
vrouwen aan de bel. „Als de buurvrouwtjes
ook meedoen, anders niet hoor!" luidde
het antwoord eensgezind.
De Zeeuwse drachtdraagsters zijn door
gaans niet zo gesteld op „praatjes met
'plaatjes." Naast leuk is het waarschijnlijk
ook lastig door iedereen fotogeniek te wor
den gevonden en als dan ook nog ,,'t hemde
van je lief" wordt gevraagd
Welke mevrouw in broekpak wil daar
direkt voor tekenen? In dit geval bleek:
„Eendracht maakt sterk". Alle buurvrouwen
deden mee.
Het trio blanke kappen werd zelfs ver
gezeld door het zwarte pluushoedje van een
inderhaast opgetrommelde heer C. de Blay
in grootvaders kostuum. Voor de prachtige,
grotendeels uit de 15e eeuw stammende.
Hervormde Kerk van Nisse kwam onze voor
plaat tot stand.
Ook op Zuid-Beveland moeten we weer
onderscheid maken tussen twee in grote
trekken sterk verwante drachten. De Pro
testantse dracht, waarvan hierbij foto's en
de Katholieke dracht die voornamelijk voor
komt in de Zak van Zuid-Beveland.
Zo zien we in de dorpen Kwadendamme,
Ovezande, 's Heerenhoek en omgeving, dat
de trekmuts qua vorm veel overeenkomt
met de Protestantse muts, maar door op
maak een heel andere aanblik biedt. Ook
het hier nog gedragen blauwe tussenmutsje
vormt vooral bij de daagse dracht een dui
delijk herkenningsteken. De gouden stukken
staan hoger waardoor ook de haardracht,
een lok op het voorhoofd, hier de „tuul"
genoemd, van de elders gebruikelijke haarrol
verschilt.
Opvallend is ook het dragen van een
kraalkant op de beuk. Het bestaat uit een
strook gebloemde tule, door de draagster
voorzien van kraaltjes-borduurwerk.
De zich waarschijnlijk pas in de tweede
helft van de vorige eeuw doorzettende ont
wikkeling van een typisch Katholieke dracht,
uit zich ook enigszins in de mannendracht.
De pluus'oed wordt hier met de voorrand
naar beneden geslagen gedragen, terwijl de
jas aan de achtersplit, in tegenstelling tot
de „Protestantse" geometrische motieven,
een bloemvormig stiksel vertoont.
Voor buitenstaanders misschien een al
heel miniem onderscheid, de geboren Zuid-
Bevelander ziet het in één oogopslag.
In de 18e eeuw moet zowel de mannen-
als vrouwendracht een kleurrijke aanblik
bloemde damasten rokken, rijke stiklieven
en bonte mantels wedijverden met het des
tijds eveneens kleuriger manskostuum.
De Zeeuwse klederdrachten zijn in vrijwel
elk opzicht soberder en stemmiger gewor
den. Alleen de Zuid-Bevelandse muts ont-
hebben geboden. Gestreepte greinen- en ge
plooide zich vooral in de breedte tot steeds
royaler omvang.
Het ondermutsje, de tupmusse, waaronder
het haar oorspronkelijk schuil ging, werd
driehoekig ingesneden zodat er plaats kwam
voor de „bles", de haarrol boven het voor
hoofd. Deze tupmusse met oorijzer, stukken
en sierspelden wordt gedragen bij de daagse
dracht. Gezien de omvang en kostbaarheid
van de prachtige bovenmuts is dat wel be
grijpelijk. Bovendien vergt het zetten van
deze muts naast een behoorlijke handigheid
ook de nodige tijd.
Naast de beste trekmuts van echte kant
worden ook bovenmutsen van eenvoudiger
materiaal als doorgestapte tule gedragen.
Aan het batisten achtermutsje van de
bovenmuts is de „reepe" genaaid. Bij de
beste musse is dit een brede reep Brussels
Foto: Johan Berrevoets, Zierikzee.
5